30. Eliëzers voorspoedige reis
Abraham, de vader aller gelovigen
Niet lang na Sara’s overlijden riep Abraham op 144-jarige leeftijd zijn godvrezende knecht Eliëzer, afkomstig uit Damascus, tot zich. Hij had een bijzondere en belangrijke opdracht voor hem. Hij kreeg bevel om naar de stad Haran in Mesopotamië te gaan om daar een vrouw voor Izak te halen. Waren er dan geen meisjes onder de Kanaänieten te vinden? Vanzelfsprekend waren er die, maar Abraham wilde niet dat zijn zoon Izak met een heidens meisje uit zijn omgeving zou trouwen.
Daarom sprak hij tot Eliëzer: ’Eliëzer, vertrek naar Haran in Mesopotamië. Daar woont mijn broer Nahor en haal vandaar een vrouw voor mijn zoon Izak, want hij mag in geen geval trouwen met een meisje van de Kanaänieten. Weliswaar bezitten Nahor en zijn familie door hun omgang met de andere afgodische mensen ook niet meer de zuivere kennis van de ware God, maar zij zijn niet zo gruwelijk goddeloos geworden als de heidense volken rondom ons. Zweer mij bij de Heere dat u uit Mesopotamië een vrouw voor hem gaat zoeken.’ Maar Eliëzer voorzag een moeilijkheid en sprak: ’Mijn heer Abraham, het zou kunnen dat de beoogde vrouw niet mee wil naar Kanaän. Moet ik in dat geval dan uw zoon naar Mesopotamië brengen?’ Op die vraag antwoordde Abraham heel beslist: ’Geen sprake van. Wacht u, dat gij mijn zoon niet weder daarheen brengt (Gen. 24:6). De Heere Die tot op deze dag voor mij gezorgd heeft, zal u geleiden naar Haran en daar zult u een vrouw voor mijn zoon vinden. Indien zij weigert met u terug te keren, kom dan alleen terug. U bent in dat geval vrij van de afgelegde eed. Alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder (vers 8)’.
Nadat Eliëzer de eed had afgelegd zich aan de opdracht te zullen houden, vertrok hij met veel kostbare geschenken op tien kamelen naar de stad Haran in Mesopotamië. Vanzelfsprekend gingen er ook wat knechten mee. Na een flinke reis kwam hij in Haran aan en rustte tegen de avond uit bij een waterput, waar de meisjes gewoonlijk samenkwamen om water voor hun dieren te putten. Terwijl hij daar helemaal in dat vreemde land verkeerde, bad de godvrezende man tot de Heere en sprak: ’HEERE, God van mijn heer Abraham, doe haar mij toch heden ontmoeten, en doe weldadigheid bij Abraham, mijn heer. Als er een meisje naar de put komt en ik vraag haar om wat water uit haar kruik te mogen drinken en als zij mij dan antwoordt dat ze ook mijn kamelen drinken zal geven, laat dat dan het teken zijn dat U dát meisje voor Izak hebt uitgezocht.’
Nauwelijks had de knecht zijn gebed gedaan of daar kwam een meisje naar de waterput. Achteraf bleek dat het Rebekka was, een kleindochter van Abrahams broer Nahor. Eliëzer liep op haar toe en vroeg om wat water uit haar kruik te mogen drinken. Meteen liet ze hem uit haar kruik drinken en sprak daarna heel spontaan: ’Ik zal ook uw kamelen drinken geven’. Toen wist Eliëzer dat dit de toekomstige vrouw van Izak zou worden. Hoe wonderlijk snel had de Heere zijn gebed willen verhoren. We lezen in vers 21: En de man ontzette zich over haar, stilzwijgende, om te merken of de HEERE zijn weg voorspoedig gemaakt had of niet. Wat is het waar wat de Heere in Zijn Woord zegt: Eer zij roepen, zo zal Ik antwoorden; terwijl zij nog spreken, zo zal Ik horen (Jes. 65:24).
Toen Eliëzer en de kamelen gedronken hadden, informeerde hij wie zij was en waar ze vandaan kwam. Nadat zij verteld had de dochter van Bethuël en de kleindochter van Nahor, Abrahams broer te zijn, bood Eliëzer haar enige meegenomen geschenken aan: een gouden voorhoofdsiersel en twee armbanden. Daarna nodigde Rebekkka hem uit mee te gaan naar haar huis waar volop stro en voeder voor de dieren aanwezig was. Nadat Eliëzer het alles had aangehoord, knielde hij neer om de HEERE te aanbidden en te erkennen voor Zijn trouwe hulp. Vol verwondering riep hij uit: Geloofd zij de HEERE, de God van mijn heer Abraham, Die Zijn weldadigheid en waarheid niet nagelaten heeft van mijn heer; aangaande mij, de HEERE heeft mij op dezen weg geleid, ten huize van mijns heren broederen (vers 27).
Inmiddels was Rebekka naar huis gelopen om alles te vertellen wat ze gehoord had en opgetogen liet ze de gekregen sieraden zien. Haar broer Laban, begerig gemaakt door die kostbare geschenken, liep meteen naar de waterput en nodigde Eliëzer vriendelijk uit om bij hen thuis te komen. Hij sprak: Kom in, gij gezegende des HEEREN, waarom zoudt gij buitenstaan? Want ik heb het huis bereid en de plaats voor de kemels (vers 31). Eliëzer gaf hieraan gehoor en ging met Laban mee. Daar trof hij behalve Rebekka ook haar vader Bethuël en haar moeder aan. Vooral Laban trad op de voorgrond. Van vader Bethuël vernemen we niet veel. Kanttekening 61 merkt hierover op: ’De zoon wordt hier vóór de vader gesteld, omdat hij, zo men houdt, van de vader opdracht had het woord te voeren, en omdat de huisregering meest bij hem stond, zijnde zijn vader niet alleen bedaagd, maar ook misschien ziekelijk.’ Laban nodigde Eliëzer dringend uit om een dankbaar gebruik te maken van alles wat men voor hem had klaargezet.
(Volgende keer D.V. 31. Izaks huwelijk en Abrahams dood - slot)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's