Houd in gedachtenis

Geliefde lezers,

Onlangs hebben we het gezegende heilsfeit van Christus’ opstanding uit de doden met elkaar mogen overdenken. Hebt u de kracht van Zijn opstanding mogen ondervinden? Bent u door Christus’ Geest opgewekt uit het graf van uw ellendestaat? Is Christus u dierbaar geworden en hebt u Zijn verschijning lief gekregen? Het zijn vragen die voor ons allen van het allergrootste belang zijn. Als u het antwoord hierop schuldig moet blijven, laat er dan geen stilzwijgen bij u zijn, maar roep krachtig tot de opgestane Levensvorst of Hij u door Zijn levendmakende Geest wil trekken uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht. Stel het niet uit, want het leven duurt maar even, en daarna breekt de eindeloze eeuwigheid aan. De God aller genade schenke u Zijn genade om de knie des harten in oprechtheid voor Hem te buigen.

Gouden scepter

In de prediking van het Evangelie reikt de opgestane Paaskoning de gouden scepter van vrede toe aan verloren zondaren die het met koningin Esther betuigen: Wanneer ik dan omkom, zo kom ik om (Esth. 4:16). Hij is een rechtvaardige maar ook zeer genadige en barmhartige Koning. Hij is zeer mild in het schuld vergeven. Wie Hem aanroept in de nood, vindt Zijn gunst oneindig groot (Ps. 86:3, ber.). U die nog vreemdeling van deze Koning bent, we roepen u op om Hem te zoeken terwijl Hij nog te vinden is op de troon van Zijn genade, en Hem aan te roepen terwijl Hij nog nabij is in de prediking van Zijn Woord.

Hoe is het met u die Jezus’ verschijning lief gekregen hebt? Hebt u in de achterliggende dagen een ontmoeting met Jezus gehad, zoals de vrouwen van wie we lezen: En als zij heengingen om Zijn discipelen te boodschappen, zie, Jezus is haar ontmoet, zeggende: Weest gegroet (Matth. 28:9). Dan zult u net als zij in aanbidding en verwondering aan Zijn voeten zijn terechtgekomen.

Zijn er echter onder u die moeten zeggen: ’Ik ben met alles wat de Heere mij deed ondervinden vastgelopen, en ik weet niet meer hoe het verder moet.’ Och, dan zult u zich wel kunnen verenigen met Maria Magdaléna die tegen de engelen zei: Zij hebben mijn Heere weggenomen, en ik weet niet waar zij Hem gelegd hebben (Joh. 20:13b). Welnu, we hopen van harte dat uw smartelijk gemis spoedig vervuld zal worden door Jezus’ verschijning aan uw ziel, zoals dat bij Maria het geval was. Terwijl zij Jezus zocht, zocht Jezus haar op en zei tot haar: Maria. Zij, zich omkerende, zeide tot Hem: Rabbouni, hetwelk is gezegd, Meester (vs. 16). U die God zoekt in al uw zielsverdriet, houd aan, grijp moed, uw hart zal vrolijk leven. Nooddruftigen, veracht Zijn goedheid niet; nooit zal Hij Zijn gevangenen begeven (Ps. 69:13, ber.). We willen u tot hetzelfde opwekken als waartoe Paulus Timótheüs opwekte: Houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie.

Vaderlijke opwekking

Deze vaderlijke opwekking had Timótheüs nodig. Hij was een man met menigvuldige zwakheden. In Paulus’ eerste pastorale brief aan zijn geestelijke zoon Timótheüs had hij hem versterking naar het lichaam toegewenst en hem aangeraden niet langer alleen water te drinken, maar ook een weinig wijn te gebruiken (1 Tim. 5:23). In zijn tweede brief wenst hij hem versterking naar de ziel toe: Gij dan, mijn zoon, word gesterkt in de genade die in Christus Jezus is (2 Tim. 2:1). Samengevat wil dat volgens onze kanttekenaren zeggen: ’Word door Gods genade in Jezus Christus met sterkte en kracht aangedaan, zodat u alles wat aan uw ambtelijke arbeid verbonden is, zult kunnen verdragen, en allerlei verdrukkingen met standvastigheid zult kunnen lijden.’ Paulus weet namelijk dat Timótheüs niet alleen met tegenstanders van buiten de gemeente te maken heeft, maar ook met tegenstanders in de gemeente zelf. Zij proberen de gemeente te verwoesten door hun dwaalleer. Om hen het hoofd te kunnen bieden, wijst Paulus Timótheüs op Jezus Christus, Die door de Vader uit de doden is opgewekt. Hij is uit den zade Davids, dat wil zeggen, een nakomeling uit het koningshuis van David. Ja, Hij is Davids grote Zoon, op Wiens gezegend hoofd de gloriekroon eeuwig zal bloeien. Als de Leeuw uit Juda’s stam heeft Hij satans kop vermorzeld. Daarom hoeft Timótheüs niet bevreesd te zijn. ’Rust, o Timótheüs! Uw God is Koning. De ganse wereld, ook de grote wereldstad Éfeze, is Zijn gebied. Alles wisselt op Zijn wenken, maar Hij Zelf verandert niet. Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde, en tot in der eeuwigheid. Houd dit in gedachtenis, Timótheüs!’

Houd in gedachtenis

We zetten in gedachten even een streepje onder de woorden ’houd in gedachtenis’. De kanttekenaren geven de bedoeling van Paulus met deze woorden als volgt weer: ’Wees altijd gedachtig om dit geloofsartikel dikwijls te overdenken en naarstiglijk in te scherpen.’ Paulus weet dat de overdenking van Christus’ opwekking uit de doden een uitnemend middel is om Timótheüs en al Gods volk voor moedeloosheid te bewaren en hen van nieuwe moed en krachten te voorzien. Daarom wekt hij hen nadrukkelijk tot deze overdenking op met de woorden: Houd in gedachtenis. Als geen ander beseft hij echter ook hoe Gods Kerk geheel afhankelijk is van de toepassende werking van Gods Geest, want dan alleen zal deze overdenking zijn gezegende vruchten voor hun ziel afwerpen.

In deze vaderlijke opwekking wijst Paulus zijn geestelijke zoon Timótheüs op de Bron van alle troost en licht: Jezus Christus, de opgestane Levensvorst. ’Zie op Hem, Timótheüs! Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Die voor de vreugde die Hem was voorgesteld, het kruis heeft verdragen en schande veracht. Vrees niet, Timótheüs! Jezus Christus is de Eerste en de Laatste. Hij is dood geweest, en zie, Hij is levend tot in alle eeuwigheid. Amen. Hij heeft de sleutels der hel en des doods’ (Openb. 1:17, 18).

Paulus acht het van groot belang om Timótheüs te wijzen op Jezus’ overwinning over dood, graf en hel, om hem ervan te overtuigen dat de zaak van koning Jezus in Éfeze, ja, in de gehele wereld, geen onzekere en twijfelachtige zaak is. God de Vader heeft Zijn stempel gezet op het werk van Zijn Zoon door Hem uit de doden op te wekken. Daarom zal het welbehagen des Heeren door de hand van Christus gelukkiglijk voortgaan, ook in Éfeze, ondanks alle strijd en tegenstand. De gelovige overdenking van Christus’ opstanding uit de doden is voor Paulus zelf tot grote troost geweest. Daarom wekt hij Timótheüs ook op ’om dit geloofsartikel dikwijls te overdenken en naarstiglijk in te scherpen.’

Wens

We hopen van harte dat de gedurige overdenking van Jezus’ opwekking uit de doden tot rijke troost en bemoediging mag zijn voor allen die te strijden hebben met de driehoofdige vijand. Hoor Jezus’ eigen woorden eens: In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen (Joh. 16:33b). Volk des Heeren, nu verkeert u in de grote verdrukking, maar eenmaal zult u uit de grote verdrukking komen en uw Koning dag en nacht zonder zonde mogen dienen in Zijn tempel. De Heere vertrooste u met deze woorden!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen