Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tabernakeldienst (252)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tabernakeldienst (252)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere gaf duidelijke voorschriften voor het gebruik van het zuivere reukwerk in het wierookvat. Het symboliseerde twee zaken, de gezegende voorbede van Christus en het oprechte gebed van de ware gelovigen. Op namaak van het reukwerk stond een vreselijke straf, omdat de reukmaker alleen het beste van het beste moest gebruiken (Exod. 30:9; 34). Ook was het streng verboden vreemd vuur te gebruiken. Gebeurde dit wel dan strafte de Heere dit onmiddellijk in de tijd van de tabernakeldienst (Lev. 10:1,2). De wierookkorrels mochten alleen gestrooid worden op gloeiende kolen afkomstig van het brandofferaltaar.

Dit leert ons dat we buiten Christus’ kruisoffer nooit een waar gebed voor God kunnen doen!

De bijzondere relatie tussen het brandofferaltaar en reukofferaltaar

We zien tegelijk de bijzondere relatie tussen het brandofferaltaar en het reukofferaltaar. Het koperen brandofferaltaar symboliseerde hoe Christus Zich als het Lam Gods aan het vloekhout zou opofferen op Golgo tha. Het gouden reukwerkaltaar symboliseerde de oneindige waarde van Christus’ offer aan het kruis. Het beeldde namelijk af dat Christus in de hemel Zijn volk altijd in Zijn voorbede heeft en door God de Vader wordt verhoord.

Door Zijn offer op Golgotha heeft Hij de knoop tussen Hem en Zijn volk zo vastgemaakt dat de vingers van alle duivelen deze niet kunnen losmaken. Christus als de zorgzame Hen bewaart Zijn geestelijke kuikens onder Zijn liefdesvleugels, zodat de roofvogels van wereld en naamchristenen tegen hun wil oorzaak zijn dat de verschrikte kuikens vluchten onder de vleugels van Zijn bescherming. Christus als de machtige Koning heeft al Zijn onderdanen zo stevig in Zijn handen, dat al zou de hele hellemacht met alle vijanden van hun ziel aan Zijn handen trekken, er toch niet één uit Zijn hand gerukt kan worden (Joh. 10:28-30). Christus als Herder telt Zijn schapen één voor één en noemt hen allen bij hun naam, zelf het kleinste lammetje ziet Hij niet over het hoofd. Hij heeft hen allen net zolang in Zijn voorbede totdat zij in de hemelse schaapskooi zijn gebracht. Houd daarom Christus vast, want Hij houdt u vast!

Daarentegen is het vreselijk als u vreemd vuur gebruikt, het vreemde vuur van eigengerechtigheid of van een kerkelijke Jehu’s ijver, of van eigen eer. Of u nu werkzaam bent in de zorgsector, in de bouwwereld, in het schoolleven, in de huiselijke kring en zelfs in de kerk als u ambtelijke werkzaamheden verricht, maar met dit vreemde vuur veracht u Christus en Zijn offer. Ook al straft de Heere u niet op de daad, maar na de tijd van Gods lankmoedigheid komt Hij erop terug. Bid dan toch vurig tot de Heere om heilig vuur als vrucht van Christus’ offer aan het kruis, want onze God is een verterend Vuur! (Hebr. 12:29).

De ernstige waarschuwing: Geen vreemd vuur

We nemen aan dat er onder onze lezers niemand is die nooit een gebed tot de Heere heeft opgezonden. Onze vraag is echter niet óf u bidt, maar hóe u bidt. Tot elke zondaar die buiten Christus leeft, zegt God dat Hij een verterend Vuur en een eeuwige Gloed is (Jes. 33:14). Tot elke zondaar die dit leest en tot God bidt zonder geloofskennis van Christus’ offer aan het kruis, zegt God dat uw gebed als vreemd vuur is, een vuile stank in Zijn neus (Lev. 10:1-3). Alleen het oprechte gebed zoals dat van de tollenaar achter in de tempel is de Heere welgevallig, in tegenstelling tot het spreken van de farizeeër dat een stank was voor Hem (Luk. 18: 1-14). Wellicht denkt u dat dit alles wel te sterk is uitgedrukt.

We laten er direct op volgen dat we het gebed nooit mogen nalaten. Mocht het ons in de knel brengen als we onbekeerd zijn en God in Christus niet kennen. Smeek als een onwaardige en rechteloze zondaar om waarachtige bekering. Toch is het niet te sterk uitgedrukt, omdat we buiten Christus niet tot God kúnnen bidden. Uw gebed is: óf de Heere een gruwel óf aangenaam, óf het is Hem vreemd óf heilig vuur (Spr. 15:8). We willen dit bevestigen met een vreselijk en afschrikwekkend voorbeeld, dat de Heere in Zijn Woord heeft laten beschrijven.

Twee bevoorrechte priesters des Heeren brachten vreemd vuur en … stierven

Zij waren zeer bevoorrecht…

We bevestigen dit met het vreselijke voorbeeld van Gods rechtvaardige wraak over het brengen van vreemd vuur door twee bevoorrechte priesters, de twee oudste zonen van Aäron, Nadab en Abíhu. Behoren we niet verschrikt te zijn als we bedenken hoe zeer zij bevoorrecht waren boven het grootste deel van het volk! Zij behoorden namelijk tot het selecte gezelschap dat ná de wetsafkondiging op de berg Sinaï, ná het opnieuw sluiten van het verbond en het besprengen van het offerbloed op het volk, samen met Mozes tot een zekere hoogte op de berg mochten klimmen (Exod. 24:1). Tijdens het beklimmen ontvingen zij het bijzondere voorrecht om Christus’ heerlijkheid in een menselijke gedaante te zien, Die met Zijn voeten stond op een plaveisel van hemelsblauw saffiersteen. Opmerkelijk dat het zien van Christus in Zijn heerlijkheid geen oorzaak was dat zij gedood werden. De reden was de verbondssluiting tussen de Heere en het volk en de besprenging van het bloed op het volk. Daarna nuttigden zij met de overigen van het gezelschap de maaltijd zoals dat gebruikelijk was na een verbondssluiting (Exod. 24:5). Daarenboven waren Nadab en Abíhu zeer bevoorrecht omdat zij samen met hun vader door de Heere aangesteld en gezalfd waren tot de éérste priesters. Aäron als hogepriester en zijn zonen om hun vader te assisteren bij de heilige eredienst.

…en toch stierven zij!

Nadat de priesterwijding in zeven dagen had plaatsgevonden, werden zij reeds de volgende dag, de achtste dag … gedóód. Nog geen dág hadden zij de levende God in Zijn heiligdom gediend! Waarom doodde de Heere hen door de bliksem en wat was hun misdaad? Hun voornaamste misdaad wordt door de Heere duidelijk omschreven: En de zonen van Aäron, Nadab en Abíhu, namen een ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin en legden reukwerk daarop, en brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk Hij hun niet geboden had. Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN en verteerde hen; en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN (Lev. 10:1,2). Er wordt gesproken over vreemd vuur in hun wierookvaten, waarmee zij in het heilige stonden, vlak bij de ingang van het heilige der heiligen, ofwel vóór Gods aangezicht. In plaats dat zij gloeiende kolen van het brandofferaltaar in het voorhof in hun reukvaten schepten, namen zij kolen uit hun tenten of van onder de potten in het voorhof waarin het offervlees werd gekookt (1 Sam. 2:13-17).

Zij hadden dus geen heilig vuur, geen gloeiende kolen van het brandofferaltaar in hun wierookvaten geschept en op het reukwerk gestrooid, maar vreemd vuur in de vorm van gloeiende kolen van elders. Ook al strooi­den zij het voorgeschreven zuivere reukwerk op het vuur (Exod. 30:34), daarmee werd echter het onheilige vuur niet heilig!

Hoor, wat hun misdaad was: En brachten vreemd vuur voor het aangezicht des HEEREN, hetwelk Hij hun niet geboden had (Lev. 10:1). De Heere had het hun niet geboden, ofwel Hij had het hun verboden. Het is waar, we lezen nergens in Gods Woord van een expliciet ver

bod om geen vreemd vuur te gebruiken. Toch waren zij hiervan overtuigd, omdat de Heere kort geleden het brandoffer en het vet op het altaar door het hemelvuur had verteerd (Lev. 9:24). Ook wisten zij dat dit vuur nooit uitgeblust mocht worden, totdat Gods toorn eenmaal door Christus zou worden uitgeblust door Zijn offer aan het vloekhout van het kruis, zoals we lezen: Het vuur nu op het altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden (Lev. 6:12,13). Zij wisten Gods bevel dat zij hiervan gebruik moesten maken, niet alleen om het brandoffer en drankoffer aan te steken, maar vooral het reukoffer.

Laten we allen deze ernstige waarschuwing ter harte nemen, want onze God is een verterend Vuur. Of is Gods gramschap door Christus voor ons uitgeblust? (Ps. 85:4).

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De tabernakeldienst (252)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 februari 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's