Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

7. De inwijding van de nieuwe tempel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

7. De inwijding van de nieuwe tempel

Het boek Ezra

4 minuten leestijd

Zoals we vernamen werd door de bezielende woorden van de profeten Haggaï en Zacharia (520 v. Chr.) de bouw van de tempel voortgezet. We lezen in Ezra 5:2: Toen maakten zich op Zerubbábel, de zoon van Sealthiël, en Jésua, de zoon van Józadak, en begonnen te bouwen het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden. Er werd heel hard gewerkt, maar ook kwam er meteen tegenstand.

Landvoogd Thatnai, die door de koning aangesteld was over de gebieden ten westen van de Eufraat: Syrië en Palestina, hoorde dat de tempelbouw hervat werd en kwam er meteen op af. En niet alleen hij, maar ook een hoge Perzische ambtenaar, een zekere Sthar-Boznai, kwam met zijn ondergeschikte ambtenaren (de Afarsechaïeten, Ezra 5:6) op de bouw af. Zij informeerden wie hen opdracht had gegeven de tempelbouw voort te zetten, daar die bouw zestien jaar geleden van hogerhand was stilgelegd. Thatnai en Sthar-Boznai met zijn gezelschap wilden van de Joden weten hoe ze het hadden gewaagd tegen het uitdrukkelijke bevel van de koning in te gaan door de tempelbouw toch te hervatten. Zij spraken tot de bouwers: Wie heeft ulieden bevel gegeven dit huis te bouwen en dezen muur te voltrekken? (Ezra 5:3). Op die vraag gaven de Joden een uitvoerig antwoord en de landvoogd met zijn ambtenaren richtten een brief aan koning Darius en vertelden hem dat de Joden als knechten van de God van hemel en aarde aan de tempelbouw waren begonnen.

Onder koning Sálomo hadden zij ook al een tempel gehad, maar om hun zonden had de Heere door de koning van Babel die tempel laten verwoesten, terwijl zij naar Babel werden weggevoerd. Daarna had koning Kores bevel gegeven dat zij weer mochten terugkeren naar hun land Juda en ook weer een nieuwe tempel mochten bouwen. Bovendien had hij de vaten van het huis des Heeren teruggegeven en toestemming gegeven aan Sesbázar, die de koning tot landvoogd had gesteld (Ezra 5:14), een tweede tempel te bouwen. Toen kwam dezelve Sesbázar; hij legde de fundamenten van het huis Gods, Die te Jeruzalem woont; en er is van toen af tot nu gebouwd, doch niet volbracht (vers 16), schreven zij in de brief aan koning Darius. Tenslotte verzochten zij in de brief om in de archieven van de koning het toegestane besluit op te zoeken en hen daarvan in kennis te stellen, zodat zij de Joden konden toestaan de tempelbouw voort te zetten. Intussen werd er door de Joden gewoon doorgewerkt. We lezen in vers 5: Doch het oog huns Gods was over de oudsten der Joden, dat zij (de tegenstanders) hun (de bouwlieden) niet beletten.

Terwijl de brief door de landvoogd werd opgesteld en daarna aan de koning verzonden, ging het bouwen onvermoeid door. In de brief aan koning Daríus werd met geen woord gerept over de grote moeilijkheden en langdurige staking van de tempelbouw, waardoor die bouw maar liefst zestien jaar had stilgelegen. Nee, de Joden hadden de landvoogd en zijn ambtenaren alleen verteld over de toestemming die ze jaren geleden van koning Kores hadden gekregen om naar hun land terug te keren en om de tempel te bouwen. De latere tegenwerkingen werden niet genoemd en stonden niet in de brief aan koning Darius.

De koning ontving spoedig de brief en dan lezen we in Ezra 6:1: En zij zochten in de kanselarij, waar de schatten waren weggelegd, in Babel, en daar werd een boekrol gevonden, waarop stond geschreven: Gedachtenis (Ezra 6:2). De kanselarij was een ruimte waarin allerlei documenten werden bewaard, een soort archief. In de aangetroffen boekrol stond precies beschreven wat Thatnai en zijn ambtenaren de koning via de brief hadden verteld en daarom gaf hij zonder slag of stoot toestemming met de aangevangen bouw door te gaan. Duidelijk sprak de koning: Laat hen aan den arbeid van dit huis Gods; dat de landvoogd der Joden en de oudsten der Joden dit huis Gods bouwen aan zijn plaats (vers 7).

Verder wilde de koning niet alleen bijdragen in de kosten van de bouw, maar ook in de dagelijkse offerdieren opdat zij offeranden van lieflijken reuk aan den God des hemels offeren, en bidden voor het leven des konings en zijner kinderen (vers 10). Naar aanleiding van deze tekst merkt M. Henry op: ’Laat de grootste vorsten de gebeden van de minsten der heiligen niet verachten; het is begerenswaardig om ze vóór ons, en schrikkelijk om ze tégen ons te hebben.’

De koning was één en al gewilligheid en hij dreigde met een zware straf hen die op de een of andere manier de Joden zouden tegenwerken. Hij eindigde zijn goedkeuring met de woorden: De God nu, Die Zijn Naam aldaar heeft doen wonen, werpe terneer alle koningen en volken die hun hand zullen uitstrekken om te veranderen en te verderven dit huis Gods, dat te Jeruzalem is. Ik, Darius, heb het bevel gegeven; dat het spoedig gedaan worde (Ezra 6:12).

Vier jaar later was het zover dat de tweede tempel feestelijk kon worden geopend en deden de kinderen Israëls, de priesters en Levieten en de overige kinderen der gevangenis de inwijding van dit huis Gods met vreugde (vers 16).

(Volgende keer D.V. 8. Ezra’s vertrek met de tweede groep ballingen)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's

7. De inwijding van de nieuwe tempel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 augustus 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's