Meditatie
Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Johannes 7:37b
Geliefde lezer,
In ons tekstwoord treffen we Jezus tijdens de laatste dag van het Loofhuttenfeest op het tempelplein. Zojuist had de hogepriester een gouden kruik met water uit de Siloah-bron uitgegoten bij het brandofferaltaar. Deze waterplenging verwees naar de wateren die vloeiden uit de rotssteen bij Massa en Meríba (Ex. 17:6). Wateren die de Heere schonk aan een volk dat Hem verzocht en Mozes wilde stenigen! Deze wateren van goedertierenheid volgden het volk door de woestijn (Ps. 105:41).
Waar wees de geslagen steenrots op? Op Christus! (1 Kor. 10:4). Hij werd vanwege de zonden van Zijn volk plaatsbekledend geslagen tot de dood. Als men doorleeft dat Christus geslagen is door mijn zonden, dan vloeien er tranen van smart. Wat worden deze gemengd met tranen van vreugde en verwondering als men naar de mate van het geloof mag geloven dat Hij geslagen is voor mijn zonden. De Evangeliewateren die uit Christus vloeien zullen Gods kinderen, ondanks hun onverbeterlijke zondige bestaan, volgen door de woestijn van hun leven. Als men van dit verse en levende water mag drinken als een dorstig hert, dan zingt men met geloofsvreugde de woorden uit Jesaja 12, die door de schare op het tempelplein gezongen werden tijdens de waterplenging: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. Zie, God is mijn Heil, ik zal vertrouwen en niet vrezen; want de HEERE HEERE is mijn Sterkte en Psalm, en Hij is mij tot Heil geworden. Na de waterplenging staat Jezus op en roept: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Alsof Hij zegt: alleen in Mij zal vervuld worden waar de waterplenging op wijst. Want Ik zal water gieten op den dorstige en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen (Jes. 44:3). Zoals blijkt uit de kanttekening van dit vers nodigt de Heere hier geestelijk dorstigen. Wij, in de westerse wereld, weten niet wat dorst is. Een woestijnreiziger die door zijn water voorraad heen is, weet wel wat dorst is. Die moet omkomen als er geen water gevonden wordt. Gods kinderen zijn ook reizigers door de ’aardse woestijn’. Vaak moeten ze zichzelf voortslepen door het brandende zand van zondesmart. En gaan ze gebogen onder de felle zon van Gods toorn vanwege hun zonde en hun ongerechtigheden. De hete woestijnwind van wereldzin, satan en het verdorven bestaan snijdt hun geestelijke adem (het gebed) vaak af. Ook de woestijndoorns van kruis en druk ontbreken niet. Wat moeten ze inleven onvruchtbaar te zijn als de woestijn. Wat is de nood groot als ze hijgen en dorsten naar God en als ellendigen en nooddruftigen water zoeken, maar er is geen (Jes. 41:17). Dan is het omkomen naar recht, omdat ze zichzelf in het paradijs van de Levensbron afgesneden hebben. Eeuwig wonder als dan in de woestijn de stem van de Levensvorst gehoord wordt: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke.
Kom tot Mij! En zie af van de zonde en de wereld en luister niet langer naar satan. Kom tot Mij! Alleen in Mijn bloed is de hitte van Gods gramschap geblust. Ik heb satans kop vermorzeld. Ik heb de wereld overwonnen. Alleen in Mijn gemeenschap zal de woestijn van uw hart bloeien en geuren als een roos. Alleen in Mij is het eeuwige leven. Zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven (Joh. 4:14).
Als men sterft van dorst en ingewonnen wordt voor de liefelijke nodiging van Jezus dan is het: ”’t Is Jezus alleen waar mijn hart gaat heen, naar Die Levensvorst mijn ziel geduriglijk dorst”. Dan begeert men tot Jezus te komen. Maar men moet bekennen geen voeten te hebben om tot Hem te gaan en geen hand te hebben om water uit de Heilsfontein te scheppen! ”Zonder U kan ik niet zuchten noch van hier naar boven vluchten!”
Dezulken zullen ervaren dat alleen Jezus kan geven wat Hij beveelt. Maar Hij geeft het op Zijn tijd en wijze, als de laatste druppel in de waterput van eigen kracht is opgedroogd. Op de dag van Zijn heirkracht geeft Hij voeten om tot Hem te gaan. Dan trekt Hij ze met koorden van liefde naar Hem toe. Dan dringen ze in Zijn kracht, als de bloedvloeiende vrouw, door alle hindernissen heen. Om met een geschonken geloofshand water te scheppen met vreugde uit Christus, de Fontein des heils.
En drinke. Zoals gedronken water zich vermengt met het lichaam, zo zal degene die door het geloof drinkt van de wateren des heils, ervaren: die Mijn bloed drinkt die blijft in Mij en Ik in hem (Joh. 6:56). Dan wordt Gods toorn niet gevoeld. Dan oefe nen de zonde, de wereld en de satan geen macht. Dan is er geen twijfel. Want die Mijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage (Joh. 6:54). Dan zwemmen ze in de wateren van Gods liefde. Dan klinkt in de woestijn een danklied: Ik dank U, HEERE, dat Gij toornig op mij geweest zijt, maar Uw toorn is afgekeerd, en Gij troost mij. O, ellendigen die God zoekt in al uw zielsverdriet en als een hert hijgt naar de waterstromen: ”Houdt aan, grijpt moed, uw hart zal vrolijk leven”.
Na een zoete lessing bij Elim volgt echter het woestijnleven weer. De woestijn wordt steeds heter. Het is een smeltkroes om het schuim van het geloofsgoud te scheiden. Hoe heter de woestijn is, hoe meer men het beeld van de Smelter gelijkvormig wordt. Dat blijkt ook uit wat volgt op onze tekst: Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien. U leest het goed: ”zijn” is zonder hoofdletter. Er wordt gesproken over de buik, het binnenste, het hart van een gelovige. Als men in het geloof water schept uit de Fontein des heils dan kan dat niet verborgen blijven. Hun oude natuur brengt een stroom van ongerechtigheden voort. Maar de waterstromen uit de Heilsfontein zijn sterker. Ze verdrijven het dode water van de zonde en doen hen ’bloeien als het malse kruid’. De woestijn van hun hart wordt door dit levende Water een vruchtbaar veld (Jes. 32:15), met bloemen van liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, matigheid (Gal. 5:22). Hoe dichter bij de Fontein, hoe krachtiger ze bediend worden uit Christus en hoe meer er uit de overvloed van het hart gesproken wordt (Luk. 6:45). Dan gaat de kleine jongedochter van Naäman goed van de Heere spreken in een heidens land. Dan dicht een jonge David al tokkelende op de harp Psalm 23. Dan wordt de Samaritaanse een evangeliste en gaat men in de grijze ouderdom vruchten dragen om te verkondigen dat de HEERE recht is; Hij is mijn Rotssteen en in Hem is geen onrecht. Op aarde zwoegt de geestelijke pelgrim langer door de woestijn dan dat men in de oasen water mag scheppen uit de Heilsfontein. Echter er komt een einde aan de woestijnreis. Dan geldt: Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren. Zal dat ook uw deel zijn? Of smeekt u met de rijke man om een druppel water om uw tong te verkoelen, want ik lijd smarten in deze vlam? Haast en spoed u om uws levens wil!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2021
De Wachter Sions | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2021
De Wachter Sions | 16 Pagina's