Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Herman Friedrich Kohlbrugge

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Herman Friedrich Kohlbrugge

4 minuten leestijd

Honderdvijftig jaar geleden heeft Kohlbrugge het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Een goede reden om na te denken over zijn betekenis voor kerk en theologie en hoe zijn prediking onder ons ontvangen is.

Frits Kohlbrugge werd op 15 augustus 1803 in Amsterdam geboren. Zijn vader was van Duitse afkomst, maar had zich in Nederland gevestigd en er ook zijn vrouw gevonden. Het gezin behoorde tot de Hersteld Lutherse Gemeente in Amsterdam. De sfeer thuis was ernstig. Met name zijn oma was een voorbeeld van godsvrucht en van blijvende betekenis voor de jonge Frits. Hij ging theologie studeren. Omdat hij tijdens zijn studie nogal uitgesproken kritiek had op modernisering van kerk en theologie, verbood men hem te proponeren. Dat was een grote tegenslag. Hij verhuisde naar Utrecht en promoveerde er op een studie over Psalm 45. Hij verklaarde deze psalm als een belofte van de komende Messias, wat de moderne professoren niet beviel. Toch behaalde hij in 1829 de doctorstitel, nog wel cum laude.

In 1830 vroeg hij om het lidmaatschap van de Nederlands Hervormde Gemeente te Utrecht. Men vreesde echter een conflict met een persoon met zulke uitgesproken meningen en wees het verzoek af. Ongetwijfeld een bittere zaak voor de jonge doctor. Vrienden had Kohlbrugge vooral in de kringen van het Reveil, maar omdat zij hem te weinig steunden inzake het kerklidmaatschap, verkoelde de relatie. De verwijdering verdiepte zich door de bekende kommapreek van Kohlbrugge over Romeinen 7:14. De meest aangename jaren braken voor Kohlbrugge aan in de onafhankelijke Niederländisch-Reformierte Gemeinde van Elberfeld. Hij kon er in alle rust studeren. In Nederland kreeg hij ook enig eerherstel. De laatste jaren van zijn leven waren niet gemakkelijk. Hij leed aan een oogziekte. Op 5 maart 1875 ontving hij het loon van een getrouwe dienstknecht.

Zijn betekenis

Kohlbrugge is vooral bekend vanwege de vele preken die hij heeft nagelaten. Hij was voluit dienaar des Woords. Hij verdiepte zich grondig in de Schrift, met name ook in het Oude Testament. Net als Luther zocht hij daarin vooral naar de Persoon van Christus (Joh. 5:39). Hij kon daarbij behoorlijk ver gaan in de allegorische uitleg. Zo zouden de cherubijnen op de ark Christus’ menselijke en Goddelijke natuur verbeelden. Calvijn was geen voorstander van deze manier van uitleg. Het kan zo gemakkelijk leiden tot zelfbedachte uitspraken. Ondanks deze kritische kanttekening, is het te waarderen dat hij de Schriften naspeurde om Christus te verkondigen en Zijn gerechtigheid. Evenals bij Luther en Calvijn staat bij Kohlbrugge de rechtvaardiging van de goddeloze centraal. Hij was voor niets zo bang als voor de vrome, zelfgenoegzame mens, wat in zijn dagen de boventoon voerde in de prediking. ‘Geen wet, geen werk, geen zelfreiniging kan u redden’. ‘Uw zonden moeten op het Lam, zo zijt gij sneeuwwit in de heerlijkheid en onvergankelijkheid van Zijn Priesterschap’ (”Leerredenen”, pag. 474). Wat mij betreft is dit het meest waardevolle wat wij van Kohlbrugge mogen leren.

De kommapreek

In dit licht moeten wij zijn kommapreek verstaan, waarop zoveel kritiek is gekomen. Het is een preek over Romeinen 7:14. Kohlbrugge noemde deze preek ‘zijn tweede bekering’. In deze preek doet hij gedurfde uitspraken over de wet, namelijk dat de wet voor Gods kinderen een lijk is. Laten we dit vooral verstaan in het licht van heel Romeinen 7. Paulus vergelijkt daar de wet met de eerste man. De wet eist en straft. Maar nu is de wet vervuld door de tweede Man, Christus. Voor Gods kinderen is de wet dus gestorven, een lijk. En dan volgt de bekende uitspraak: ‘Werp uw heiligheidskrukken weg, verre van u weg, ge komt er de berg Sion niet mee op’.

Ds. G.H. Kersten

Ds. G.H. Kersten legde terecht een kritische vinger bij dit soort heftige uitspraken (”Dogmatiek” II, pag. 213-214). Mag je zo wel spreken over de heiligmaking? De wet is toch een regel der dankbaarheid? Volgens Kersten gingen vooral de leerlingen, de zogenaamde Neo-Kohlbruggianen, te ver in de miskenning van de dadelijke heiligmaking. De ware ontdekking leert anders, schrijft Kersten. Daarin is wel steeds meer een kennen dat in ons, dat is in ons vlees, geen goed woont. Maar ook een gebracht worden in Christus, om in Hem geheiligd te worden, zeggende: ‘Ik ben zwart doch liefelijk’ (Hoogl. 1:5).

Kersten sluit zijn korte commentaar af met een verwijzing naar Paulus. Ook hij had geleerd dat in hem, dat is in zijn vlees geen goed woont. Enerzijds klaagde Paulus: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen van het lichaam des doods’. Maar anderzijds was het: ‘Ik dank God door Jezus Christus onze Heere’.

Samenvattend mogen wij in Kohlbrugge waarderen dat hij inging tegen de zelfgenoegzame tijdgeest en de ‘rechtvaardiging van de goddeloze’ weer in Bijbels licht stelde. In dat licht verstaan wij ook de heftige uitspraken over de heiligmaking. ‘Want zonder Mij kunt gij niets doen’ (Joh. 15:5).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025

De Saambinder | 24 Pagina's

Herman Friedrich Kohlbrugge

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 mei 2025

De Saambinder | 24 Pagina's