Petrus, een visser van mensen
13. De voetwassing
Aan de vooravond van Zijn lijden hield de Heere Jezus met Zijn discipelen de paasmaaltijd. Het werd Zijn laatste paasmaaltijd op aarde. Vanuit Bethanië was Hij met Zijn discipelen naar Jeruzalem getrokken en daar hadden Petrus en Johannes inmiddels een zaal gereedgemaakt. Het was donderdagavond, de veertiende Nisan, de dag waarop, toen de Israëlieten nog slaven in Egypte waren, de Heere bevel gaf tot het slachten van de lammeren voor het paasfeest. In Jeruzalems tempel kwamen de mensen hun offers brengen en in de huizen werden alle vertrekken zorgvuldig gereinigd, opdat niet de minste zuurdeeg bleef liggen. Ook Petrus en Johannes hadden op aanwijzen van de Heere Jezus een opperzaal in Jeruzalem gevonden en gezorgd voor een lam, ongezuurde koeken, bittere kruiden en wijn.
Niet lang hierna trad de Heere Jezus met de andere tien discipelen de paaszaal binnen en kon de maaltijd beginnen.
Toen ze allemaal aan de tafel zaten, keken zij van de één naar de ander. Er moest namelijk iets gebeuren wat nog niet gedaan was. In die tijd droegen de mensen sandalen en vóór de maaltijd werd gebruikt, was het de gewoonte dat iemand de voeten van de gasten waste. Meestal werd zo’n slavenwerkje door een heel eenvoudig iemand gedaan, maar niemand van de discipelen dacht er over om zulk gering werk op zich te nemen. Bovendien hadden ze pas nog woorden met elkaar gehad over wie de meeste van hen was!
Toen kwam er onverwachts Eén naar voren Die Zijn opperkleed aflegde, een linnen doek om Zijn lendenen sloeg en water in een bekken (een soort teiltje) goot om de voeten van de discipelen te gaan wassen. Die Ene was de Heere Jezus! Vol verbazing keken de discipelen naar Hem! Toen Petrus waarschijnlijk als eerste aan de beurt kwam, weigerde hij beslist zijn voeten te laten wassen. Verontwaardigd riep hij uit: Heere, zult Gij mij de voeten wassen? (Joh. 13:6). Hij wilde zeggen: ’Heere, U bent zo groot en hoog, en ik ben maar een nietig mens! Zult U mij de voeten wassen?’ Dat vond Petrus al te erg! Op die woorden antwoordde de Heere en sprak: ’Petrus, wat Ik nu doe, begrijpt u niet, maar straks zal Ik u vertellen waarom Ik dit werk doe.’ Toch bleef Petrus tegenstribbelen en sprak: ’Heere, ik laat echt niet toe dat U mijn voeten wast!’ Daarop keek de Heere Petrus aan en sprak: ’Als Ik u niet was, Petrus, bent u geen kind van Mij.’
Ineens begreep Petrus wat de Heere met die woorden bedoelde. De Heere wilde zeggen dat Petrus en al Zijn kinderen gewassen en gereinigd moeten worden door Zijn bloed van hun vuile zonden. Als Petrus door de Heere Jezus niet van zijn zonden verlost zou worden, bleef hij een vuile en goddeloze zondaar. Hij, en wij allemaal!, hebben Jezus’ bloed tot reiniging van onze zonden nodig. Dát begreep Petrus maar al te goed en daarom riep hij uit: ’Heere, als U het zo bedoelt, moeten niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd gewassen worden!’ Hierop antwoordde de Heere: ’Petrus, als iemand op reis gaat, wast hij zich helemaal thuis. Maar als iemand een bezoek aflegt, dan hoeft hij alleen maar zijn voeten te laten wassen, omdat die onderweg vuil geworden zijn. Zo is het ook met Mijn kinderen. Zij zijn, toen Ik hun een nieuw hart gaf, allemaal gewassen in Mijn bloed. Al hun zonden zijn vergeven. Maar iedere dag zondigen Mijn kinderen opnieuw met gedachten, woorden en werken. Daarom hebben ze naast hun éénmalige bekering ook een dágelijkse bekering nodig! Zoals elke dag de voeten weer vuil worden en afgewassen moeten worden, zo moet Ik de dagelijkse zonden van Mijn kinderen ook afwassen en vergeven! Daarom is het genoeg als Ik alleen maar de voeten was.’
Toen begreep Petrus de woorden van de Heere Jezus en stond hij de Heere niet langer tegen om alleen zijn voeten te laten wassen.
Ook van de andere discipelen werden de voeten gewassen en na afloop van de voetwassing gaf de Heere hen nóg een les. Hij sprak: ’Ik heb een nederig werk gedaan en zo moeten jullie je ook gedragen als je voortaan met de mensen omgaat.’ De Heere Jezus wilde door de voetwassing Zijn jongeren leren, wat Hij eens tot hen gesproken had: Leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart (Matth. 11:29). Petrus is die les nooit meer vergeten.
Toen hij jaren later zijn zendbrief schreef, vermaande hij de christenen om het voorbeeld van de Heere Jezus na te volgen. Hij schreef: ’Christus heeft ons een voorbeeld nagelaten, opdat wij Zijn voetstappen zouden navolgen (1 Petr. 2:21). Ook Johannes schrijft in zijn eerste zendbrief: ’Wie beweert een kind van God te zijn, moet ook zelf zo wandelen, gelijk Hij (de Heere Jezus) gewandeld heeft (1 Joh. 2:6). En de apostel Jakobus schrijft in zijn zendbrief: Toon mij uw geloof uit uw werken (Jak. 2:18). Hij bedoelt met die woorden: Zoals een goede boom goede vruchten voortbrengt, zo brengt een kind van God goede werken voort.
Na de voetwassing verliet Judas de zaal met het vreselijke doel om de Heere Jezus te verraden. Hierna stelde de Heere tot versterking van het geloof van Zijn kinderen het Heilig Avondmaal in. En als zij de lofzang gezongen hadden, gingen zij uit naar de Olijfberg (Matth. 26:30).
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij (Ps. 130:4).
(Volgende keer D.V. 14. Ik ken de Mens niet)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 januari 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's