Ds. G.H. Kersten (1882-1948): een gedreven dienaar des Woords
Met het thema “Ter gedachtenis” verscheen op 15 september 1948 een preek van dr. C. Steenblok.1 De tekst was uit Hebreeën 13:7: Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandel. Hij schreef deze preek naar aanleiding van het overlijden van ds. G.H. Kersten op 6 september 1948. Aanstaande woensdag is dat dus D.V. 75 jaar geleden. Wie aan deze datum denkt in het licht van Hebreeën 13 mag er niet aan voorbijgaan om iets vanuit het leven van ds. Kersten te vermelden. We willen in dit artikel vier terreinen noemen waarop hij actief was, en daarna de vraag aan de orde stellen wat hem dreef in het vele werk dat hij heeft mogen verrichten.
Iets van zijn levenswerk
Ds. G.H. Kersten heeft een zeer arbeidzaam leven gehad. Ik noem slechts vier zaken.
1. Ds. Kersten heeft 47 jaar Gods Woord uitgedragen. Voor wie wil lezen over de aard van de preken van ds. Kersten verwijs ik natuurlijk eerst naar die preken zelf. Maar graag verwijs ik ook naar het boek ‘Grenswachter en gids’ van Florijn en Mastenbroek2. Daarin staat een uitvoerig en zeer lezenswaardig hoofdstuk over de prediking van ds. Kersten, geschreven door ds F. Mallan.
2. Van de hand van ds. Kersten is een groot aantal geschriften gepubliceerd, zowel tijdens als ná zijn leven. Enkele kleine bundels preken zijn ‘Christus’ komst in de wereld’ en ‘De Christus in Zijn lijden’, die beide in 1956 verschenen. Later zijn al zijn geschreven preken gebundeld in ‘Het handschrift uitgewist’ (36 preken) en ‘De gelovige verwachting’ (38 preken). Twee meditatiebundels zijn ‘De nachtgezichten van Zacharia’ en ‘Meer dan overwinnaars’ (over de geloofshelden in Hebreeën 11). Zijn voornaamste werken zijn ongetwijfeld ‘De Gereformeerde Dogmatiek voor de gemeenten toegelicht’ (in twee delen), die verscheen in 1947, en een verklaring van ‘De Heidelbergse Catechismus’ waarvoor hij het voorwoord in december 1947 schreef, en dat in zijn sterfjaar in 1948 verscheen. Verder was hij hoofdredacteur van De Saambinder (kerkelijk weekblad) en van De Banier. Laatstgenoemd blad was in de jaren voor de oorlog zelfs dagblad.
3. Ds. Kersten heeft zeer veel voor het onderwijs betekend. Allereerst voor het theologisch onderwijs. Hoewel hij veel weerstand moest overwinnen, was hij de motor achter de opleiding voor predikanten en was hij vele jaren hoofddocent op de Theologische school. Met grote ijver heeft hij zich ook ingezet voor het stichten van zogenaamde ‘eigen scholen’. Dat waren in zijn leven voornamelijk lagere scholen.
4. Ds. Kersten was een van de oprichters van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Hij was namens die partij ook achttien jaar lid van de Tweede Kamer.
Menselijkerwijs gesproken is het niet te geloven, dat één mens zoveel werk heeft verzet in het relatief korte leven, dat duurde van 1882 tot 1948.3
Doorleefde nood, beleefd geloof
De vraag ligt dan ook voor de hand wat ds. Kersten in zijn leven gedreven heeft. Uit al zijn geschriften is onloochenbaar te bewijzen dat het vooral een diepe bewogenheid met het heil van zijn medemens op reis naar de eeuwigheid was, dat hem dreef. Zijn diepste drijfveren waren beleefde nood en beleefd geloof. Beleefd geloof was de bron van waaruit hij vele jaren bezig was ten dienste van zijn medemens, maar vooral ter ere van zijn God. Hij heeft de nood van zijn eigen bestaan voor God beleefd en vanuit die doorleefde ervaring wist hij de nood van anderen en zette hij zich voor hun tijdelijke, maar vooral hun eeuwig welzijn in.
Zeer indringend vinden we die doorleefde nood voor zijn naasten terug in een citaat uit De Saambinder van 11 december 1924. Het staat in een boekbespreking van een boek over evangelisatie. Het boek wil de noodzaak van ‘inwendige zending’ aantonen door een aantal beelden te schetsen uit de Duitse stad Hamburg. En dan vervolgt ds Kersten: “O, als ik aan de steden denk, ook in ons vaderland, ja, dan kan mijn hart bloeden. Want vooral in de stad breekt de zonde van Godsverzaking en Godsverloochening en Godsnegering door. Vooral in de stad ontwikkelt zich de in Adam gevallen mens. Duizenden kennen geen Bijbel. Weten, onder arm en rijk, niet van een kerk. Houden hun kinderen ongedoopt. Leven volop in de zonde. En als ik dat alles zie, dan…. Ik moet mij afkeren; wie zal er aan beginnen? De hele wereld roept. Elke straat getuigt tegen ons vanwege onze nalatigheid. Vanwege onze Kaïnsgeest: Ben ik mijns broeders hoeder?” De doorleefde bewogenheid met zijn onbekeerde medereiziger kan bijna niet duidelijker geïllustreerd worden!
Een brief van een zestienjarige
Die bewogenheid kwam voort vanuit een beleefd geloof. Anders gezegd: vanuit de doorleving van zijn eigen nood voor God. Ter illustratie daarvan het volgende. Er is van de hand van ds. Kersten een brief bewaard gebleven, die hij geschreven heeft toen Henri Kersten zestien jaar oud was en waarin hij iets vertelt van zijn bekering. Uit die brief willen we een gedeelte overnemen en daarmee dit artikel afsluiten.
“Op tienjarige leeftijd, nu 6 jaar geleden, verliet ik mijn geboorteplaats en vertrok naar Den Haag, nauwelijks wetende dat er een hemel ter beloning en een hel tot straf was, nog veel minder dit beseffende. Al spoedig kwam ik onder het gehoor van ds. Maliepaard4 en kreeg daardoor aanzittend die overtuiging, die bij mij wel 2 jaar duurde. Ik was altijd in de kerk of op catechisatie zeer benauwd, daar ik steeds met de schooljongens aan allerlei vermakingen meedeed, ofschoon daar mijn geweten niet zweeg. Zaterdag echter begon ik al te vrezen, daar ik de volgende dag naar de kerk moest en ik wel wist, dat daar mij dood en eeuwigheid werden aangekondigd. Ook ’s maandags was die vrees nog niet weg, omdat ik dan catechisatie had. Doch verder in de week komende, stilde ik dit wel een weinig, mijzelf troostende dat ik nog zo jong en niemand op die leeftijd bekeerd was in onze dagen, of dat er misschien niet eens een God bestond en de Bijbel slechts een zeer wijs boek was, dat ook de mohammedanen een Koran hebben, die zij voor hun bijbel houden, doch waarvan ik niets geloofde. Waarom zouden die mensen het nu mis hebben? Dan soms, als het onweer werd en God donderde door de Hemel, wijl ik dan dacht dat God om Zijn recht kwam en mij nu kwam opeisen, om rekenschap van mijn daden te geven. Dan bad en smeekte ik de Heere om mij deze keer te sparen. Hem belovende dat ik mijn leven beteren zou, doch zodra ik niet onder mijn schoolmakkers was of het oude leven ging weer zijn gang.
Dit duurde zo voort tot God mij onder ds. Pieneman5, nu ruim één jaar geleden, liet zien en gevoelen dat ik voor eeuwig verloren ging als ik zo stierf, waarbij zulk een kracht was, dat ik in wanhoop zou vervallen zijn, als de Heere niet was toegeschoten met de woorden uit Ezech. 6. Hierbij kreeg ik een gezicht in de verlossingsweg en zonk toen in aanbidding weg. Het is met geen woorden uit te drukken, wat ik toen van de liefde Gods gevoelde, ziende dat Christus zou tussentreden bij de Vader, zeggende: Ik heb verzoening gevonden voor deze en dat voor die, die nooit naar Hem zou gevraagd hebben. In deze liefde heb ik ongeveer twee weken verkeerd, mij telkens voornemende Gods daden te verkondigen, doch kwam ik onder des Heeren volk, dan beving mij de angst, dat men mij uit zou lachen, dat het niets was in vergelijking met wat zij ondervonden hadden, waardoor mij het zwijgen werd opgelegd. Ongeveer een jaar heb ik zo zwijgende doorgebracht, geen bijzondere daden van de Heere doorlevende. Ik voelde mij wel zeer opgeruimd als ik in de kerk of op het gezelschap was, doch het was van voorbijgaande aard en de eerste liefde was verdwenen. In het begin der vorige maand kwam echter hierin veel verandering. Ik lag toen ziek te bed. Op zekere dag kwam er een fatsoenlijk heer, zoals mijn moeder zeide, met postpapier. (Ter toelichting: er is hier sprake van een man die vanwege zijn armoede langs de deuren moest, C.D.). Hierbij werd ik bepaald en kreeg ik de weldaden Gods te zien, die mij tot hiertoe gespaard had en mij bovendien het voorrecht had gegeven mij op een heerlijk rustbed terneder te leggen. Dit werd mij nu zo groot, dat ik in tranen wegzonk. Nu was het mij als werd mij gevraagd of de Heere het niet waardig was, dat deze Zijn goedertierenheden geprezen werden en waarom ik door mijn zwijgen de Heilige Geest altijd bedroefd had. Dit gaf bij mij de doorslag en ik besloot de eerste van Gods kinderen, die mij iets vroeg, des Heeren weg mede te delen. Lang behoefde ik niet te wachten, want ’s middags kwamen ds. Pieneman en zijn vrouw mij bezoeken. Gij begrijpt dat ds. op mijn ziekte neerkwam en mij vroeg of ik niet bang voor de dood was, waarop ik gul „Neen” antwoordde, mijn gronden daarvoor verklarende. Hiervoor heb ik wel de goedkeuring des Heeren mogen ondervinden, daar ik tot nu toe weer die vrede in mijn hart gevoel en wel eens met Paulus mag betuigen: „Ik wens ontbonden en met Christus te zijn”, dat is zeer verre het beste en op die zaligheid ziende, die ons staat geopenbaard te worden, prijs ik de dode boven de levende. In het leven verkerende, zou ik het alle mensen zo gunnen en als het in mijn macht was, hun allen het recht des levens geven, daar ik bij ogenblikken wel eens de gevaarlijke toestand inzie en dan de gehele wereld wel wil toeroepen: O mens, hetzij jong of oud, wees nu bereid; straks komt de eeuwigheid en dan gevoel ik zo wat Paulus zegt: Wij bidden u of God door ons bade, laat u met God verzoenen. Want als de eeuwigheid daar is, is het toch te laat voor hen en dan zullen zij op hun tong moeten kauwen vanwege de smart die zij gevoelen zullen, vooral zij, die onder de zuivere verkondiging van het Evangelie opgegaan hebben, van wie getuigd wordt, dat zij met dubbele slagen zullen geslagen worden.”
Tot zover deze brief. Mij dunkt, een duidelijke illustratie van wat de drijfveer is geweest van ds. G.H. Kersten bij de vele activiteiten die hij in zijn leven heeft verricht. Deze brief moge verder dienen tot lering, tot onderwijzing, maar ook tot moedgeving. Dezelfde God, Die de jonge Henri Kersten tot bekering bracht, leeft nog!
Noten
1. Dr. C. Steenblok, Ter gedachtenis, Uit den schat des Woords, 1e jaargang, nr.15, 15 september 1948. Opmerkelijk is dat de preek slechts 9 dagen na het overlijden van ds Kersten verscheen.
2. Dr. H. Florijn en J. Mastenbroek (red.), Gerrit Hendrik Kersten, Grenswachter en gids van de Gereformeerde Gemeenten, Kampen, 1993
3. Wie nader kennis wil nemen van het leven van ds Kersten, kan op zoek gaan naar een tweedehands exemplaar van de prachtige biografie van de hand van wijlen ds. M. Golverdingen. Van de hand van ouderling A. Bolier uit Elspeet zijn in de achterliggende jaren twee zeer lezenswaardige boekjes verschenen (ook voor jonge mensen!): ‘Kersten in kleur’ (een levensbeschrijving) en ‘Kersten in quotes’ (een bloemlezing uit de nagelaten geschriften) . De boekjes van Bolier zijn nog steeds nieuw verkrijgbaar!.
4. Ds. G. Maliepaard (1862-1897) was predikant in Den Haag van 1889 tot 1894. Van hem verscheen in 1901 een Twaalftal leerredenen, in 1973 herdrukt door P. Stuut te Rotterdam.
5. Ds. C. Pieneman (1863-1912) was onder meer predikant in Opheusden, ’s-Gravenhage en Rotterdam. Hij bevestigde in 1902 ds. Kersten als oefenaar in Meliskerke.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Wachter Sions | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 2023
De Wachter Sions | 16 Pagina's