Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zalige kleinen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zalige kleinen

6 minuten leestijd

Wat heeft de HEERE ook deze profetie heerlijk vervuld. Nadat de Herder door het zwaard van Gods geschonden en wrekende gerechtigheid aan het vloekhout des kruises geslagen is geworden en aan het recht van God volkomen genoeg had gedaan, wendde Hij Zich tot de kleinen.

God is verheerlijkt, Zijn deugden zijn opgeluisterd en de straf is doordragen. Nu legt God het zwaard neer om barmhartigheid te bewijzen aan doemwaardige zondaren, zonder krenking van Zijn deugden. Is dat niet een onbevattelijk wonder? ‘Gij vindt in gunst en niet in wraak Uw lust; de hitte van Uw gramschap is geblust. O heilrijk God, weer verder ons verdriet; keer af Uw wraak en doe Uw toorn teniet’.

Christus paste deze woorden op Zichzelf toe toen Hij in Matthéüs 26 tegen Zijn discipelen zei: ‘Maar nadat Ik zal opgestaan zijn, zal Ik u voorgaan naar Galiléa’. Later kregen ze er een belofte bij: ‘Aldaar zult gij Hem zien’. Meerdere malen is Jezus na Zijn opstanding aan de Zijnen verschenen en werd vervuld: Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden, tot die verstrooide schapen. Daar wijzen de kanttekenaren dan ook op. Verder zeggen ze: ‘Door de kleinen kan men hier ook verstaan de uitverkorenen Gods, die klein zijn voor de ogen der wereld’.

Van nature is een Adamskind niet klein, maar trots, want we zijn in hoogmoed gevallen, omdat we als God wilden zijn. De discipelen twistten wie van hen de meeste was… Ze werden echter klein gemaakt. Naar Gods welbehagen door Gods hand opgeraapt in het uur van de wedergeboorte. Toen drukte God Zijn eigenschappen af in hun hart en hoe meer Hij Zijn grote deugden in hun hart afdrukt, hoe kleiner zij worden. De HEERE maakt klein door Zijn Woord en Geest; door lokkende en trekkende liefde; door overtuiging en ontdekking; door verdrukking en kastijding. Het is nodig en nuttig dat God ons brengt in ware zielsverootmoediging. Dat is een groot voorrecht. De dichter zei: ‘Geen meerder goed, Heer’, Gij mij geven meugt dan dat Gij mij vernedert en maakt kleine’. En Paulus schrijft: ‘Zijt niet hooggevoelende, maar vrees’. Op een andere plaats: ‘Zo iemand meent iets te zijn, daar hij niets is, die bedriegt zichzelf in zijn gemoed’. Bij Jakobus lezen we: ‘De Schrift zegt: God wederstaat de hovaardigen, maar den nederigen geeft Hij genade’.

Klein kuddeke

De discipelen kenden Jezus door openbaring. Ze waren klein in meerdere opzichten. Klein in getal: ‘Vrees niet, gij klein kuddeken; want het is uws Vaders welbehagen ulieden het Koninkrijk te geven’. Klein in aanzien: niet vele wijzen, niet vele machtigen, niet vele edelen, maar dwaas en zwak en onedel en veracht, ja niets… Klein in kracht: ‘Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde dat wij stof zijn’. Klein in geloof. Dat deed ze aan de Heere vragen: ‘Vermeerder ons het geloof’. Ze waren klein in de weg van de heiligmaking: ze waren tot hinken en tot zinken ieder ogenblik gereed. Petrus was op een goede plaats toen Hij zei: ‘Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens’. Meestal was het anders. Later verloochent hij zijn Meester. Het gaat niet over klein doen, of klein spreken, maar over het klein zíjn. Klein zijn in onszelf, walgen van onszelf en een mishagen hebben aan onszelf. Hoe meer genade en ontdekking een mens krijgt, hoe kleiner en armer en afhankelijker hij wordt. Hij heeft zich waardig gemaakt dat God Zijn hand voor eeuwig van hem zou áfwenden, ja, hem zou wegdoen. In ootmoed en afhankelijkheid neemt hij echter - evenals de Kananese vrouw - de toevlucht tot Jezus, zeggende: ‘Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner’.

‘Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden’. De kanttekenaar zegt: ‘Te weten om hen te verzamelen en in het geloof te sterken’. Een rijke belofte! God, Die in Christus verzoend is, wendt Zijn genadige hand in soeverein ontfermen tot arme en ellendige zondaren, die zich vloekwaardig en doodschuldig kennen en zichzelf niet helpen kunnen. Hij, Die altijd de Eerste is, verlaat niet wat Zijn hand begon. Het is vrucht van de arbeid van de Middelaar, Die Zich tot in de dood heeft willen vernederen. Vrucht van Hem, van Wie de dichter zegt: Ik heb geen rust, ook vind Ik geen ontfermen. Van Hem, Die klagen moest: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?’

Persoonlijke zaak

Buigende zondaren, die tot hun smart inleven: ‘Ik heb door mijn schuld Zijn kroon gevlochten en Zijn beker gevuld’, maar ook verwaardigd worden door het geloof te zien op Hem, Die Zich overgaf tot in de dood, mogen verstaan dat het zwaard van Gods recht van de Kerk is áfgewend en dat Hij Zijn hand zal wenden tot armen en kleinen.

Want na Zijn opstanding zocht Hij ze op, verzamelde Hij hen en wendde Hij Zijn hand tot hen en zei: ‘Vrede zij ulieden!’ Als de Vredevorst schonk Hij de vrede ook. Daar was het die kleinen om te doen en dat is een persoonlijke zaak: vrede met God. Dan wordt het geloof geoefend en versterkt en richt het zich op het dierbare Voorwerp des geloofs, Jezus Christus, ‘Die gestorven is, ja, wat meer is, Die ook opgewekt is, Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt’.

Hij wendt Zijn hand tot de kleinen, die verkeren in diepten van zonde, ellende en verlorenheid. In diepten van gemis, van blindheid en dwaasheid. In diepten van moedeloosheid en eenzaamheid. In diepten vanwege ziekte en zorg, rouw en verdriet. Dan wendt Hij Zijn hand tot zulke kleinen om hen te onderwijzen in de weg der zaligheid en hen te bemoedigen en te troosten in de weg van Zijn voorzienigheid.

Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. Het is een doorboorde hand, een verlossende hand, een heiligende hand, een medelijdende hand, een beschermende hand. Hij zegt: ‘Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’. Zalige kleinen, die alles hebben verloren en nochtans in God alles hebben gevonden, alleen om Christus’ wil.


Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. Zacharía 13:7c

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 2025

De Saambinder | 20 Pagina's

Zalige kleinen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 2025

De Saambinder | 20 Pagina's