Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 193

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 193

Hoofdstuk 29 – De navolging van Christus – 1 (1)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die zegt dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft. 1 Joh. 2:6

In dit hoofdstuk gaat het er de apostel uitdrukkelijk en voornamelijk om, in negatieve en positieve zin de blijken en kenmerken naar voren te brengen waaraan iemand kan beproeven en onderzoeken of hij aanspraak heeft op Christus. Daarbij is - om geen tijd te besteden aan de samenhang - mijn tekst heel belangrijk: het aandeel dat de mens aan Christus heeft, wordt beproefd in het navolgen van Hem.

Sommige uitleggers veronderstellen dat de apostel, wanneer hij met dit kenmerk komt, daarmee vooral de goddeloze leer van de Carpocratianen 1 omver wil werpen. Zij leerden, zoals Epifanius verhaalt, dat de mens net zo goed in de zonde als in de plicht gemeenschap met God kan hebben.

Lijnrecht daartegenover plaatst de apostel deze stelling. Daarin verklaart hij dat allen die beweren met Christus verenigd te zijn of deel te hebben aan Hem, ook als Christus moeten wandelen. De woorden zelf vallen in twee delen uiteen.

Het eerste. De veronderstelling dat er aanspraak is op Christus.

Het tweede. De enige manier waarop wij van deze aanspraak verzekerd kunnen worden.

Het eerste. Hier wordt verondersteld dat er aanspraak is op Christus: Indien iemand zegt dat hij in Hem blijft. Het in-Christus-blijven is een woord dat een werkelijk aandeel aan Christus aangeeft, en ook de gemeenschap met Hem. Het wordt tegenover de tijdelijke, licht opgevatte en voorbijgaande werkingen van het Evangelie gesteld, die een vroegkomende dauw of een morgen wolk worden genoemd. Dat is het aannemen van Christus als in Matthéüs 13:21: het is maar een flakkering, die plotseling verschijnt en verdwijnt.

Het in-Christus-blijven duidt een betrouwbaar, duurachtig en krachtig werk van de Geest aan, dat de ziel volkomen en voor altijd met Christus verenigt. Welnu, laat nie-mand, wie hij ook zij - want het onbepaalde spreken staat gelijk met een allesomvattend spreken - denken dat zijn aanspraak waarde en geldigheid heeft als hij niet deze weg inslaat om zijn aanspraak daaraan te meten.

Het tweede. De enige manier om zekerheid te krijgen omtrent deze aanspraak is, dat een mens moet wandelen gelijk als Hij gewandeld heeft. Die woorden hebben in zich dat het voor ons noodzakelijk is om Christus na te volgen. Dat moeten we echter niet onbepaald en algemeen verstaan van alle werken en daden van Christus: sommige ervan waren bijzonder en wonderbaar; andere behoorden enkel tot Zijn Middelaarschap, en die kunnen wij niet navolgen. In deze wegen kan de christen Christus niet navolgen; wij mogen het niet eens proberen te wandelen zoals Hij gewandeld heeft. De woorden wijzen evenwel op de gewone en navolgbare wegen en werken van Christus.

Allen die Hem belijden, en zeggen dat zij deel hebben aan Hem, moet het erom te doen zijn dat ze Hem zullen navolgen. Zij moeten ’alzo wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft.’ Dat ’alzo’ is een heel wezenlijk woordje in deze tekst: de nadruk schijnt erop te liggen. Zeker is echter wel, dat dit ’alzo wandelen’ níét inhoudt dat we aan Christus gelijk zijn in heiligheid en gehoorzaamheid, want Hij ’had de Geest niet met mate’; Hij was ’gezalfd met vreugdeolie boven Zijn medegenoten.’ De reinheid, heiligheid en gehoorzaamheid van Zijn leven zal niet één van de gelovigen evena ren.

Maar dit ’alzo wandelen’ geeft slechts het oprechte voornemen, oogmerk en pogen aan om Hem na te volgen, Hem na te gaan in alle wegen van heiligheid en gehoorzaamheid, naar de onderscheiden mate van de ontvangen genade. Het leven van Christus is het voorbeeld van de gelovige, en hoewel de gelovige niet één lijn kan trekken en niet één letter kan schrijven die nauwkeurig met het voorbeeld overeenkomt - zijn oog is er toch steeds op geslagen. Hij ziet op Jezus (Hebr. 12:2) en hij doet zijn best om alle lijnen van zijn leven, zo nauwkeurig hij maar kan, te trekken volgens zijn Voorbeeld Christus.

Dan is de leerstelling de volgende: Ieder mens is verplicht Christus na te volgen, op straffe van het verlies van zijn aanspraak op Christus.

Dat de gelovigen Christus moeten navolgen, wordt plechtig voorgeschreven door verheven en uitdrukkelijke geboden. We vinden ze in 1 Petrus 1:15: Maar gelijk Hij Die u geroepen heeft, heilig is, zo wordt ook gij zelf heilig in al uw wandel. Het staat ook in Éfeze 5:1 en 2: Zijt dan navolgers Gods, als geliefde kinderen; en wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft. Christenen, zegt Bernardus, ontvangen deze naam van Christus, en het is heel terecht, dat wanneer zij Zijn Naam meekrijgen, zij Hem ook in Zijn heiligheid zullen navolgen.

Welnu, om aan te geven hoe deze preek is opgebouwd, zal het nodig zijn in het leerstellige gedeelte drie dingen te bespreken en te ontvouwen.

Het eerste. Wat veronderstelt het dat de gelovigen Christus navolgen en wat houdt het in?

Het tweede. In welke bijzonderheden zijn zij vooral verplicht Christus na te volgen?

Het derde. Waarom geldt de aanspraak op Christus niet als het navolgen van Hem er niet is?

Daarna zal ik het geheel in onderscheiden gebruiken toepassen.

Het eerste. Wat veronderstelt het dat de gelovigen Christus navolgen en wat houdt het in? Welnu, in dit navolgen van Christus, of het ’wandelen, gelijk Hij gewandeld heeft’ worden verschillende grote en belangrijke waarheden verondersteld, die er ook in begrepen zijn.

Het navolgen van Christus veronderstelt dat geen christen zichzelf tot een regel is, en dat hij dat ook niet mag beweren. Hij mag niet naar de bevelen van zijn eigen wil en naar eigen believen handelen. Immers, niemand is oordeelkundig genoeg om zichzelf te leiden en te regeren. Als zijn eigen wil dus tot regel zou worden voor zijn handelen, zou dat de grootst voorstelbare inbreuk betekenen op het recht Gods. Ik weet, o Heere, zegt Jeremia, dat bij de mens zijn weg niet is; het is niet bij een man die wandelt dat hij zijn gang richte (Jer. 10:23).

Wij kunnen net zo goed beweren dat wij onszelf kunnen maken, als dat wij onszelf kunnen leiden. Het is fijn opgemerkt door Thomas van Aquino [1225-1274], dat wanneer de hand van de werkman de regel was voor zijn werk, het dan onmogelijk zou zijn dat hij ooit in zijn werk een fout zou maken. Als de wil van de mens de enige wet en gids zou zijn om hem te leiden, konden wij zeggen dat niemand in zijn wandel zou zondigen. Zeker, de apostel zegt in Romeinen 2:14 over de heidenen dat zij zichzelf tot een wet zijn, maar hij bedoelt daarmee niet dat hun wil hun wet is, maar dat Gods wet in hun hart is gegraveerd; het licht en de be velen van hun geweten dwongen en bonden hen als een wet.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V., Houten.

Geschonken genade

Noot

1. Een sekte, genoemd naar Carpocrates. Zij loochenden de Godheid van Christus en de wederopstanding der doden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 193

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 november 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's