Samenspraak over de brief van Paulus (11a)
Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig om u ook, die te Rome zijt, het Evangelie te verkondigen. Want ik schaam mij het Evangelie van Christus niet; want het is een kracht Gods tot zaligheid een iegelijk die gelooft, eerst den Jood, en ook den Griek. Romeinen 1:15 en 16
HOPENDE: Er was bij de apostel van geen tegenzin sprake, als hij naar Rome zou gaan. Niet omdat hij nu eens om een mooi reisje verlegen zat, want we hebben wel gehoord dat het reizen in die dagen niet zo gemakkelijk was als tegenwoordig. De apostel zou graag naar Rome gaan, om daar het Evangelie te verkondigen. Dat horen we hem in het 15e vers zeggen. Dat hij nog steeds niet in Rome was geweest, vond er zijn oorzaak in dat de omstandigheden hem dat niet hadden toegelaten. Hij zag daarin echter de wil des Heeren. Hij was tot nog toe verhinderd geweest om naar Rome te gaan, zoals hij in het 13e vers gezegd heeft. We zien hierin ook weer dat Gods wil volvoerd moest worden op Gods tijd. En als Gods wil op Gods tijd volvoerd zou worden, dan zou Paulus een reis moeten maken zoals hij het niet graag gewild had. Wie begeert er nu om door zo’n scheepsreis te Rome te komen, zoals we van Paulus hebben beluisterd. Jan de Ruiter heeft in zijn eenvoudige gedichtjes gezegd:
Men ziet, in onze dagen,
Dan reist het mensenkind,
Liefst in een dichte wagen,
Dan voelen zij geen wind.
Nu, ik kan dat nog begrijpen ook, dat men liefst in een dichte wagen reist, zonder wind te gevoelen. Wat dat betreft kan ik me echt niet boven anderen verheffen. En zo zal het met Paulus ook wel geweest zijn. Hij zou ook liever over een kalm rustig zeetje naar Rome zijn gereisd. Maar hij begeerde in ieder geval niet naar Rome te gaan om die mooie grote wereldstad eens te zien, maar om het Evangelie te verkondigen.
UITZIENDE: Hij had dus de voeten geschoeid met de bereidwilligheid van het Evangelie des vredes. Daartoe was hij door God staande gehouden op zulk een bijzondere wijze en was hem gezegd: Maar richt u op en sta op uw voeten; want hiertoe ben Ik u verschenen, om u te stellen tot een dienaar en getuige der dingen, beide die gij gezien hebt en in welke Ik u nog zal verschijnen. Paulus wist hoe hij afgezonderd was tot de bediening van het Evangelie. Dat werk waartoe hij geroepen was, moest hij nu doen tot aan het einde van zijn leven. En nu mocht hij daarin ook volvaardig zijn, zoals hij in deze tekst de Romeinen liet weten. Was Paulus altijd zo gewillig in de dienst des Heeren? In 1 Kor. 9 horen we hem zeggen: Want indien ik het Evangelie verkondig, het is mij geen roem; want de nood is mij opgelegd. En wee mij, indien ik het Evangelie niet verkondig. Want indien ik dat gewillig doe, zo heb ik loon; maar indien onwillig, de uitdeling is mij evenwel toebetrouwd. Paulus was dus altijd niet zo gewillig in het werk waartoe de Heere hem had afgezonderd. Dat strekt de mens wel niet tot eer, maar in werkelijkheid is het nu eenmaal zo. Ik heb ze wel meegemaakt, die hunkerden ‘s morgens als ze van de preekstoel kwamen, al naar de avond om weer die kansel te kunnen beklimmen Ze hadden zelf nogal zeer veel schik in hun preek gehad, meer dan de mensen die er onder hadden gezeten. Nu, op zulke predikers ben ik niet jaloers. Ik ben blij dat Paulus het zo eerlijk van zichzelf zegt, dat hij niet altijd zo gewillig was. Ik weet ook wel dat ik me niet aan de ongestalten van een ander op mag trekken en dat de zonden van de Bijbelheiligen ons als waarschuwende voorbeelden in de Bijbel staan beschreven. Maar zoiets als die onwilligheid van Paulus in zijn ambtelijke dienst, kan me toch wel tot enige bemoediging zijn. Net zo goed als de geschiedenis van Jona. Ik heb nu eenmaal altijd schik gehad in de eerlijke mededeling van die verkeerde natuur van Jona. Wil God nu zulke mensen gebruiken in Zijn dienst? Ja, de Heere zit, met eerbied gesproken, om zulke gewillige mensen niet verlegen. Men hoort nu wel, dat men ze tot de studie toelaat, die van der jeugd af aan zo’n begeerte hebben gehad om predikant te worden. Dat schijnt nu het kenmerk van het ware te zijn. En ik geloof ook wel, dat de Heere de begeerte tot dat ambt in het hart legt van degenen die Hij tot dat ambt roept en afzondert. Maar Hij doet ze ook het gewicht en het onmogelijke van het werk gevoelen. Maar daarbij is er die oude natuur ook nog, die nooit lust tot de dienst des Heeren heeft. En zo kan dan soms van alles bij elkaar komen, waardoor men echt onwillig wordt.
HOPENDE: Ik ben blij dat u daar zomaar eens eerlijk mee voor de dag komt. Och vriend, het is wel zover bij me gekomen, dat ik met de Dordtse Kerkenordening voor me zat om te kijken wanneer het geoorloofd was om tot een andere staat des levens over te gaan. Ik wilde elk beroep wel uitoefenen, als ik Gods Woord maar niet behoefde uit te dragen. In schier elk beroep zag ik iets aantrekkelijks liggen, behalve in het werk van een dienaar des Woords. Ja, ik moet het wel tot mijn schande zeggen, maar de onwilligheid van Jona staat ook niet tot zijn eer opgetekend. Toch blijkt het ook uit wat we hier in de tekst lezen van de apostel Paulus, dat er iets moet zijn in de ambtelijke bediening waar men niet onderuit kan. Het woordje “alzo” wijst ons daar op. Beide Grieken en barbaren was de apostel een schuldenaar. En dan laat hij daarop volgen: Alzo hetgeen in mij is, dat is volvaardig om u ook, die te Rome zijt, het Evangelie te verkondigen. (wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 mei 2022
De Wachter Sions | 16 Pagina's