Voor de rechtbank: Atheïsme
Mensziel is weer eigendom van Prins Immanuël. Hij openbaart Zich ook als Rechter Die het hart onderzoekt.
De rechtbank samengesteld
Op bevel van de Prins wordt een rechtbank samengesteld. Deze rechtbank moet zich buigen over het verhoren en vonnissen van de dienaren van Diábolus. Deze mannen worden in de gevangenis bewaakt door cipier Waarachtig.
Als het zover is, worden de Diábolusmannen uit de cel gehaald en, aan elkaar vastgeketend, naar de rechtszaal gebracht. Daar worden ze voorgesteld aan de burgemeester, de secretaris en de rest van de aanwezigen. Eerst wordt de jury gekozen en daarna moeten de getuigen de eed afleggen. De jury wordt gevormd door de heren Geloof, Waarachtig hart, Oprecht, Haat-het-slechte, Liefhebber-van-God, Zie-het-goede, Hemelsgezind, Gematigd, Dankbaar, Goede werken, IJveraar-voor-God en Ootmoedig. De heren Allesweter, Waarheidspreker, Leugenhater zullen getuigen.
Ook de heer Vastewil is met enkele vrienden aanwezig.
De gevangenen krijgen een plaats achter een traliehek bij de rechtbank.
Het verhoor van Atheïsme
- De aanklacht tegen Atheïsme De secretaris van de rechtbank, de heer Doe-Recht, vraagt de heer Atheïsme (eerder al Godverzaker genoemd) 1 naar voren te laten komen.
Doe-Recht vraagt Atheïsme de eed af te leggen. Daarna zegt hij: ’U wordt aangeklaagd als indringer in de stad Mensziel. U hebt schaamteloos verteld en volgehouden dat er geen God is en dat daarom alle aandacht voor godsdienst overbodig is. Dat is een aanval op het bestaan, de eer en glorie van de Koning en op de vrede en veiligheid van Mensziel. Wat zegt u, bent u schuldig aan deze aanklacht, of niet?’ Atheïsme: ’Niet schuldig’.
- Het getuigenis van Allesweter
Doe-Recht laat de heren Allesweter, Waarheidspreker en Leugenhater roepen en zegt: ’Jullie zijn getuigen van de Koning. Kijk naar de gevangene; kennen jullie hem?’ Allesweter: ’Ja, wij kennen hem. Hij heet Atheïsme. Deze slechterik heeft zich jarenlang op verderfelijke wijze gedragen in Mensziel.’ Doe-Recht: ’Weet u zeker dat u hem kent?’
Allesweter: ’Ja, of ik hem ken! Daarvoor ben ik maar al te vaak in zijn gezelschap geweest. Hij is de zoon van een Diábolusman en zijn grootvader ken ik ook.’
Doe-Recht vertelt waarvoor Atheïsme is aangeklaagd en vraagt of deze man schuldig is.
Allesweter: ’Wij waren eens samen in de Schurkenlaan en hij sprak toen heel open over van alles en nog wat. Daar hoorde ik hem ook zeggen dat hij van mening was dat er geen God is.
’Maar’, zei hij toen, ’ik kan mezelf zo godsdienstig voordoen als het gezelschap en de omstandigheden het vragen’.’
Doe-Recht: ’Weet u het zeker dat hij dat zo gezegd heeft?’
Allesweter: ’Ik heb de eed erop afgelegd, dat ik de waarheid spreek.’
- Het getuigenis van Waarheidspreker
Doe-Recht vraagt aan Waarheidspreker wat die kan getuigen tegen Atheïsme.
Waarheidspreker: ’Ik was vroeger een heel goede vriend van hem, waar ik nu spijt van heb. Ik heb hem vaak met overtuiging horen zeggen dat hij geloofde dat er geen God, geen engel en geen geest bestaat.’
Doe-Recht: ’Waar hebt u hem dat horen zeggen?’
Waarheidspreker: ’In de Zwartemondlaan, in de Godslasteraarsgang en op veel andere plekken.’
Doe-Recht: ’Kunt u nog meer over hem vertellen?’
Waarheidspreker: ’Ik weet dat hij een Diábolusman is, net als zijn vader. Hij ontkende de Godheid op verschrikkelijke wijze. Zijn vader was Nooitgoed, en hij had meer kinderen dan alleen deze Atheïsme. Meer heb ik niet te vertellen.’
- Het getuigenis van Leugenhater
Daarna zegt Doe-Recht tegen de volgende getuige, de heer Leugenhater: ’Kijk eens goed naar de gevangene die daar staat. Kent u hem?’
Leugenhater: ’Deze Atheïsme is een van de laaghartigste schurken die ik ooit ontmoet heb en waar ik mee te maken heb gehad in dit leven. Ik heb hem horen zeggen dat er geen God is. Ik heb hem horen beweren dat er geen toekomende wereld is, geen zonde en geen straf. Ook heb ik hem horen zeggen dat het niet uitmaakt of je naar een hoerenhuis gaat of naar een preek luistert.’
Doe-Recht: ’Waar hebt u hem dat horen zeggen?’
Leugenhater: ’In de Dronkaardslaan, vlakbij de Deugnietensteeg, in het huis van Goddeloosheid.’
Doe-recht vraagt daarop aan cipier Waarachtig om Atheïsme terug te brengen naar zijn plaats.
Het onderzoek naar het ontkennen van het Godsbestaan
Bunyan beschrijft in hoofdstuk 6 het rechterlijk onderzoek naar de verschillende ondeugden die hoogtij vierden ten tijde van Diábolus’ regering. Er wordt begonnen met een onderzoek naar het gedrag van Atheïsme.
De rechtbank
De rechtbank wordt gevormd door mannen die de eigenschappen bezitten om te oordelen naar Gods wet en tot Gods eer. De getuigen zijn mannen die het ware gedrag van de beschuldigden in het licht stellen. De aangeklaagde gevangenen zijn de zonden die vrij bedreven konden worden in de tijd dat satan heerschappij voerde.
Atheïsme …
Bunyan laat de getuigen enkele rake uitspraken doen over Atheïsme.
Atheïsme heeft gezegd dat God niet bestaat en daarom alle aandacht voor godsdienst overbodig is. Voor religie is dus geen plaats meer in de openbare ruimte.
Atheïsme komt uit een oud geslacht. Daarin is Bunyan heel Bijbels. Het ontkennen van het bestaan van God ligt op de bodem van iedere zonde, ook van de eerste zonde in het paradijs. Als Adam en Eva werkelijk geloofd hadden dat God bestaat en Wie Hij is, zouden ze de zonde nagelaten hebben.
Atheïsme kan zich heel goed aanpassen aan het gezelschap waar hij zich in bevindt. Als het een godsdienstig gezelschap is, kan hij zich voordoen als een mens die gelooft dat God bestaat, terwijl hij in zijn binnenste het Godsbestaan ontkent. Dat roept de vraag op hoe het met ons ten diepste gesteld is. Uiterlijk kan het immers heel wat lijken als we samen zijn met andere christenen. Maar geloven we werkelijk dat God bestaat? Zijn we werkelijk een vijand van de zonde als gevolg van de ware liefde tot God?
De plaatsen waar Atheïsme openbaar komt, zijn duistere plaatsen. Bunyan noemt de Zwartemondlaan, de Schurkenlaan, de Deugnietenstraat, de Godslasteraarsgang en de Dronkaardlaan. Het zijn rake typeringen.
Atheïsme ontkent behalve het bestaan van God ook het bestaan van zonde. Zonde is immers het begaan van een misdaad tegen God, en als God niet bestaat, kan er geen sprake zijn van misdaden tegen Hem. Daarom gaat Atheïsme zelfs zover, dat het niet uitmaakt wat je doet, of het nu het bezoeken van een prostituee of van een kerkdienst is. Als God niet bestaat, is er ook geen eeuwigheid, dus ook geen toekomende wereld. En als zonde niet bestaat, hoeft er ook geen angst te zijn voor straf.
Bunyan maakt duidelijk waar het ontkennen van God in eindigt. De goddeloze, gelijk hij zijn neus omhoogsteekt, onderzoekt niet; al zijn gedachten zijn dat er geen God is (Ps. 10:4). Maar al doet deze goddeloze geen onderzoek, hij zal zelf wel onderzocht worden …
… in de wereld …
In Engeland, het geboorteland van Bunyan, liet een atheïstische reclamecampagne in 2009 achthonderd bussen voorzien van de tekst ’Er is waarschijnlijk geen God. Maak je niet langer zorgen en geniet van je leven.’ Daarmee is de kern van de gedachte of de wens dat God niet bestaat raak omschreven. Zolang er nog gedacht wordt dat er een God bestaat of kan bestaan, staat er een rem op het uitleven in de zonde.
Wereldwijd vormen de echte atheïsten nog geen 2,5% van de wereldbevolking. China en Japan staan in de top-10 van landen met veel atheïsten: resp. 40-50% en 30-40% van de inwoners. In Nederland ging het in 2015 om ruim 25% (in 2011 ging het om ’nog maar’ 14%).
… en in ons hart
Ds. Hellenbroek (1658-1731, bekend van zijn vragenboekje) typeerde het atheïsme als volgt: ’het is meer een wensen dan een geloven dat er geen God is’. Daar sluiten de volgende uitspraken bijvoorbeeld heel goed op aan. ’Als religie van de aardbol verdween, zou ze worden teruggevonden in het hart van een atheïst’ 2 , en: ’’Hoe kan je zo zeker zijn dat God niet bestaat?’ Atheïst: ’Je moet toch in iets geloven.’’ 3
David is erachter gekomen dat ieder mens ten diepste een atheïst is: De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God. Zij verderven het, zij maken het gruwelijk met hun werk; er is niemand die goed doet. De HEERE heeft uit den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien of iemand verstandig ware, die God zocht. Zij zijn allen afgeweken, tezamen zijn zij stinkende geworden; er is niemand die goed doet, ook niet één (Ps. 14:1-3). Als we door het werk van Gods Geest daarop leren zien, en ontdekken wie wij en onze kinderen zijn, zou dan niet het gebed moeten opklimmen: Och, dat Israëls verlossing uit Sion kwame! (Ps. 14:7).
Noten
1. Godverzaker (Atheïsme) was door Diábolus aangesteld tot stadssecretaris in de plaats van de heer Geweten (zie. Art. 14).
2. Ch. Baudelaire, Frans dichter (1821-1867).
3. W. van Broeckhoven, Belgisch radiopresentator en mediapersoonlijkheid (1949-2019)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 juni 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's