Petrus, een visser van mensen

We geven de twaalf apostelen alfabetisch weer met daarachter de betekenis van hun namen en maken verder nog enige opmerkingen over hun personen.

1. Andréas (de manlijke, de sterke); hij was de eerste discipel van de Heere Jezus en leidde zijn broer Petrus tot Hem.

2. Bartholoméüs (de broederlijke) of Nathánaël (God heeft gegeven), waarvan de Heere Jezus sprak: Zie, waarlijk een Israëliet, in welken geen bedrog is (Joh. 1:48).

3. Filippus (paardenvriend), uit Bethsáïda, die zijn vriend Nathánaël met de Heere Jezus in aanraking bracht (Joh. 1:46).

4. Jakobus (afgeleid van Jakob= hielenlichter, bedrieger), de zoon van Alféüs of Jakobus de kleine (ook wel toegenaamd ’de mindere’, Mark. 15:40). Hij is de schrijver van ’de algemene zendbrief van de apostel Jakobus’ geweest. Althans volgens de kanttekenaren. Andere uitleggers denken dat de schrijver ’de broeder des Heeren’ is geweest, een broer van de Heere Jezus.

5. Jakobus, een zoon van Zebedéüs en een broer van Johannes. Beide broeders worden genaamd Boanérges: ’zonen des donders’ (Mark. 3:17). Herodes doodde Jakobus, den broeder van Johannes, met het zwaard (Hand. 12:2).

6. Johannes (Jehovah is genadig), ook een zoon van Zebedéüs. Hij wordt wel ’de apostel der liefde’ genoemd. Hij heeft de drie zendbrieven van Johannes geschreven en de Openbaring.

7. Judas (lof) Iskáriot (man uit Keriot), die het brandmerk in de Bijbel draagt: die Hem ook verraden heeft (Matth. 10:4). In zijn plaats kwam later Matthias: En het lot viel op Matthias, en hij werd met gemene toestemming tot de elf apostelen gekozen (Hand. 1:26).

8. Judas Thaddéüs (moedig), ook wel Judas Lebbéüs en Judas Jakobus genaamd (Luk. 6:16; Hand. 1:13). Hij is volgens de kanttekening de schrijver van ’de algemene zendbrief van de apostel Judas’ geweest. In zijn zendbrief schrijft hij in vers 1: Judas, een dienstknecht van Jezus Christus en Jakobus’ broeder (namelijk van Jakobus de kleine).

9. Matthéüs (geschenk van Jehovah) of Levi, (aanhanger, aanhankelijk) de man die uit het tolhuis in Kapérnaüm geroepen werd, schrijver van het Evangelie van Matthéüs.

10. Simon / Simeon (gehoord heeft Jehovah) Petrus / Céfas (rots). Hij wordt wel genoemd ’de prins van de apostelen’.

11. Simon Kananítes of Simon Zelótes (ijveraar).

12. Thomas, gezegd Dídymus (betekent: tweelingbroer). Hij sprak na Jezus’ verschijning tot Hem: Mijn Heere en mijn God (Joh. 20:28).

Matthew Henry meent dat er onder de apostelen drie broederparen zijn geweest, namelijk 1) Petrus en Andréas; 2) Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedéüs en 3: Jakobus (de zoon van Alféüs) en Judas Thaddéüs. Het is opmerkelijk dat in alle lijsten van de apostelen Petrus steeds vooraan staat en de verrader Judas achter aan. We kunnen die lijsten vinden in Mattheüs 10, Markus 3 en Lukas 6. De apostelen worden steeds in drie groepen van vier verdeeld. De eerste groep: Petrus, Andréas, Jakobus en Johannes; de tweede groep: Filippus, Bartholoméüs, Thomas en Matthéüs en de derde groep: Jakobus (de zoon van Alféüs), Judas Thaddéüs, Simon Kananítes en Judas Iskáriot.

De apostelen waren mannen die oor- en ooggetuigen waren van het leven van de Heere Jezus. Met de apostel Johannes konden zij zeggen: Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens (de Heere Jezus) (1 Joh. 1:1). En in de verzen 2 en 3 zegt hij nogmaals: Want het Leven is geopenbaard, en wij getuigen en verkondigen ulieden dat eeuwige Leven (…). Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u (…).

Het woord apostel komt van een Grieks woord dat ’gezondene’ betekent. Toen Judas de verrader afviel, werd in zijn plaats Matthias door het lot aangewezen en ook die vervanger moest uit eigen ervaring bekend zijn met het leven van de Heere Jezus. Daarom sprak Petrus: Het is dan nodig dat van de mannen die met ons omgegaan hebben al den tijd in welken de Heere Jezus onder ons in-en uitgegaan is (…), een derzelve met ons getuige worde van Zijn opstanding (Hand. 1:21).

Deze eenvoudige mannen, waaraan later de heidenapostel Paulus werd toegevoegd, hebben het Evangelie onder Jood en heiden in verschillende delen van de wereld mogen verkondigen. In het Hogepriesterlijk gebed bad de Heere Jezus: Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden (Joh. 17:18). Jezus’ opdracht aan hen luidde: Gaat dan heen, onderwijst al den volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. Tot hun troost en bemoediging voegde Hij eraan toe: En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen (Matth. 28:19 en 20).

(Volgende keer D.V. 10. Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben?)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen