Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (38a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (38a)

4 minuten leestijd

Indien nu onze ongerechtigheid Gods gerechtigheid bevestigt, wat zullen wij zeggen? Is God onrechtvaardig als Hij toorn over ons brengt? (Ik spreek naar den mens.) Romeinen 3:5

HOPENDE: In het zaligen van Zijn volk wordt God verheerlijkt in al Zijn aanbiddelijke deugden. Zijn rechtvaardigheid openbaart God in het straffen van de zonden, maar verheerlijkt Hij ook in de behoudenis van de zondaar. Maar omdat Hij in dit laatste ook Zijn rechtvaardigheid openbaart, wordt de zondaar eerlijk zalig en geheel uit genade zalig. De ongelovigheid van de mens doet het geloof van God niet teniet, zoals we overdacht hebben. God verheerlijkt Zich door de zonden van de mens heen. Dat wordt ons door de apostel nu duidelijk geleerd. De gevallen mens zal zich nooit voor God kunnen verontschuldigen en ook God niet van onrecht kunnen beschuldigen. Deze waarheid blijft staan, dat God waarachtig is en alle mensen zijn leugenachtig. Daarom heeft de apostel in het laatste gedeelte van het 4 e vers gezegd: Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt.

UITZIENDE: Ik heb in de kanttekening gezien, dat men in deze woorden van de apostel eigenlijk David aan het woord vindt. We worden dan ook onder de tekst verwezen naar de gelijkluidende Schriftplaatsen, zoals we die kunnen vinden in Ps. 116:11 en Ps. 51:6. In Psalm 116:11 horen we David zeggen: Ik zeide in mijn haasten: Alle mensen zijn leugenaars. En in Psalm 51:6: Tegen U, U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in Uw ogen; opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten.

David heeft zich aan twee verschrikkelijke zonden gelijktijdig schuldig gemaakt. Hij heeft overspel gepleegd met Bathséba en haar man Uría gedood. Maar het blijkt uit de uitspraken van David, waar de apostel hier in deze tekst op teruggrijpt, dat David de Heere recht en gerechtigheid heeft mogen toeschrijven. De Heere heeft hem doen weten, dat het zwaard van zijn huis niet afwijken zou tot in eeuwigheid en dat Hij een kwaad uit zijn eigen huis over hem verwekken zou. Als een rechtvaardig God moet God de zonde straffen. Dit strijdt niet met Zijn liefde en goedertierenheid. Volgens vele oppervlakkig godsdienstige mensen wel. Men mag niet met een enkel woord iets zeggen over de rechtvaardigheid Gods, of men staat gelijk al met de opmerking klaar dat God toch liefde is. Maar ik geloof, dat de apostel nu juist bezig is met de barmhartigheid Gods te verhogen, en daarom wijst hij op dat wonder, dat Hij Zijn rechtvaardigheid er niet in tekort doet. Opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden, en overwint, wanneer Gij oordeelt.

HOPENDE: Er wordt dus over een overwinnen gesproken. Velen roemen wel in de liefde en de barmhartigheid Gods, maar God heeft het in Zijn rechtvaardigheid nooit van hen gewonnen. Dan kan het geen wonder zijn, als de Heere Zijn liefde door een rechte weg wil openbaren. Als David die verschrikkelijke zonden heeft bedreven, door u zo-even genoemd, dan heeft hij niet kunnen denken dat hij die zonden moest bedrijven omdat de Christus uit die gruwelijke zonde van overspel, waarmee dus de doodslag op Uría gepaard ging, zou moeten voortkomen.

We hopen het in het vervolg van dit hoofdstuk wel te horen dat de apostel niet de stelling heeft willen verkondigen van: Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome. Daarom houdt hij er ook zo aan vast, dat David God recht en gerechtigheid heeft mogen toeschrijven. Al degenen die op hun manier met hun evangelie en aanbieding zo ruim zijn, openbaren het wel hoe antinomiaans ze in hun opvatting zijn. Alles kan er bij door, want met dat roemen over Gods liefde en genade is men nogal erg ruim in zijn beoordeling van wat toch wel geoorloofd is. Zo wordt de boom toch altijd maar aan de vruchten gekend. Men kan wel over de rijkdom van Gods genade roemen, maar men is nooit echt zondaar voor God geworden. Nooit heeft men God recht en gerechtigheid toe leren schrijven, als Hij zo’n zondaar eeuwig straffen zou. God heeft het dus nooit gewonnen in Zijn rechtvaardigheid van zo’n schuldige overtreder van al Zijn geboden.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (38a)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023

De Wachter Sions | 16 Pagina's