7. Hanna’s Lofzang

Er zijn meerdere vrouwen geweest die de Heere in het openbaar hebben geloofd. Toen de Heere Zijn volk Israël door de Rode Zee had geleid, had niet alleen Mozes de HEERE een lied gezongen, maar had ook Mirjam met een trommel in haar hand en met haar een aantal vrouwen gezongen: Zingt den HEERE, want Hij is hogelijk verheven (Ex. 15:21). En in Richteren 5 kunnen we lezen hoe Debora en Barak de Heere geloofd hebben in een lied en hun lofzang eindigden met de woorden: Alzo moeten omkomen al Uw vijanden, o HEERE! Die Hem daarentegen liefhebben, moeten zijn als wanneer de zon opgaat in haar kracht (Richt. 5:31). 1 Samuël 2 vers 1 begint met het weergeven van de 10 verzen van de lofzang van Hanna. Een spreekwoord zegt: ’Waar het hart vol van is, daar loopt de mond van over.’ Zo was het ook met Hanna. De Heere had de voorheen ellendige en verdrietige vrouw zo’n grote weldaad in Samuël geschonken, dat ze daarvan onmogelijk kon zwijgen. Het was met haar als met de moeder van de Heere Jezus in Lukas 1. Ook Maria begon haar lofzang met het roemen van Gods grote daden. We lezen in Lukas 1: 46: En Maria zeide: Mijn ziel maakt groot den HEERE, En mijn geest verheugt zich in God mijn Zaligmaker. En in vers 49: Want grote dingen heeft aan mij gedaan Hij Die machtig is, en heilig is Zijn Naam.

Net als Hanna loofde zij de Heere voor het feit dat Hij uit genade wilde omzien naar zondige, zwakke en geringe mensen, terwijl Hij hoogmoedige en trotse mensen voorbijging, zoals we dat o.a. lezen in vers 53: Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld, en rijken heeft Hij ledig weggezonden. Met ’hongerigen’ worden vooral bedoeld mensen die uitzien om verlost te worden van hun zonden en begeren een kind van de Heere te worden. Dat zijn mensen die zonder de Heere niet verder kunnen en durven leven en gedurig smeken om tot Gods eer te leven. En met ’rijken’ worden mensen bedoeld die de Heere niet nodig hebben en genoeg hebben aan de dingen van deze wereld. Zulke mensen bekommeren zich niet om de dingen van de eeuwigheid. Dat heeft de Heere Jezus eeuwen later heel duidelijk verklaard in de ’zaligsprekingen’ van Matthéüs 5. Daar zegt Hij: Zalig zijn de armen van geest, zalig zijn die treuren, zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid (Matth. 5:3 t/m 11).

Hanna ging in haar lofzang in op haar vorige leven toen zij in ellendige en verdrietige omstandigheden verkeerde en geen kinderen had, terwijl Peninna haar met harde woorden kwetste. De Heere vermeldt ons dat Peninna haar tergde met terging om haar te vergrimmen, omdat de HEERE haar baarmoeder toegesloten had (dat betekent dat zij geen kinderen kon krijgen). Maar, zo zong Hanna verder, de Heere nam het voor mij op. Er staat in vers 4: De boog der sterken is verbroken. Daarmee bedoelt Hanna Peninna en al degenen die vijanden van het volk van de Heere zijn. Hoe zij zich ook in hoogmoed mogen verheffen boven Gods kinderen en proberen hen door woorden en daden te vernederen, eens zullen zij de nederlaag behalen. Daarentegen zijn zij die struikelden met sterkte omgord ( vers 4). Met ’die struikelden’ bedoelde Hanna zichzelf en al de zwakke en arme kinderen van de Heere. Al de geestelijke Hanna’s (Gods kinderen) weten het tot hun troost uit ervaring dat het waar is, wat er staat in Ps. 138:6: Want de HEERE is hoog, nochtans ziet Hij den nederige aan, en den verhevene kent Hij van verre. Steeds maar weer geeft Hanna in haar lofzang in andere bewoordingen te kennen dat de Heere voor Zijn arm en ellendig volk zal blijven zorgen en dat zij eens op Gods tijd uit hun treurige omstandigheden zullen worden verlost, terwijl alle hoogmoedige goddelozen in duisternis zullen zwijgen (vers 9) en zij die met den HEERE twisten, verpletterd zullen worden (vers 10). In welke vreselijke omstandigheden Gods kinderen ooit komen, eens behalen de geestelijke Hanna’s (Gods kinderen) de overwinning en delven de geestelijke Peninna’s (zij die de Heere niet vrezen) het onderspit. Gods kinderen bezitten een machtige en sterke Koning en mogen het weten: Die Koning zal ons verhoren ten dage van ons roepen (Ps. 20:10).

Ook over de komst van Koning Jezus mocht Hanna aan het einde van haar lofzang zingen. Zij wist uit ervaring dat alle zwakke kinderen des Heeren (de geestelijke Hanna’s) in en door Hem eens de overwinning zullen behalen, zoals Paulus zegt in Romeinen 8: 37: Maar in dit alles (namelijk in het ondervinden van allerlei moeilijkheden door de geestelijke Peninna’s) zijn wij meer dan overwinnaars, door Hem Die ons liefgehad heeft. Nadat Hanna haar lofzang had gezongen en openlijk de Heere had erkend en geloofd voor Zijn grote daden, keerde ze met haar man Elkana naar huis terug, terwijl de driejarige Samuël in de tabernakel achterbleef.

(Volgende keer D.V. 8. De grote zonden van Eli’s zonen)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen