De heilige oorlog (113)
Ontdekkingen, onderzoek en schuldbelijdenis
Stad Mensziel is erachter gekomen dat reus Diábolus zich gereed maakt om de stad aan te vallen. Door de nood gedreven gaat men aan de slag om terug te keren tot de Prins en Zijn Vader. De heer Ontdekking doet uiterst nauwkeurig zijn werk.
Ongeloof aangesteld tot generaal
Enkele dagen nadat Ontdekking in het land van de Twijfelaars op ontdekkingsreis is gegaan komt hij bij de Hellepoortsheuvel aan. Hij hoort dat daar wordt gesproken over Mensziel en komt erachter dat Diábolus klaar staat om naar de stad te marcheren. Snel keert hij terug naar de stad, waar hij de kapiteins en regeerders van de stad bij elkaar roept. Hij vertelt waar hij geweest is en wat hij gehoord en gezien heeft. Hij legt er de nadruk op dat Diábolus bijna gereed is voor de opmars naar de stad en dat de reus de oude Ongeloof (eens gevangene in Mensziel) tot generaal heeft aangesteld. Zijn leger bestaat uit meer dan twintigduizend Twijfelaars. Hij vertelt ook dat Diábolus van plan is de belangrijkste vorsten uit de helse put mee te nemen. Zij zullen door Diábolus tot opperbevelhebbers aangesteld worden.
Hij weet verder met zekerheid te vertellen dat verschillende van die zwarte helbewoners zich tot doel hebben gesteld de stad terug te brengen tot gehoorzaamheid aan hun prins Diábolus. Hij heeft, toen hij zich tussen de Twijfelaars bevond, ook gehoord waaróm de oude Ongeloof is aangesteld tot generaal van het gehele leger: niemand is trouwer aan de tiran dan hij. Ook koestert Ongeloof een onverzoenlijke haat tegen het welzijn van Mensziel. ‘Behalve dat alles’, zegt Ontdekking, ‘is Ongeloof niet vergeten welke beledigingen Mensziel hem heeft aangedaan. Hij is vast besloten zich te wreken. De zwarte prinsen zullen tot opperbevelhebbers worden aangesteld. Alleen Ongeloof staat boven hen. Ik zou bijna vergeten te zeggen dat dat is omdat hij beter in staat en behendiger is om, meer dan een van de vorsten, de stad te belegeren.’
Diábolonisten opgepakt en gestraft
Als de kapiteins van de Prins en de regeerders van de stad alles hebben gehoord, is het hun wens om zonder uitstel de wetten uit te voeren die hun Vorst had bevolen in de strijd tegen de Diábolonisten. Direct worden alle woningen in Mensziel nauwkeurig en zonder aanziens des persoons onderzocht, op zoek naar alle soorten van Diábolonisten. Er worden er twee gevonden. In het huis van Geheugen bevindt zich Hebzucht, die zijn naam had veranderd in Spaarzaam. In de woning van Vastewil wordt Verleidelijk gevonden, die zichzelf Geoorloofd-Vermaak heeft genoemd. Deze twee mannen worden gevangen genomen en in bewaring gesteld van Getrouwe, de cipier. Die cipier behandelt beide Diábolonisten zó streng en slaat hen in zúlke zware boeien, dat ze beiden na verloop van tijd uitgeteerd raken en in de gevangenis sterven.
Schuldbelijdenis
Zoals afgesproken worden de mannen die deze Diábolonisten als dienstknechten hadden aangesteld ook opgepakt. Ze moeten in het openbaar boete doen tot hun schande en tot waarschuwing van iedereen in Mensziel. Zoals in die tijd gebruikelijk was, moeten die mannen erkennen dat ze gezondigd hebben en worden ze opgeroepen tot een openlijke schuldbelijdenis en het tonen van een duidelijke verbetering van hun levenswandel.
Meer ontdekkingen, nauwkeurig onderzoek en erkenning van zonde
Bunyan laat zien hoe de oude mens zich meer verhardt in ongeloof, maar ook dat door ontdekking en onderzoek de gevallen zondaar komt tot het punt waar de satan juist alles eraan doet om dat te voorkomen: erkenning en belijdenis van schuld. De strijd tussen het oude deel en het nieuwe deel van de gezaligde zondaar verhevigt zich.
Ongeloof bindt de strijd aan
In een weg van meerdere ontdekking wordt ervaren dat het ongeloof niet stil zit en nog steeds de machtigste vijand is van het werk van God in de ziel. Het ongeloof is de voedingsbodem van de onverzoenlijke haat tegen het ware welzijn van de ziel. Het ongeloof heeft de leiding over alle helse vijanden en is de gehoorzaamste volgeling van satan. Satan weet dat ongeloof de reden is van het verloren gaan van een mens. En wij zien dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof (Hebr. 3:19). Waar het ongeloof woont, is geen vertrouwen op Gods beloften te vinden.
De ontdekte ziel bindt de strijd tegen de zonde aan
Terwijl het ongeloof satans middel is om de ziel te laten omkomen, gebeurt er iets waar satan juist niet naar toe wil. De ontdekking van satans listen en de aanwezigheid van zonden leidt er toe dat de ziel zichzelf nauwkeurig gaat onderzoeken. De zonden van hebzucht en verleiding, die stap voor stap voet aan de grond hadden gekregen, komen openbaar. Het wordt de begeerte van het hart de zonden de doodssteek te geven, in navolging van Jesaja: … gij zult ze wegwerpen gelijk een maandstondig kleed, en tot elk van die zeggen: Henen uit (Jes. 30:22b). De stokbewaarder van Filippi toonde zijn haat tegen Paulus en Silas door hen in de donkerste cel te werpen en hun voeten in de stok te doen - een vreselijke manier om iemand zó te binden dat hij zich niet kan bewegen zonder zich pijn te doen. Zo wordt geprobeerd de zonde uit te bannen.
Schuld belijden verbindt tot een nauwe levenswandel
De ontdekking door een ware gelovige aan het zondig afwijken van God zal op Gods tijd leiden tot erkenning van schuld. Dat is de weg die ook David, Gods kind en knecht, moest gaan na zijn vallen in de zonde van overspel, bedrog en moord: Want ik ken mijn overtredingen, en mijn zonde is steeds voor mij (Ps. 51:5). Dan is de weg open tot een ware schuldbelijdenis: Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE (Ps. 32:5). Die belijdenis van zonde en schuld zal gepaard gaan met de begeerte tot een reine en heilige levenswandel die overeenstemt met Gods Wet en Woord. Dat was immers óók het gebed van David: Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vasten geest (Ps. 51:12).
Het is een kenmerk van het ware leven dat als de zonde bekendgemaakt is en schuld beleden mag worden, er een verlangen komt om heilig te leven. Daarom riep Paulus de Romeinen toe (Rom. 6:1, 2 en 4): Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? Dat zij verre. Wij die der zonde gestorven zijn, hoe zullen wij nog in dezelve leven? … Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doden opgewekt is tot de heerlijkheid des Vaders, alzo ook wij in nieuwheid des levens wandelen zouden. De Heere geve, voor het eerst of opnieuw, met dezelfde apostel in te stemmen: … laat ons afleggen allen last en de zonde die ons lichtelijk omringt (Hebr. 12:1b).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's