Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (9)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (9)

8 minuten leestijd

Doch ik wil niet dat u onbekend zij, broeders, dat ik menigmaal voorgenomen heb tot u te komen (en ben tot nog toe verhinderd geweest), opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen. Romeinen 1:13

HOPENDE: Alles heeft een bestemden tijd, en alle voornemen onder den hemel heeft zijn tijd. Aan deze woorden moet ik nu zo denken, als ik in deze tekst lees, hoe Paulus ook een voornemen heeft gehad om naar Rome te gaan, maar dat het hem verhinderd is geworden om dat voornemen ten uitvoer te brengen. Wij hebben ons voornemen, maar God heeft ook Zijn voornemen. En het voornemen Gods doorkruist veelal ons voornemen. Ons voornemen wordt niet altijd volvoerd, maar het Goddelijke voornemen wel. En dan kan het zijn dat ook ons voornemen daarin volvoerd wordt, zoals bij Paulus ook het geval geweest is, maar dan op een andere wijze dan wij hadden gedacht. Wij hebben dat in de reis naar Rome wel gezien.

Dat hij zo nog eens in Rome zou komen, dat had hij wel nimmer kunnen denken. Maar zolang als hij zijn voornemen niet ten uitvoer kon brengen, wilde hij dat het ze te Rome niet onbekend zou zijn dat hij niet ongenegen was om tot hen over te komen. Hij heeft ze als broeders aangesproken, want ze mochten zijn broeders in de Heere zijn. En zo was er dan ook een betrekking der liefde in zijn hart tot deze broeders. Ze waren hem van aangezicht nog onbekend, want hij had ze nog niet gezien, maar men behoeft iemand niet gezien te hebben om toch een broederlijke liefde tot die persoon te gevoelen. Wat men van iemand gehoord of gelezen heeft, kan al een zeer sterke betrekking der liefde hebben doen ontstaan.

UITZIENDE: Och vriend, dat is me ook dikwijls gebeurd onder het lezen van de oudvaders. Al hebben die mensen reeds lang voor mij geleefd, ik heb er toch zo’n innerlijke verbinding aan. Zo heb ik eens van een vrouw gehoord uit haar eigen mond, dat ze een bepaalde oude schrijver zeer lief had gekregen door wat ze van hem had mogen lezen. Ze vond in zijn geschriften de taal van haar ziel. Op een gegeven keer kreeg ze zijn portret onder het oog en ze riep ineens in blijde verrukking uit: ”Dit is hem!” Dit kan ik verstaan. Wat is die geestelijke verbinding toch iets wonderlijks! Al heeft men elkaar nog nooit gezien, dan kan men toch al zulk een verbinding aan elkaar hebben. Die broeders aan wie de apostel zijn brief schreef, waren zijn broeders door een zelfde hemelse geboorte uit God en waren met hem verkoren tot dezelfde gelukzaligheid, waarvan de voorsmaken hier al door hen werden gekend. Ze werden door dezelfde Geest geleid en mochten kennis hebben aan dezelfde geestelijke zaken. Maar al wordt daardoor dan een nauwe band der liefde gevoeld, zo verlangt men toch om elkaar te zien. Men wil niet alleen naar elkaar schrijven, maar men wil ook elkaar eens graag spreken.

HOPENDE: Paulus was echter in zijn voornemen verhinderd geworden om tot hen over te komen. Het besluit lag er dus wel bij de apostel, om naar Rome te gaan, maar hij kon zijn besluit niet ten uitvoer brengen. Hij was daarin verhinderd. Och, dat geeft me ook weer iets te overdenken. Ik ben misschien wel een heel moeilijk mens, maar ik word niet graag verhinderd in mijn voornemen. Dat verhinderen kan op verschillende manieren gebeuren. We lezen ook van Paulus, dat het hem van de Heilige Geest verhinderd werd het Woord in Azië te spreken. En als hij poogde om naar Bithynië te reizen, liet de Geest het hem niet toe. De Heere kan het ons dus verhinderen om ons voornemen te volbrengen. Maar daar zijn we het meest zo nog maar niet mee eens. We willen altijd maar liever onze eigen weg gaan. En als de Heere er ons niet voor bewaart, dan gaan we ook onze eigen weg. Maar dan komt het daarin wel verkeerd met ons uit. Daarom zijn we er toch goed mee, als de Heere ons niet door laat gaan in onze eigen weg. We zullen dat achteraf altijd ook maar het beste zien. En we kunnen bij anderen ook zien waar het op uitloopt, als men door de Heere er niet in verhinderd wordt om zijn eigen weg te gaan. Laten dan die verhinderingen niet meevallen voor het vlees, maar later zien we toch wel dat God het beter geweten heeft dan dat wij het wisten. En dan zijn we niet jaloers op degenen die hun eigen weg hebben kunnen gaan. Dan mogen we toch Gods hand en Zijn liefderijke leiding zien in de weg die we hebben moeten gaan, ook al is het niet gegaan zoals wij het wilden.

UITZIENDE: Het blijkt uit wat we hier in de tekst lezen, dat Gods knechten in het bijzonder een weg moeten gaan die zij naar het vlees niet begeren. En ook is het in het bijzonder de leiding des Geestes waardoor zij de weg moeten gaan die de Heere wil dat zij zullen gaan. Hij zegt tot de ene knecht: Ga, en hij gaat; en tot de andere: Kom, en hij komt. We lezen in Ezechiël dat waarheen de Geest was om te gaan, daar gingen de dieren. Paulus heeft echter ook nog een andere ervaring opgedaan. In 1 Thess. 2:18 lezen we: Daarom hebben wij tot u willen komen (immers ik, Paulus) eenmaal en andermaal, maar de satan heeft ons belet. De satan is echter ook maar middel in Gods hand, al zien we het zo altijd niet. De volvoering van Gods raad in de toebrenging der uitverkorenen door middel van de prediking van Gods Woord kan satan niet tegenhouden, dus buiten de toelating Gods kan hij niets bereiken. En al wordt het hem voor een bepaalde tijd toegelaten om Gods knechten te verhinderen om hun werk te doen, de raad des Heeren bestaat toch tot in eeuwigheid en de gedachten Zijn harten zijn van geslacht tot geslacht. Alleen valt het voor ons maar nooit mee, ook voor Gods knechten niet, als we in het uitvoeren van ons voornemen verhinderd worden.

HOPENDE: We komen er dan ook nog wel achter, dat we een duivelse natuur met ons omdragen. Liefst hebben we geen op- en tegenhouders op onze weg. Maar och vriend, ik heb toch al zoveel op- en tegenhouders op mijn weg gehad. En altijd maar weer is die boze natuur van mij daartegen in verzet gekomen. De apostel mocht toch echter door alles heen geloven dat toch nog eens gebeuren zou wat zijn innige begeerte was. Het moet ons immers opvallen, dat hij zo zegt tussen twee haakjes: en ben tot nog toe verhinderd geweest. Hij schijnt er toch wel hoop op gehad te hebben, dat hij nog eens zou mogen bereiken wat zijn innerlijk voornemen was. Er bleef dus een uitzien in zijn ziel. En het was de Heere ook bekend waarom dit zijn uitzien was. Hij verlangde er echt niet naar om iets meer van de wereld te zien en om die mooie stad Rome eens te mogen aanschouwen. Neen, we horen hem hier zeggen: opdat ik ook onder u enige vrucht zou hebben, gelijk als ook onder de andere heidenen.

Het ware geloof mocht bij de Romeinen al worden gevonden. Het was echter de bedoeling van de apostel met wat hij hier schreef, zoals ook de kanttekening ons laat weten, dat door zijn dienst er nog meerderen zouden worden bekeerd en dus met het ware geloof zouden worden bedeeld en dat zijn dienst ook vrucht zou mogen dragen tot meerdere bevestiging en versterking in het geloof. We weten wel wat de inhoud van de prediking van de apostel was. Hij hield zich met geen gemoedelijke praatjes op. Het ware geloof bestaat in een zekere kennis en in een hartelijk vertrouwen.

UITZIENDE: Wat de inhoud van de prediking van de grote Leraar ter gerechtigheid was moet ook de inhoud van de prediking van Zijn knechten zijn. Och vriend, het Hogepriesterlijk gebed van de Heere Jezus heeft kort geleden nog enige kracht bij mij gedaan. En wat werd ik daardoor versterkt in wat ik voorsta. In dat Hogepriesterlijk gebed zien we hoe Christus Zijn discipelen wilde versterkt zien in de kennis van de Goddelijke Personen en van hun werk. Daar ligt toch de zaligheid alleen maar in voor de Kerk.

HOPENDE: Houd het daar maar bij. Ik heb niet alleen uit al mijn eigen werk, maar ook uit allerlei aangename zielsgenietingen de grond moeten verliezen, opdat ik in de kennis van God Drie-enig en van het werk van God Drie-enig mijn zaligheid zou vinden. Als ik er komen zal, al is het op een plankje of een stuk van het schip, zal ik weten wat ik eeuwig doen zal en wat eeuwig de zaligheid voor mij zal zijn, eerst alleen naar de ziel en daarna naar ziel en lichaam beide. Maar de Romeinenbrief geeft ons nog wel stof om daarover te spreken, als de Heere ons nog wat in het leven spaart. We laten het er nu weer bij. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2022

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (9)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2022

De Wachter Sions | 16 Pagina's