Samuël, de laatste richter
20. Israël krijgt een koning
Twee mannen lopen door het gebergte van Efraïm en het vlakke land van Salisa en het is duidelijk dat ze iets zoeken. De ene man is Saul, een zoon van een in zijn omgeving bekende man die Kis heet. Hij is een welgestelde boer uit de stam van Benjamin en op een keer merkt hij dat er enige ezelinnen spoorloos verdwenen zijn. Blijkbaar waren de dieren uitgebroken en hadden ze de vrijheid gekozen. Vlug roept hij zijn zoon Saul en geeft hem de opdracht om met een knecht de weggelopen dieren te gaan zoeken. Meteen gaan ze op weg en turen nu eens de vlakten af en dan weer doorzoeken ze de talrijke struiken en bossen. Het is hen een raadsel waar die dieren in korte tijd gebleven kunnen zijn!
Na een hele poos te hebben gezocht, komen ze eindelijk in de buurt van Samuëls geboorte- en woonplaats Ramathaïm Zofim, vaak kortweg Rama genoemd. Maar Saul begint het zoeken zat te worden en zegt tot de knecht: ’Weet je wat we doen? We gaan op huis aan. We zijn al zo lang aan het zoeken en misschien is vader over ons lange wegblijven erg ongerust geworden. Kom, we houden ermee op’. Ongedacht waren ze al zoekend in de omgeving van Samuëls woonplaats Rama gekomen. Wij zouden zeggen: ’Ook toevallig dat ze juist in de buurt van Samuël moesten komen.’ Maar wat zegt kanttekening 4? We lezen daar: ’Dit (namelijk het weglopen van de ezelinnen en het aankomen in Samuëls woonplaats) is niet bijgeval geschied, maar door de voorzienigheid Gods, om alzo Saul tot Samuël te brengen en tot koning te doen zalven.’ Het was dus geen toeval, maar besturing van de Heere. Dat bleek heel duidelijk toen Saul naar huis terug wilde keren. Zijn knecht zei: ’Saul, we zijn nu in de woonplaats van Samuël aangekomen. Hij is een godvrezende man die nauwe omgang met de Heere heeft. Je weet dat hij een profeet of ziener wordt genoemd omdat hij door Gods Geest ons verborgenheden kan meedelen. Misschien kan hij ons vertellen waar de ezellinnen gebleven zijn. Laten we, nu we toch in zijn buurt zijn, hem even een bezoek brengen. Mogelijk weet hij raad.’ ’Maar we hebben geen geschenk bij ons om hem voor zijn goede raad te belonen,’ wierp Saul tegen. Hierop stelde de knecht voor: ’Het is waar, we hebben weinig geld bij ons, maar laten we hem dan dat weinige uit dankbaarheid geven.’ Saul vond het goed en samen liepen ze de stad in. Daar aangekomen, troffen ze enige meisjes aan die juist op weg waren naar een waterput. ’Is Samuël ook in de stad?’ vroegen Saul en zijn knecht aan de meisjes. Die antwoordden dat er op het ogenblik een offerfeest in de stad gehouden stond te worden en dat er op Samuël gewacht werd, want, zo spraken ze, het volk zal niet eten totdat hij komt, want hij zegent het offer, daarna eten de genodigden (1 Sam. 9:13). Dat ’zegenen van het offer’ betekende dat Samuël de offer maaltijd zou beginnen en beëindigen met gebed (zie kanttek. 26). ’Ga de stad maar in, want Samuël komt er zo aan,’ zeiden de meisjes. Daarom liepen Saul en zijn knecht gauw verder en bereikten spoedig het centrum. Daar aangekomen zagen ze een oude man naderen. Het was Samuël.
Ook deze keer was het geen toeval dat de oude profeet eraan kwam, want de Heere had hem de vorige dag bekend gemaakt dat hij Saul zou ontmoeten. Verder had de Heere gesproken: Dien zult gij ten voorganger zalven over Mijn volk Israël en hij zal Mijn volk verlossen uit der Filistijnen hand; want Ik heb Mijn volk aangezien, dewijl deszelfs geroep tot Mij gekomen is (vers 16). Het roepen van de Israëlieten om verlossing van de Filistijnen was niet tevergeefs geweest, want de Heere was op weg om Zijn volk van de langdurige verdrukking onder de Filistijnen te verlossen. Verder bleek opnieuw heel duidelijk dat Samuël inderdaad ’een ziener’ was, want de Heere maakte hem toekomstige gebeurtenissen bekend. Toen Samuël Saul en zijn knecht in het oog kreeg, sprak de Heere: ’Daar komt de man aan die u tot koning moet zalven!’ Ook Saul had de oude profeet opgemerkt, maar hij kende hem niet. Toen hij Samuël zag naderen, sprak hij tot zijn knecht: ’Aan die oude man zal ik even vragen waar Samuël woont.’ Meteen liep hij op de profeet toe en vroeg: ’Zou u mij willen vertellen waar de ziener Samuël woont?’ Daarop antwoordde Samuël: ’Ik ben de ziener. Loop maar met me mee, want ik ben op weg naar de offermaaltijd en u zult met mij eten. Blijf daarna een nacht over en keer morgen weer naar huis terug. Over de weggelopen ezelinnen hoeft u zich niet meer te bekommeren, want die zijn intussen gevonden. Bovendien zult u onze toekomstige koning worden en dan zal het beste wat in Israël gevonden wordt van u zijn!’
Verwonderd over die woorden keek Saul Samuël aan en sprak: ’Wat? Ik behoor tot de kleinste stam van Benjamin! Waarom spreekt gij mij dan aan met zulke woorden?’ (vers 21). Samuël ging hierop niet verder in en nam Saul en zijn knecht mee naar de kamer waar de offermaaltijd met de dertig gasten werd gehouden. Hij gaf Saul de voornaamste plaats en hij kreeg van hem het beste stuk vlees voorgezet. Alzo at Saul met Samuël op dien dag (vers 24).
(Volgende keer D.V. 21. Saul wordt tot koning gezalfd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's