Gebed des zondags voor de eerste predicatie
De organist stopt met spelen. De kerkenraad komt de kerk binnen en neemt zijn plaats in. De mannen rijzen op van hun zitplaats, vouwen hun handen en sluiten hun ogen. Vrouwen (en kinderen) vouwen zittend hun handen, sluiten hun ogen.
’t Is muisstil in de kerk. De gemeente bidt haar persoonlijk gebed. Welke gebeden hoort de Heere bij het begin van de kerkdienst? Wat is óns gebed voor de preek begint? Misschien wel heel anders dan het eerste gebed in de liturgische gebeden. Dat gebedje heeft vier beden. Laten we eens kijken.
1. Verootmoediging
De eerste letter van het gebed zegt al genoeg. ‘O’. Zo begint de bidder. Waarom? Hij heeft een indruk van de grote afstand tussen God en zijn ziel. Hij verootmoedigt zich voor de eeuwige Majesteit Gods. Waarom zegt de bidder niet: ‘Lieve, trouwe Vader, ik kom tot U?’ Omdat hij als een doodschuldige, veroordeelde zondaar nadert tot de heilige, rechtvaardige God.
2. Schuldbelijdenis
Alsof de belijdenis van ‘des doods schuldig te zijn’ nog niet genoeg is, begint de bidder zichzelf te veroordelen. Hij gaat eerst naar het paradijs. In Adams val is hij zwart van de erfzonde. Hoor hem bidden, ‘onrein door de erfzonde, een kind des toorns, in ongerechtigheid geboren’. Daar kijkt de bidder nog dieper in zijn hart en ziet daar de boze lusten. Zijn neiging God en de naaste te haten. Hij ziet zijn zonden van bedrijf en nalatigheid. En nog is de bidder niet klaar.
3. Onwaardigheid
‘Zeg bidder, zo is het wel genoeg, hoor! Roep nu maar om ontferming!’ Maar, dat doet de bidder nog niet.
Waarom niet? Omdat we hier een kind van God in het hart kijken. De bidder ziet zich als een dwalend schaap. En dat heeft wat te zeggen. Een onbekeerd mens is geen schaapje van de goede Herder. Vervolgens gaat de bidder zich vergelijken met de verloren zoon uit de gelijkenis en de tollenaar achter in de tempel. Ja, de bidder schat zich geheel onwaardig. En hier openbaart zich het verschil tussen ‘schijn’ en ‘zijn’. Ik kan met de mond belijden gezondigd te hebben, ja, des doods schuldig te zijn, maar een mens handhaaft van nature zijn ‘eigen ik’. Een mens wil geen verloren zoon of een tollenaar zijn.
4. Gebed om genade
Pas nu komt het echte gebed. Maar voordat de bidder dit uitspreekt wijst hij God op Zijn eigen Woord: ‘Heere, U hebt toch geen behagen in de dood van de goddeloze? U bent toch barmhartig? En er is toch een Middelaar, de Heere Jezus Christus, het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt?’ O, en vanuit dit onbegrijpelijke wonder hoor ik de noodkreet van de bidder: ‘Wees mij genadig!’
Als het orgel stopt, en als het heel stil wordt in de kerk, hoeveel van dit soort gebeden worden er dan opgezonden? Ja, hebben wij ooit weleens zó tot God gebeden? Dezulken die aldus geleerd zijn te bidden, zullen in de preek niet beschaamd worden, maar mogen ervaren dat God een genadig God is, om Christus’ wil!
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 mei 2025
De Saambinder | 20 Pagina's