Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (15b)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (15b)

4 minuten leestijd

Overmits hetgeen van God kennelijk is, in hen openbaar is; want God heeft het hun geopenbaard. Want Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Romeinen 1:19 en 20

HOPENDE: We hopen dus Gods Woord maar te laten spreken. De apostel spreekt hier over hetgeen van God kennelijk is. Deze tekst is voor ons een bewijsplaats voor de natuurlijke Godskennis, zoals die ook bij de heidenen is te vinden. Die heidenen leven buiten Gods Woord, maar in hun afgoderij en beeldendienst geven zij er duidelijk bewijs van dat zij geloven in een Godsbestaan. De atheïst of de Godloochenaar wil van het Godsbestaan niet weten. Maar de loochening van het Godsbestaan is meer een wensen dan een dadelijk geloven dat er geen God is, zoals Hellenbroek ons in zijn vragen boekje leert.

Wat er op het ogenblik gebeurt in een communistisch land als Rusland, geeft ons zeer veel te denken. Bijna een eeuw lang heeft het communisme daar een overheersende macht gehad en is er een geslacht opgegroeid en ondergegaan met een leven in de miskenning van het Godsbestaan in diepe armoede. En dat, omdat men het zo goed krijgt, als men het Godsbestaan miskent! Wat is de mens toch een dwaas! Gods Woord zegt het ook, dat de dwaas in zijn hart zegt: Er is geen God. De wijzen die er onder de heidenen waren hebben er in hun geschriften een duidelijk getuigenis van gegeven dat zij, levende buiten Gods Woord, toch in het bestaan van een God geloofden.

Als de apostel spreekt over het kennelijke Gods, dan wijst hij niet alleen op de inwendige of ingeschapen kennis, maar ook op de uitwendige of verkregen kennis, want hij laat erop volgen: Want Zijn onzienlijke dingen worden van de schepping der wereld aan uit de schepselen verstaan en doorzien, beide Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid, opdat zij niet te verontschuldigen zouden zijn. Het kennelijke Gods is dus de ingeschapen kennis of het aangeboren bewustzijn van het Godsbestaan. Maar die ingeschapen kennis wordt versterkt door de uitwendige of verkregen kennis, die we halen uit de schepselen buiten ons.

Elk kind komt met Godskennis in de wereld. Al zou niemand ooit met zo’n kind bij het opgroeien over het Godsbestaan spreken, dan zou zo’n kind uit zichzelf gaan denken: Zou er niet een God bestaan? En in die gedachte wordt zo’n kind gesterkt door het aanschouwen van de grootheid Gods, zoals die zich openbaart in het rijk der natuur. De heidenen hebben dus zulk een ingeschapen kennis, die versterkt wordt door de uitwendige of verkregen kennis. Maar daar zij buiten Gods Woord leven, weten zij niet Wie de ware God is. Daarom buigen zij zich neder voor hun afgoden. Die afgoden zijn het werk van ’s mensen handen.

UITZIENDE: Daarin is dus duidelijk te zien wie de mens door de val geworden is. Hij buigt zich neder voor een god die hij zelf gemaakt heeft. Dus eigenlijk buigt hij zich neer voor de god van zijn eigen ik. Hij is van God afgevallen en zichzelf toegevallen. Maar die goden waar die heidenen zich voor neerbuigen hebben toch voor hen een bijzonder gezag. Ze erkennen dus dat er een hogere macht boven hen is, al weten ze niet hoeveel goden er zijn. Ze zijn polytheïsten of veelgodendienaars. Maar ze vrezen ook voor de wraak der goden, want die natuurlijke Godskennis brengt met zich mee dat er ook afdrukken zijn van de Wet Gods. Ze hebben een consciëntie die hen beschuldigt als zij het kwade bedrijven.

HOPENDE: Maar daarom wijst de apostel er ook op dat zij niet te verontschuldigen zijn. God heeft hun zoveel van Zichzelf geopenbaard, dat zij ook verantwoordelijk zijn voor hun zondige daden. Hij heeft zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid duidelijk in het rijk der natuur geopenbaard. Neen, God heeft Zich niet geopenbaard in de natuur, zoals Hij in werkelijkheid is. God is een oneindig Wezen en hoe zou de mens tot de volmaaktheid toe God kunnen kennen. Daarbij kunnen de heidenen uit de natuur nooit weten dat God Drie-enig is en dat er een weg der zaligheid in Christus voor een gevallen Adamskind geopend is. God openbaart alleen Zijn eeuwige kracht en Goddelijkheid in schepping en onderhouding. Dus kunnen de heidenen wel weten dat Hij eeuwig, almachtig, wijs, heilig en goed is. We hopen hier nog wel wat van te mogen zeggen. Dit alleen willen we nu nog onderstrepen, dat zij niet te verontschuldigen zullen zijn. Als ze voor Gods rechterstoel geplaatst zullen worden, zullen ze niet kunnen zeggen: Ik wist niet dat er een God was. Alle mond zal gestopt zijn, want de ganse wereld is voor God verdoemelijk. We moeten het er nu weer bij laten.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (15b)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 2022

De Wachter Sions | 12 Pagina's