Wens of bevel
Beeldvorming
Mag worden volstaan met een prediking die wensend van karakter is of moet in de prediking het bevel van bekering en geloof doorklinken? We stellen deze vraag naar aanleiding van een artikel in een landelijk kerkblad 1 . Daarin werd geschreven: ’Als we aan de ene kant eraan vasthouden dat God het is Die in ons het willen en werken naar Zijn welbehagen werkt en anderzijds dat het Evangelie niet met de wens maar met het bevel van geloof en bekering moet worden gebracht, dan is het voldoende om samen op te trekken. Dat zou ik’, aldus de scribent (dr. P. de Vries), ’richting ds. Roos willen opmerken als het gaat om zijn reactie op het indringende appel van ds. Hoogerland.’ De schrijver vervolgt daarna: ’Als ook in de Gereformeerde Gemeenten in Nederland in de prediking het bevel van bekering en geloof echt gestalte krijgt en dat niet slechts als wens klinkt, dan verbleken verschillen over formuleringen over Gods beloften en het aanbod van genade.’ Kort gezegd: er wordt gesteld dat de prediking in onze gemeenten niet verder gaat dan een wens dat bekering en geloof ieders deel worden. Het bevel daartoe blijft achterwege. Volgens de schrijver is het dan logisch ’dat hoorders hun ongeloof goed praten met de opmerking: ’Het moet je gegeven worden.’’
Heeft dr. De Vries gelijk als hij de prediking onder ons lijkt te karakteriseren als een prediking die slechts een wensen is?
Dordtse Leerregels
Vooraf is het nodig om te onderzoeken of men gelijk heeft dat de prediking niet als een wens moet klinken (’Het mocht nog maar eens gebeuren’), maar dat in de prediking een bevel moet klinken tot bekering en geloof. De uitdrukking ’met bevel van bekering en geloof’ is te vinden in de Dordtse Leerregels (D.L.), hoofdstuk 2, par. 5. Daar lezen we: ’Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk, die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen, tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.’ Het gaat in dit hoofdstuk van de D.L. over het offer van Jezus Christus, aan het kruis volbracht, ’van oneindige kracht en waardigheid, overvloediglijk genoegzaam tot verzoening van de zonden der ganse wereld’ (par. 3). Dus: de belofte dat ieder die in de gekruisigde Christus gelooft, niet verloren zal gaan, maar de eeuwige zaligheid zal ontvangen, moet verkondigd worden. Die belofte moet voorgesteld worden. Inderdaad: niet als wens, maar ’met bevel van bekering en geloof’.
Roeping
Het gaat dus om de wijze waarop het Evangelie gepredikt moet worden. De prediking is niet alleen bedoeld om Schriftuitleg te geven en de gangen van Gods volk te verklaren, maar behoort ook een oproep tot bekering te zijn. Dat Gods Woord roept, is ontegenzeggelijk waar (Matth. 22:14). Een prediker wordt een ’roepende’ genoemd (Jes. 40:3). In onze geloofsleer wordt over twee soorten roeping gesproken: de uitwendige roeping en de inwendige roeping. Dat onderscheid is volledig op Gods Woord gebaseerd. Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren (Matth. 20:16); dat betreft de uitwendige roeping. We horen Gods Woord, maar het dringt niet in het hart. De inwendige roeping wordt in de volgende woorden beschreven: En wij weten dat dengenen die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede, namelijk dengenen die naar Zijn voornemen geroepen zijn (Rom. 8:28). De kanttekenaren leggen het woord ’geroepen’ als volgt uit: ’Namelijk tot het ware geloof, dat door de liefde krachtig is, niet alleen door een uitwendige, maar ook door een inwendige en krachtige roeping, waarop de gehoorzaamheid zekerlijk volgt’. Duidelijker kan het niet gezegd worden.
Dr. C. Steenblok
De schuld van een prediking die de hoorders niet in de klem zou brengen omdat er alleen maar in wensende zin wordt gesproken, wordt veelal gelegd bij dr. Steenblok. Is dat terecht? We laten dr. Steenblok zelf aan het woord. ’Wat is het doel van de uitwendige roeping? Ze houdt de diepschuldige mens vast aan de eis van Gods bevel. Ja, zij dringt de eis van bekering en geloof nog te sterker aan (…), opdat hij zal komen tot een rechte overrekening van de kosten, en zijn diepe ellende en geestelijke doodstaat uit de eis zal leren kennen.’ Dr. Steenblok gaat verder door te zeggen dat het doel van die uitwendige roeping is dat die schuldige mens God gaat rechtvaardigen als recht en goed en zichzelf zal leren kennen als schuldig en verloren. Dat is de weg om als ’berooide bedelaar’ door genade te smeken, dat hij in Christus de vervulling van de eis uit genade zal mogen ontvangen. 2
Twee klippen
Zijn onze opvattingen over de prediking in lijn met wat gesteld wordt in de Dordtse Leerregels? In het nadenken daarover hebben we ons te hoeden voor twee klippen. De ene klip is dat de prediking niet verder komt dan de wens dat het de mens gegeven mag worden, waarbij de oproep tot bekering en geloof op de achtergrond raakt. De andere klip is dat de heilsorde van de Heidelbergse Catechismus uit het oog wordt verloren, doordat er wel een bevel of een plicht tot bekering en geloof klinkt, zonder dat er eerlijk gewezen wordt op de doodstaat waarin de mens verkeert en op de vrije genade van God in Christus die onderscheid maakt. In Zondag 1 wordt gevraagd (vr. 2): Hoeveel stukken zijn u nodig te weten, om de enige troost in leven en sterven te leren kennen? In het antwoord lezen we onder andere: ’Drie stukken. Ten eerste, hoe groot mijn zonden en ellende zijn.’ Deze ellendekennis maakt evenzeer een onmisbaar onderdeel uit van de geloofsleer. Het een mag niet losgemaakt worden van het ander. Dan is het evenwicht in de prediking zoek! Dat gevaar doet zich ook voor als bijv. Boston of andere Schotse theologen selectief worden geciteerd.
Geen woordenstrijd
Veel is over dit onderwerp te schrijven. We laten het hierbij, om het niet ingewikkeld te maken. Het is ook niet de bedoeling om een pennenstrijd te laten ontbranden. Dat zorgt alleen maar voor hete hoofden en koude harten. Maar we mogen karikaturen over de prediking onder ons niet onweersproken laten!
Anderzijds is het goed om ons scherp te houden. Het gevaar is inderdaad groot om, ziende op de doodstaat van de mens, het alleen te laten bij de verzuchting: ’Het moet je gegeven worden.’ Deze opmerking wordt onder ons wel eens gehoord. Maar als dat eindigt met een punt, dan is het een verschuilen achter de dodelijke onmacht van de mens. Zeker, het móet de mens gegeven worden. Want uit genade zijt gij zalig geworden door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; (Éf. 2:8). Maar als het goed is, dan komt de luisteraar onder een evenwichtige prediking van Wet en Evangelie in de klem: ik kan me niet bekeren, maar ik moet me wel bekeren. Die nood zal dan het gebed van Augustinus op de lippen leggen: ’Heere, geef mij wat Gij van mij beveelt en beveel dan aan mij wat Gij van mij wilt.’ Dan immers zal Gods bevel niet tevergeefs zijn.
Noten
1. Zicht op de kerk, kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk, 11 maart 2021. Zie het artikel van dr. P. de Vries: Hoe moet het Evangelie worden gepredikt?
2. Zie De gereformeerde dogmatiek, dr. C. Steenblok, vraag en antwoord 1626.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 april 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's