Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 217
Hoofdstuk 33 – Het Ongeloof Gestraft (2)
En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht want hun werken waren boos. Johannes 3:19
De leerstelling is de volgende: ’Hoe groter en helderder het licht is waaronder de onboetvaardigen en onherborenen in deze wereld leven, des te ernstiger en zwaarder zal hun oordeel en ellende zijn in de wereld die komt’.
Matthéüs 11:21 en 22: Wee u, Chórazin, wee u, Bethsáïda. Want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben. Doch Ik zeg u: Het zal Tyrus en Sidon verdraaglijker zijn in de dag des oordeels dan ulieden.
Twee dingen vragen in het leerstellige gedeelte van dit punt om uitleg:
Het eerste. Hoe maakt het licht de schuld van de zonde groter en verzwaart het die?
Het tweede. Waarom onderwerpt de zonde, die zo verzwaard is, de mens aan een ernstiger oordeel?
Het eerste. Wij zullen vragen naar de oorzaken en de redenen waarom een groter licht de zonden die daaronder worden begaan, naar verhouding groter en zwaarder maakt. Het zal blijken dat het om verschillende redenen is.
Alle licht, in het bijzonder het licht van het Evangelie, behoedt een mens heel krachtig voor de zonde; het is een uitnemend middel om de zonde te voorkomen. Het is de eigenschap van het licht om inzicht te geven, de misvattingen en de dwalingen van het oordeel te herstellen, en daardoor ook aan de geneigdheid om zich zondige dingen voor te nemen en zondige wegen te bewandelen een halt toe te roepen. Het is volkomen helder dat veel mensen nooit zouden handelen zoals ze handelen, als ze in hun verstand meer van de dingen doordrongen waren: Welke niemand van de oversten dezer wereld gekend heeft; want indien zij ze gekend hadden, zo zouden zij de Heere der heerlijkheid niet gekruist hebben (1 Kor. 2:8). Het is het gebrek aan licht en beter onderricht geweest, dat hen gebracht heeft onder deze vreselijke zonde, die haar weerga niet kent. Onze Heiland veronderstelt ook, in de tekst die ik zojuist heb aangehaald, dat als Tyrus en Sidon hetzelfde licht en dezelfde middelen der genade hadden gehad als Chórazin en Bethsáïda, zij dan nooit zo zondig waren geweest. Het licht maakt het gevaar openbaar, en daardoor boezemt het bij de mens ontzag in, roept het hem een halt toe, zodat hij niet voortgaat op die terreinen en in die wegen waar hij gevaar loopt.
Het zondigen onder het licht en tégen het licht veronderstelt en omvat een grotere minachting van Gods gezag dan het zondigen in onwetendheid en duisternis. Ieder die Gods wet overtreedt, veronachtzaamt en veracht de Wetgever niet in dezelfde mate. Maar wanneer iemand het licht heeft om het kwaad en het gevaar van wat hij doet, te ontdekken, en hij het dan toch aandurft om dat te doen, wat is dat dan ánders dan Gods gezag met voeten treden? Wat ánders, dan dat wij Zijn woord achter onze rug werpen? Wanneer wij willens zondigen, is dat een boosaardig zondigen tegen God (Hebr. 10:26). Het geeft aan dat men een lage en geringe achting heeft voor Gods wet, die heilig is, en waarvoor we eerbied moeten hebben. Dat maakt de zonde alleen nog maar veel zondiger.
Het zondigen onder het licht en tégen het licht laat geen ruimte voor uitvluchten en verontschuldigingen om de belediging te vergoelijken, zoals zonden uit pure onwetendheid dat doen. Zij die buiten het geklank van het Evangelie leven, kunnen zeggen: Heere, wij hebben nooit gehoord van Christus en van de grote verlossing die Hij heeft teweeggebracht. Was dat wel zo geweest, dan zouden we nooit hebben geleefd en gehandeld als wij hebben gedaan. Daarom zegt Christus in Johannes 15:22: Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde. Het betekent dat als het licht van het Evangelie niet onder hen had geschenen, hun zonde niet zo’n diepe schuld had betekend als nu. Immers, nu is hun zonde door het licht waaronder en waartegen zij wordt begaan, zó walgelijk en afschuwelijk, dat ze geen voorwendsel of excuus hebben om die te vergoelijken of te verzachten.
Het licht van het Evangelie is een zeer kostbare gunst en weldaad van God jegens de mens, een van de meest uitgelezen gaven die aan de volken der aarde wordt geschonken. Daarom staat er in Psalm 147:19 en 20: Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet. Andere volken hebben koren en wijn, goud en zilver, een overvloed aan aardse vreugden en genietingen, maar zij hebben geen straaltje hemels licht dat over hen schijnt. Wij achten de weldaad van het licht misschien gering, maar God, Die het best in staat is om die te waarderen, houdt die voor groot: Ik schrijf hem de voortreffelijkheden Mijner wet voor (Hos. 8:12). Christus beschouwde Kapérnaüm als ’tot de hemel toe verhoogd’ doordat het Evangelie in die plaats werd bediend. Welnu, hoe groter de weldaad is die het licht van de waarheid met zich meebrengt, des te verschrikkelijker en afschuwelijker moet het zijn wanneer het wordt misbruikt en veracht.
Het zondigen tégen het licht wijst op liefde tot de zonde als zonde, tot de naakte zonde, zonder enige vermomming of bedekking. Bijna niets is voor een mens zo erg als wanneer hij door een beoordelingsfout denkt dat iets geoorloofd is, terwijl het in feite zondig is. Hij gaat niet alleen akkoord met de zonde als zonde, maar hij gaat er ook mee akkoord alsof het zijn plicht was, of althans zo dat het hem vrij stond dit te doen. Het is voor de satan bij veel mensen moeilijk hen ertoe te brengen dat ze een pure zonde zullen begaan, en daarom kleedt hij die in het gewaad van de plicht of de vrijheid. Daardoor misleidt hij de mens en brengt hij hem ertoe die zonde te begaan.
Als evenwel bij een mens het licht in het geweten schijnt en hem ervan overtuigt dat de weg die hij bewandelt de weg der zonde is, die rechtstreeks ingaat tegen de geopenbaarde wil van God; als het licht de zonde voor het oog van het geweten naakt uitkleedt, zodat de mens geen bedekking of excuus meer heeft en hij daarin dan toch wil volharden - dan zeg ik dat dit aangeeft dat zo’n ziel de zonde als zonde liefheeft. Welnu, wanneer een mens de genade als genade liefheeft, is dat een vaste grond die bewijst dat zijn genade echt is. Dan is echter het tegendeel ook waar: als iemand de zonde als zonde liefheeft, bewijst dat niet alleen dat hij in de zonde is, maar ook dat hij helemaal vooraan staat, in de voorste gelederen van de zondaars.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2021
De Wachter Sions | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 2021
De Wachter Sions | 16 Pagina's