Het lijden van Christus
De vorige keer stonden we stil bij de nederige geboorte van Christus, nu vestigen we onze aandacht op de tweede trap van Zijn vernedering, Zijn lijden.
Psalm 22 voorzegde reeds dat dit lijden zeer bitter zou zijn. Het was een eenmanspad dat de Borg moest lopen. In het twaalfde vers klaagt Hij bij monde van David: ‘Zo wees niet verre van mij, want benauwdheid is nabij; want er is geen helper’. Zondag 15 van de Heidelbergse Catechismus spreekt over het woordeken ‘geleden’. Het kleine woordje ‘geleden’ heeft echter een inhoud die zeer groot is.
Lezer, overdenkt u het lijden van Christus, doe dan niet als Jeruzalems dochters weleer. Zij zagen in de lijdende Borg een martelaar, hadden medelijden met Hem. Dat u Jezus’ woord toch zeer ter harte zou nemen: ‘Weent niet over Mij, maar weent over uzelven en over uw kinderen’. Daar is immers alle aanleiding voor! Het was geen leed dat mensen Hem aandeden, maar God Zelf verwondde en verbrijzelde Hem. De lijdende Christus heeft als Man van smarten de toorn van God gedragen én weggedragen. Hij deed dat plaatsvervangend.
Heilig ongenoegen
De toorn van God, laten we daar eens een ogenblik bij stilstaan. Het is het brandende gevolg van het heilige ongenoegen van een rechtvaardig God over de zonde. Heeft u de ernst van uw zonde weleens gezien, erkend
en beleden voor Gods heilig aangezicht? U hoeft niet meer te komen onder Gods toorn, die rust reeds op u, tenzij de vrucht van het Borgtochtelijk lijden u toegerekend werd. De toorn van God komt tot uitdrukking in verdiende tijdelijke en eeuwige straffen. De diepe val in Adam noodzaakte God het aardrijk te vervloeken.
Het leven is een jammerdal geworden en de dood wacht daarna. Dan is het eeuwig lijden, eeuwig sterven!
‘Wat verstaat gij door het woordeken: geleden?’ Als zo een geloofsoog geslagen mag worden op de Man van smarten, wat wordt Hij dan dierbaar. Leerde God u eens dat Hij noodzakelijk is? Als het laatste deel van het lijden een aanvang neemt, lezen wij in Mattheüs 16: ‘Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te vertonen dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage opgewekt worden’.
Hij Die door Zijn nederige geboorte lichaam en ziel aannam, heeft dit gedaan opdat Hij zou gaan lijden. Dat overkwam Hem niet, dat werd Hem door de Vader opgelegd. Want het leven moest worden verworven voor hen die anders de eeuwige dood zouden gaan lijden. Daarom heeft Hij als Borg gedurende Zijn gehele leven geleden en in het bijzonder aan het einde. Als Kind van acht dagen heeft Hij Zijn bloed laten vloeien, daarna moest Hij vluchten voor Herodes. Hij heeft een zwervend leven geleid in armoede, honger en dorst. ‘De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels nesten; maar de Zoon des mensen heeft niet waar Hij het hoofd nederlegge’. Verachting, tegenwerking en bespotting was Zijn deel. Zo werd Hij één met het lijden van de Zijnen. Hij lééd voor hen. Hij droeg de toorn voor hen.
Dit lijden naar lichaam en ziel kwam tot een climax aan het einde van Zijn leven. Als een worm en geen man kruipt Hij in de hof van Gethsémané. Daarna staat Hij voor de kerkelijke overheid. Hij wordt vals beschuldigd, laat Zich slaan en bespuwen. De wereldlijke overheid trekt Hem de klederen uit, geselt Hem, bespot Hem en veroordeelt Hem ter dood. Lijden! Als de beker van Gods toorn wordt aangereikt, aanvaardt Hij die en drinkt hem tot de laatste teug. Opdat Gods kind, dat door het zaligmakend geloof aan Hem verbonden is, voor eeuwig is ontslagen van die toorn. Wat worden de zonden intens smartelijk als u overdenkt hoe uw Borg verbaasd en zeer beangst bloed zweette in de hof. Hoor Zijn smartelijk gebed. Hoe Hij hangend aan het kruis uitroept: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’ In dit alles klinkt: ‘Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven’, omdat anders de toorn van God eeuwig op u had moeten rusten.
Zie in dit zeer bitter lijden wat uw lot is, zondaar, als u deze lijdende Borg veracht en aan Hem voorbijgaat. Doe zo dwaas toch niet. U lijdt nu reeds onder de gevolgen van uw zonden, maar straks eeuwig. U bent echter nog in de genadetijd. Ga toch tot Hem uit.
wordt vervolgd
1. Zijn nederige geboorte
2. Zijn lijden
3. Zijn dood
4. Zijn begrafenis
5. Zijn nederdaling ter hel
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 maart 2025
De Saambinder | 24 Pagina's