Petrus, een visser van mensen
3. Leerlingen van Johannes de Doper
Op de jaarlijkse grote godsdienstige feesten gingen de Israëlieten op naar Jeruzalem. Ook de mensen rond het Meer van Galiléa trokken dan naar de aloude hoofdstad. Petrus, zijn familie en zijn bekenden gingen vanuit hun woonplaatsen met de karavaan mee om daar o.a. het zevendaagse paasfeest in Jeruzalem te kunnen vieren. Hij en anderen zullen als nauwgezette Joden dat gedaan hebben vanaf hun dertiende jaar. Toen Petrus jaren later een groot linnen laken uit de hemel zag neerdalen gevuld met allerlei dieren, en het tot hem klonk: Sta op, Petrus, slacht en eet, sprak hij als nauwgezette Jood: Geenszins, Heere, want ik heb nooit iets gegeten dat gemeen of onrein was (Hand. 10:13 en 14).
De pelgrims naar Jeruzalem staken daarbij tweemaal de Jordaan over. Zij wilden namelijk niet door de streek gaan waar de Samaritanen woonden. Daarom trokken zij ten zuiden van het Meer van Galiléa over de Jordaan oostwaarts, vervolgden hun reis naar het zuiden in het Overjordaanse door Perea en trokken iets boven de Dode Zee bij Bethábara opnieuw westwaarts de Jordaan over om vervolgens hun reis naar Jeruzalem te kunnen voortzetten. De oversteekplaatsen of ’veren’ van de Jordaan waren op sommige tijden van het jaar doorwaadbaar.
Op een keer ontstond er onder de naar Jeruzalem trekkende reizigers een grote beroering. Er scheen iets heel bijzonders aan de hand te zijn in de buurt van Bethábara. De overgestoken pelgrims stuitten op een wonderlijke prediker, een soort boetgezant. Was hij soms de te verwachten Messias die het Joodse volk van de Romeinen zou verlossen? Wie dat dacht, had het helemaal mis. De bijzondere prediker leek op een oudtestamentische profeet die het Woord des Heeren bracht zoals de oude profeten dat hadden gedaan en zoals de laatste profeet Maleáchi het vierhonderd jaar geleden had gedaan. Het voedsel van de boetgezant bestond uit sprinkhanen, toebereid op gloeiende kolen met wat wilde honing. Zijn naam was Johannes, de zoon van priester Zacharias.
We lezen in de Bijbel over zijn sobere kleding en eenvoudig voedsel en van de geweldige toeloop van mensen: En deze Johannes had zijn kleding van kemelshaar (…) en zijn voedsel was sprinkhanen en wilde honing. Toen is tot hem uitgegaan Jeruzalem en geheel Judéa en het gehele land rondom de Jordaan (Matth. 3:4 en 5). Onomwonden sprak hij tot zijn toehoorders dat ze niet moesten denken dat zij naar de hemel gingen omdat ze kinderen van Abraham waren en allerlei goede werken deden. In die tijd werd er onder invloed van de schriftgeleerden en farizeeërs gesteund op de goede werken van de mens en op hun afkomst van vader Abraham. Over de waarachtige bekering en wedergeboorte werd niet meer gesproken. Nicodémus was een bekende leraar, maar hij wist als farizeeër niets af van ’het geboren worden uit de Geest’ (de ware bekering), zodat de Heere Jezus tot hem zei: Zijt gij een leraar Israëls, en weet gij deze dingen niet? (Joh. 3:10). Hoe anders was de prediking van Johannes. Hij leerde het volk ronduit dat alle mensen van nature schuldige zondaars en overtreders van Gods heilige wet waren en dat de Heere Zijn dorsvloer (Zijn kerk) zou doorzuiveren, en de tarwe (zij die een nieuw hart hadden) in Zijn schuur (de hemel) samenbrengen, maar het kaf (de onbekeerde mensen) zou Hij met onuitblusselijk vuur verbranden (Luk. 3:17). Wat een vreselijke boodschap hoorden zij hem brengen! Johannes wees met grote ernst zijn toehoorders op hun grote schuld en vreselijke zonden, alsook op het verschrikkelijke oordeel dat hen te wachten stond. Hij deed dat, opdat zij als verloren en radeloze zondaars verlossing zouden leren zoeken bij de Heere Jezus, van Wie de boetgezant getuigde: Na mij komt Die sterker is dan ik (…). Hij zal u dopen met den Heiligen Geest (Mark. 1:8).
Zo was Johannes de wegbereider van de Heere Jezus en maakte hij door zijn prediking van schuld en oordeel plaats voor de gezegende komst van de Zaligmaker Die alleen genade wil schenken aan hen die smeken: ’Vergeef mij al mijn zonden, Die Uwe hoogheid schonden’ (Ps. 6:2). Matthew Henry zegt: ’Ook kunnen alleen zij de vertroostingen van Zijn genade verwachten, die er door overtuiging van zonde en verootmoediging vanwege de zonde ervoor bereid zijn en geneigd zijn om ze te ontvangen’ (citaat bij Markus 1).
Het bleef bij Johannes niet alleen bij preken, maar er staat in Markus 1:5: En al het Joodse land ging tot hem uit en die van Jeruzalem; en werden allen van hem gedoopt in de rivier de Jordaan, belijdende hun zonden. Onder hen die gedoopt werden en tot Johannes’ discipelen gingen behoren, waren Andréas en waarschijnlijk zijn broer Petrus. Johannes en zijn oudere broer Jakobus, eveneens vissers van beroep en zonen van vader Zebedéüs en moeder Salome (die waarschijnlijk een zus van Maria, de moeder van de Heere Jezus was), waren eveneens discipelen van Johannes, de boetgezant. Zebedéüs en zijn gezin woonden ook in één van de vissersplaatsen langs het Meer van Galiléa.
Toch zouden zij niet lang meer discipelen van Johannes de Doper blijven. De tijd brak aan dat ze van meester gingen veranderen en de boetprediker zouden gaan verlaten. Hoewel Johannes een brandende en lichtende kaars was (Joh. 5:35), was hij niet hét Licht, maar was slechts gezonden om van het Licht, de Heere Jezus, te getuigen (Joh. 1:8).
(Volgende keer D.V. 4 Rabbi, waar woont Gij?)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2020
De Wachter Sions | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 2020
De Wachter Sions | 16 Pagina's