Twee klippen in de omgang met Gods leiding
De Heere regeert
De Heere regeert. We vinden deze uitroep in het Woord van God. We gebruiken deze uitdrukking als we spreken over de loop van alle gebeurtenissen op deze wereld. We bezingen deze regering in Gods huis of thuis. We belijden deze regering tegenover ieder in onze omgeving. Maar…., hoe gaan we met Gods leiding om als deze geheel tegenstrijdig is met ons logisch verstand? Zingen we ook nog als tegenslagen en kruisen in ons leven komen? Belijden we dit ook in dagen van ziekte, rouw, gemis, eenzaamheid, en allerhande tegenheden die ons in ons leven overkomen?
Salomo’s raad
Salomo, de wijste van alle koningen, heeft met het oog hierop een raad gegeven, die van betekenis is voor ons allen. Voor ouderen, die terugblikken in hun leven of geen uitzicht hebben voor de toekomst. Voor jongeren, die vragen hebben over Gods leiding. Voor ieder die tegenslag en kruis vanwege de zonde overkomt.
In die raad waarschuwt Salomo voor twee klippen die ons bedreigen bij de overdenking van Gods leiding in ons leven. U weet wel wat klippen zijn. Rotsen in het water die, soms onzichtbaar, het schip openscheuren, waardoor het naar de diepte zinkt. Salomo wijst twee klippen aan op onze levensreis. Hij schrijft: Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen? Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd? (Prediker 7:16-17). Dus twee klippen: Niet al te rechtvaardig en Niet al te goddeloos.
Misverstanden
Als je deze woorden op het eerste gezicht leest, zijn ze niet direct duidelijk. Kún je wel al te rechtvaardig zijn? Lezen we niet in de Bijbel over rechtvaardigen die nóg gerechtvaardigd worden? (Openb. 22:11). En dan Niet al te goddeloos. Bij oppervlakkige lezing zou je zo maar kunnen denken dat je dus wel een béétje goddeloos mag zijn. Alsof er enige ruimte is om af te wijken.
Als je de twee klippen sámen neemt, lijkt het een betoog om niet al te precies te leven, en ook niet al te zeer uit de band te springen. Houd een beetje de middenweg aan. Niet te goddeloos. Niet te rechtvaardig. Een pleiten voor een enge poort die wat wijder is, en een smalle weg, die wat breder is. 1
Op voorhand begrijpt elke Bijbellezer dat deze uitleg on-Bijbels is. Maar wat is dan wél de betekenis? En, gelden deze woorden ook voor mij?
Raadsels
Als Salomo deze woorden spreekt, is hij gekomen aan het einde van zijn leven. Hij kijkt terug en overdenkt zijn leven. Hij overdenkt Góds leiding in zijn leven en in het leven van anderen. Hij heeft veel gezien. Voorspoed en tegenspoed. Mensen die het altijd voor de wind lijkt te gaan. Mensen in een hoek waar altijd de klappen schijnen te vallen. Er is ook afwisseling in het een en zelfde mensenleven: perioden van donkere dagen en lichte dagen wisselen zich af. Hij ziet soms diepingrijpende slagen, waardoor een levensweg soms geheel omgebogen (gekromd) wordt. De overdenking van Gods leiding wordt het moeilijkst, als je gaat vergelijken. Salomo ziet een kind van God, getroffen door slag op slag.
Hij ziet een goddeloze die fluitend door het leven gaat. Hier wordt het echt moeilijk met de aanvaarding van Gods leiding. Hier ontstaan de raadsels en de onbegrepen wegen. Het zijn de raadsels van Asaf in Psalm 73. Het zijn de raadsels van Job op de ashoop. Het zijn de raadsels van Jozef in de gevangenis. En het zijn misschien ook wel soortgelijke raadsels waar u en jij en ik tegenaan lopen.
Twee klippen
In deze omstandigheden, in deze raadselachtige wegen, zijn er twee klippen waar een mens zich aan kan stoten. En laat ieder zijn eigen gedachten en leven er naast leggen. De eerste klip is, dat we menen rechtvaardiger dan God te zijn. Dan zouden wij de klappen, slagen en de tegenspoeden willen beperken voor de goddelozen. Dan zouden we voor de rechtvaardigen en voor allen die naar Gods Woord en wet leven, een voorspoediger weg willen uitzetten. Dan zouden wij het in Jozefs leven ánders willen doen. We zouden Job niet ál zijn kinderen en al zijn bezittingen op één dag laten verliezen. We zouden rechtvaardiger dan God de levens regeren. …Denken we. En inderdaad. Dan zijn we ál te rechtvaardig en ál te wijs. Dan zijn we in eigen oog rechtvaardiger en wijzer dan God! En dan klinkt het Goddelijke Woord: Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
Er is ook een tweede klip. Al te goddeloos, en al te dwaas. Dan hebben de slagen ons zo hard getroffen dat ”het voor ons niet meer hoeft.” Werkers in de zorg, vooral zij die bij oudere of gehandicapte mensen thuis komen, komen dat nogal eens tegen. De slagen kwamen zo zwaar aan, dat men gebroken heeft met de dienst des Heeren. ”Het hoefde voor mij niet meer. Als God dat allemaal toelaat, geef mijn portie maar aan fikkie.” En dergelijke uitdrukkingen meer. Men heeft zich verhard onder de tegenspoeden en de slagen. Men heeft niet kunnen en willen buigen. Men heeft God en Zijn dienst vaarwel gezegd. Het is de reactie van Jobs vrouw: Zegen God en sterf. En dan klinkt het Goddelijke Woord: Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?
Gods verborgen raad
Maar we zijn nog niet klaar. Het gaat in deze woorden niet alleen over zaken die in Gods voorzienigheid ons uitwéndig kunnen overkomen. Nee, het gaat over ál Gods besluiten. Dat zijn dus ook besluiten die gaan over de verborgenheden van het zalig worden. 2 Dan gaat het over Gods besluiten van eeuwigheid. Dan gaat het over de uitvoering van die besluiten in de tijd. Dan gaat het over de leidingen Gods met Zijn volk. Dan gaat het over een houding, waarbij we meer willen weten dan God in Zijn Woord geopenbaard heeft. Kortom, dan gaat het over onze houding ten opzichte van de leer der zaligheid waaronder níet kan worden gebogen. En dan doemen ook hier deze twee klippen op.
Dan kan het zijn dat we ons stoten aan de leer der zaligheid en ons afkeren van de Heere en Zijn dienst. Als het zó moet, hoeft het voor mij niet. We verlaten Gods kerk en sluiten ons elders of nergens aan. Maar dan waarschuwt God ons vandaag nog: Wees niet al te goddeloos, en wees niet al te dwaas; waarom zoudt gij sterven buiten uw tijd?
Er kan ook, al levend onder de waarheid, een innerlijk verzet zijn in ons hart, dat misschien wel voor onszelf verborgen is. We verdedigen schijnbaar ons leven lang de leer der waarheid, maar diep van binnen hebben we ons verhard. Onder de prediking of bij het ouder worden, ervaren we soms dat de hemel niet meer verkwikt en de hel niet meer verschrikt. We zijn er gelaten onder. En natuurlijk rechtzinnig. Gód moet het doen. Zelf kun je het niet. En we horen liever niet dat er de nadruk gelegd wordt op het ’niet gewild’ (Matth. 23:37, Luk. 13:34; 19:27). En al doorlevend komen we nooit eens tot het besef dat we om éigen schuld verloren gaan. We hebben ons eigen leven vast willen houden. Ten diepste hebben we ons over de dingen van de eeuwigheid hooguit bij vlagen bekommerd. En beste vrienden, laten we dan aan het einde van ons leven ons niet rechtvaardigen door te zeggen dat Gód het niet gegeven heeft, en dat we het zelf niet hebben gekund. Want dan geven we, zelfs voor de poorten van de eeuwigheid, God nog de schuld van onze onbekeerlijkheid. Dan zegt God ook tot ons: Wees niet al te rechtvaardig, en houd uzelven niet al te wijs; waarom zoudt gij verwoesting over u brengen?
Welke weg ons gewezen wordt
Koning Salomo zegt niet alleen hoe het niet moet. Salomo wijst ons ook de weg der zaligheid en de weg van het eeuwige leven aan. Mag ik het anders zeggen? Gód wijst ons, ook in Prediker 7, de weg van het eeuwige leven aan. We lezen in vers 18: Het is goed dat gij daaraan vasthoudt, en trek ook uw hand van dit niet af; want die God vreest, die ontgaat dat alles. Heel eenvoudig wordt ons de weg van de vreze Gods als de begaanbare weg gewezen. De vreze Gods waarvan Petrus Datheen in Psalm 25:7 zingt:
De verborgenheid des HEEREN
Is den mens geopenbaard,
Die God vreest en houdt in eren,
En Zijn verbond wel bewaart.
Ten diepste wordt in de eerste regels van dit vers Christus bedoeld. Hij is de verborgenheid der godzaligheid (1 Tim. 3:16). Aan Zijn voeten wordt de roede gekust.
Zo leert hij zich geduldig dragen;
Zo ziet hij ’t eind der kwade dagen;
Zo wordt de roede zelfs gekust,
En d’ onderwerping geeft hem rust;
Totdat de kuil gegraven wordt,
Waarin de zondaar nederstort (Ps. 94:7).
Aan Zijn voeten leren we wat het is om zachtmoedig te zijn en nederig van hart. Aan Zijn voeten vinden we rust voor onze zielen. Neemt Mijn juk op u, en leert van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en gij zult rust vinden voor uw zielen (Matth. 11:28).
Hoe de weg ook gaat!
Noten
1. Ds. F. Bakker, Het eeuwige Woord II, Utrecht, 9 e , z.j., p.9 e.v.
2. Op dit spoor werd ik gezet door kanttek. 39 bij Pred. 7:16
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 mei 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's