De Institutie van Johannes Calvijn

Hij belooft bij monde van Ezechiël dan ook niet dat Hij aan de uitverkorenen een nieuwe geest geven zal alleen met het doel dat zij in Zijn wegen zouden kúnnen wandelen, maar dat zij wérkelijk daarin zouden wandelen.

Ook de uitspraak van Christus: ’Ieder die het van Mijn Vader gehoord heeft, komt tot Mij’ kan niet anders opgevat worden dan dat Hij daarin laat zien dat Gods genade van zichzelf uit de uitwerking tot stand brengt, zoals Augustinus eveneens betoogt. De Heere keurt niet iedereen zonder onderscheid deze genade waardig, zoals het luidt in de algemeen bekende woorden van Ockham (als ik me niet vergis), dat de genade aan niemand ontzegd wordt die doet wat in hem is. De mensen moet wel geleerd worden dat Gods goedheid zonder uitzondering aan allen aangeboden wordt die haar zoeken, maar aangezien mensen daarnaar pas beginnen te zoeken wanneer zij beademd worden door de genade van de hemel, had men zelfs dit kleine beetje niet in mindering mogen brengen op de roem daarvan. Dit is in elk geval het voorrecht van de uitverkorenen dat zij door Gods Geest wedergeboren en dan door Hem geleid en bestuurd worden.

Institutie II.3.10

© 2009 Den Hertog B.V., Houten. Institutie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen