Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 218
Hoofdstuk 33 – Het ongeloof gestraft (3)
En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liever gehad dan het licht want hun werken waren boos. Johannes 3:19
Het zondigen tégen het licht wijst op liefde tot de zonde als zonde, tot de naakte zonde, zonder enige vermomming of bedekking. Bijna niets is voor een mens zo erg als wanneer hij door een beoordelingsfout denkt dat iets geoorloofd is, terwijl het in feite zondig is. Hij gaat niet alleen akkoord met de zonde als zonde, maar hij gaat er ook mee akkoord alsof het zijn plicht was, of althans zo dat het hem vrij stond dit te doen. Het is voor de satan bij veel mensen moeilijk hen ertoe te brengen dat ze een pure zonde zul len begaan, en daarom kleedt hij die in het gewaad van de plicht of de vrijheid. Daardoor misleidt hij de mens en brengt hij hem ertoe die zonde te begaan.
Als evenwel bij een mens het licht in het geweten schijnt en hem ervan overtuigt dat de weg die hij bewandelt de weg der zonde is, die rechtstreeks ingaat tegen de geopenbaarde wil van God; als het licht de zonde voor het oog van het geweten naakt uitkleedt, zodat de mens geen bedekking of excuus meer heeft en hij daarin dan toch wil volharden - dan zeg ik dat dit aangeeft dat zo’n ziel de zonde als zonde liefheeft. Welnu, wanneer een mens de genade als genade liefheeft, is dat een vaste grond die bewijst dat zijn genade echt is. Dan is echter het tegendeel ook waar: als iemand de zonde als zonde lief heeft, bewijst dat niet alleen dat hij in de zonde is, maar ook dat hij helemaal vooraan staat, in de voorste gelederen van de zondaars.
Hoe meer licht er is, hoe helderder het licht is, waaronder en waartegen de mens in de zonde volhardt, des te meer moeten we van zo iemand veronderstellen dat het geweten door zó te zondigen wordt verwaarloosd en geschonden. Het is een vaste regel: Als het geweten heel erg wordt geschonden, is dat de grootste zonde. Het geweten is een edel en zeer gevoelig deel van de mensenziel. Het is in de ziel als het oog in het lichaam: heel gevoelig voor de minste kwetsuur. Een wond in het geweten is als een klap op het oog.
Niets brengt echter het geweten een grotere slag toe, niets verwaarloost en vernielt het geweten méér dan het zondigen tégen het licht. Dat doet het geweten rechtstreeks geweld aan en brengt aan deze edele kracht, Gods stedehouder, een vreselijke steekwond toe.
Zo zien we dat het eerste wordt bewezen: het licht legt een diepe schuld in de zonde en verzwaart de zonde.
Het tweede. Laten we nu eens onderzoeken waarom de zonde, die zo door het licht wordt verzwaard, de mens aan een zwaarder oordeel onderwerpt. Immers, er is geen enkele discussie over dat dit gebeurt; dat is de vraag niet. Anders zou de apostel in 2 Petrus 2:21 over degenen die tégen het licht zondigen, niet hebben gezegd dat het voor hen beter zou zijn geweest als zij de weg der gerechtigheid niet hadden gekend.
Evenmin zou Christus tegen de inwoners van Chórazin en Bethsáïda hebben gezegd dat het voor Tyrus en Sidon verdraaglijker zou zijn in de dag des oordeels dan voor hen.
Daar zijn twee redenen voor: een aan Gods kant en een aan de kant van de mens.
Aan Gods kant: Hij is de rechtvaardige Rechter van de ganse aarde, en daarom zal Hij elk mens naar zijn werk vergelden. Zal immers de Rechter der ganse aarde geen recht doen? Hij zal de wereld richten in gerechtigheid, en de gerechtigheid vereist dat er onderscheid wordt gemaakt in het straffen van zondaars, naar de verschillende mate van hun zonden. Welnu, dat er verschil is in de mate van de zonde, is zonneklaar uit wat we kort geleden in het vorige punt hebben bespro ken. Daar hebben we aangetoond dat het licht waaronder de mens zondigt, zijn zonde buitengewoon verzwaart, en dat de rechtvaardige Rechter van hemel en aarde in overeenstemming daarmee de maat van de toe te kennen straf zal bepalen.
De heidenen, die geen ander licht hebben gehad dan het vage licht der natuur, zullen veroordeeld worden omdat ze ongehoorzaam zijn geweest aan Gods wet, die in hun hart geschreven was. Maar dan wordt er toch ook een grotere toorn bewaard voor degenen die niet alleen tegen het licht der natuur zondigen, maar ook tegen het licht van het Evangelie. Daarom staat er in Romeinen 2:9: Verdrukking en benauwdheid over alle ziel des mensen die het kwade werkt, eerst van de Jood, en ook van de Griek. Onboetvaardige Joden en heidenen zullen voor Gods rechterstoel worden veroordeeld, maar dan met dit verschil: éérst de Jood, dat wil zeggen: in het bijzonder, omdat het licht en de weldaden die hij ontheiligde veel groter waren dan die welke aan de heidenen werden geschonken: aan de Joden ’waren de woorden Gods toebetrouwd’. God heeft met geen enkel volk gehandeld als met dit.
Zeker, als het gaat over het belonen van de gehoorzaamheid, gaat deze redenering niet op. De man die op het laatste uur van de dag in de wijngaard komt, kan evenveel loon krijgen als degene die de hitte en de last van de hele dag heeft verdragen: de beloning is uit genade en uit gulheid, niet door verplichting en verdienste. Zo is het hier echter niet: de gerechtigheid neemt de verhouding bij het opleggen van de straf nauwkeurig in acht, naargelang de hoogte en de mate van de zonde, en naargelang de zonde verdient. Daarom wordt er in Openbaring 18:7 over Babylon gezegd: Zoveel als zij zichzelf verheerlijkt heeft en weelde gehad heeft, zo grote pijniging en rouw doet haar aan.
Aan de kant van de mens, als het over de zondaars gaat. Het moet wel zo zijn dat de hevigste toorn en de ondraaglijkste pijniging het deel zullen zijn van hen die tegen het helderste licht en tegen de middelen van de genade hebben gezondigd.
We zien immers in de beschrijving van de Schrift dat een belangrijk deel van de pijniging van de veroordeelden uit hun eigen geweten zal opkomen: …waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt (Mark. 9:44). Niets is duidelijker dan dit: als het geweten de pijniger is van de veroordeelden, zullen degenen die tegen het licht hebben gezondigd, noodzakelijkerwijs het ergst gepijnigd worden.
Hoe meer kennis een mens in deze wereld heeft gehad, des te meer werd zijn geweten hier misbruikt en geschonden doordat ertegen gezondigd werd. O, wat zullen dit misbruik en deze schending het geweten veel werk geven om te folteren. Wat zal het zich toornig op de meest onverschrokken, vermetele en schaamteloze zondaar wreken!
Hoe meer schuld er nu is, des te meer toorn zal er dan zijn.
(wordt vervolgd)
© 2008 Den Hertog B.V. Houten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 juli 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's