Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 220

Als het misbruik van het licht de zonde en ellende zo verzwaart, is het waarschijnlijk dat tijden van grote verzoeking ook tijden van grote schuld zijn.

Wee het verlichte, wetende geslacht, wanneer er hevige verzoekingen over komen. Wat zullen velen in zulke tijden de gekende waarheid in de gevangenis opsluiten om zelf uit de gevangenis te blijven! Wat zullen velen hun geweten geweld aandoen om geweld van de hand van anderen te ontgaan!

Plato was ervan overtuigd dat God één is, maar hij durfde niet voor zijn overtuiging uit te komen. En zelfs Seneca, de beroemde leraar van het moralisme, werd ertoe gedwongen zijn overtuiging te verhullen. Augustinus heeft over hem gezegd: Hij heeft vereerd wat hem berispte, en hij heeft gedaan wat hem bestrafte. Zelfs een vooraanstaand iemand uit het pausdom uit later tijd heeft men horen zeggen wanneer hij naar de mis ging: Laten we naar de openbare dwaling gaan. O, wat is het moeilijk om het geweten in dagen van verzoeking rein te bewaren en rustig te houden! Het is zonder twijfel genade voor arme en beangste christenen als een tijdige dood hen wegneemt van de weg waar het onrecht heerst; om door een genadige Godsbeschikking ontbonden te worden vóór de hitte van de strijd.

Vandaag de dag schijnen Christus en de antichrist ten strijde te trekken. Een felle beproeving bedreigt degenen die in deze tijd het geloof belijden. Als het echter tot een treffen komt, mogen wij terecht beven bij de gedachte dat vele duizenden, dwars tegen de overtuigingen van hun geweten in, zich een weg zullen banen om hun vlees in veiligheid te brengen. Geloof het, gemeente, als Christus u met geen ander koord bij Zich houdt dan het dunne draadje van een enkele overtuiging, als Hij in uw hart en in uw genegenheden geen macht heeft, en evenmin in uw verstand en in uw geweten, als u iemand bent met veel licht en sterke ongedode begeerten, als u Christus met uw mond belijdt en de wereld eer bewijst met uw hart - dan kan iemand, ook zonder de gave van de profetie, van u zeggen wat de profeet over Házaël heeft gezegd: Ik weet wat gij doen zult in de dag der verzoeking.

Als dat zo is, wat zijn dan allen die verlicht zijn er strikt toe verplicht om zich met heel hun hart tot God te wenden en hun kennis in de praktijk en in gehoorzaamheid om te zetten!

Hoe meer een mens weet, des te meer geweld doet hij zijn geweten aan wanneer hij in opstand komt tegen het licht. Dat is zondigen ‘met opgeheven hand’ (Num. 15:30). Geloof het, gemeente, u kunt niet zo goedkoop zondigen als anderen. Kennis in een zondig mens doet hem, als een sterk temperament in een blind paard, alleen maar spoediger in het verderf neerstorten. U weet misschien veel meer dan anderen, maar als u ooit in de hemel zult komen, moet dat langs dezelfde weg zijn als waarlangs de zwakste christen er komt, de weg van geloof, van gehoorzaamheid, van het doden van de zonde, en van zelfverloochening.

Welke kennis u ook hebt: het is zeker dat u geen wijsheid hebt indien u het heil op andere, of gemakkelijker voorwaarden verwacht dan de minst geletterde christen het heil vindt. Het was een sombere opmerking van een van de kerkvaders: De ongeletterden staan op en nemen de hemel in. Wat is het jammer als mensen met zulke uitnemende talenten slaven van hun begeerten zijn, en dat we altijd moeten zeggen dat hun geleerdheid in hun eigen licht blijft steken, dat zij hen slechts verblindt in de geestelijke dingen en hen op een grotere ellende voorbereidt.

Daar volgt dan ook uit dat het werk der bekering een heel moeilijk werk is. Als de satan door de verlichting uit het verstand is geworpen, is de ziel nog maar nauwelijks half voor Christus gewonnen.

De duivel heeft zich diep ingegraven en elk vermogen van de ziel geducht tegen Christus versterkt. Zeker, het verstand is de eerste ingang tot de ziel, en uit dat vermogen wordt hij vaak uitgeworpen door het licht en door de overtuiging. Dat lijkt dan een grote verandering bij de mens teweeg te brengen. Hij wordt iemand die het geloof belijdt, hij aanvaardt de plichten van de godsdienst en gaat overal in de wereld door voor iemand die bekeerd is. Maar ach, ach: intussen heeft de satan zijn koninklijke vesting in zijn macht: hij is nog steeds in het bezit van het hart en de wil. Het werk is moeilijker: de wapens van die strijd moeten krachtig zijn door Gód: die moeten niet alleen de sterkten neerwerpen, maar ook elke gedachte van het hart gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus (2 Kor. 10:4, 5). Zolang het hart zich nog verzet, hoewel het verstand is ingewonnen, blijft de ziel in het bezit van de satan. Het is een zwaarder werk - en we merken dat iedere dag - om één hart te winnen dan om het verstand van twintig mensen te overtuigen.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V. Houten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen