Brief van ds. G.H. Kersten
In aansluiting op het artikel van onze gewaardeerde medewerker de heer C. Dubbeld over ds. G.H. Kersten in het nummer van vorige week, leek het ons goed om ook de onderstaande brief van ds. G.H. Kersten nog weer eens in De Wachter Sions te plaatsen1. De brief is te vinden in het destijds uitgegeven herdenkingsboek ‘Elk verhaalt zijn weg en zaken’, van de kerkenraad van de Gereformeerde Gemeente Rijssen, waarin de geschiedenis van de ‘kleáne koarke’ te Rijssen (1836 tot 2011) is beschreven. We nemen de brief over zoals die in het Rijssense herdenkingsboek is afgedrukt, met aanpassing aan de huidige spelling.
Groet allen die Sion minnen
In 1944 richt ds. G.H. Kersten zich vanaf zijn ziekbed in een brief tot Hendrika Egbertsen-van de Riet (‘Duuskers Dika’) te Rijssen. In deze brief blikt hij ook terug op zijn verblijf in Rijssen, kort na de eeuwwisseling.
Rotterdam, 2 maart 1944
Geliefde vriendin, met de uwen,
Gelijk vele malen in mijn gezonde dagen, zo ook gingen mijn gedachten op het ziekbed, waarop de Heere mij heeft neergeworpen, uit naar de vrienden te Rijssen en mocht ik enige gemeenschap hebben met hen die reeds juichen voor de troon. Hun gemis doet zich op aarde zeer gevoelen, dewijl de Goddelijke onderwijzingen waarmee zij begiftigd waren en die in Godskennis en zelfkennis openbaar kwamen, veelal gemist worden.
O, dan ga ik in gedachten de rij af en zie ik mij nog in gezelschap van Bruggink en Potjes Hendrik en Sine en Stoeten Jan en Dyke en zovele anderen. Ik dacht vannacht aan Dyke’s Jan en zijn gezin. Wil ze toch eens ernstig van mij vermanen, want er komt een dag, dat zij met hun zalige moeder staan zullen voor Gods rechterstoel. O, wat zal die dag openbaren! Ik ben in de poorten des doods geweest. Gij hebt wel vernomen wat mij overkomen is. Doch waar velen bezwijken, heeft de Heere mij wedergeroepen en mij bij het leven bewaard. Maar, o Dika, ik kan niet zeggen, hoe in één ogenblik alles veranderde. Geheel de wereld viel weg. Het was of ik werd losgemaakt van allen die op aarde zijn. In een zoete onuitsprekelijke vereniging met de wil des Vaders mocht ik mij in Zijn hand geven. O, die vernietiging in mijzelf, helwaardig! Maar de volkomen verzoening en reiniging in het bloed des Lams deed mijn ziel ingaan in de omhelzingen des Vaders, uit de kracht van Zijn welbehagen, dat ik smaken mocht en dat de Vader heeft in Zijn uitverkoren Kerk: Zijn lust is aan haar.
O, wie zal hellediep voor God kunnen bukken; maar wie, ja wie zal hoog genoeg kunnen roemen van de soevereine vermakingen van God de Vader in Christus en door de Heilige Geest, in al Zijn volk, dat Hem voorgesteld wordt als een reine maagd zonder vlek en rimpel. O, laat toch Gods lieve volk niet zo in zichzelf dolen, maar uitgaan, liefelijk leunende op haar Liefste. Ik heb, enkele dagen in de vrede delende, een terugleiding gehad in de weg die de Heere mij geleid heeft. Dikwijls is de strijd zwaar geweest. Gij weet er mede iets van. Zelfs van Gods kinderen stonden mij soms tegen, hoewel anderen mij gedragen hebben tot in de nachten, in de gebeden. Maar ik mocht toch vrijmoedig zeggen het goede gezocht te hebben voor kerk, school en land. O, hoe schuldig in alles. Maar nu mocht ik er iets van omhelzen, dat ook hier de verzoening van Christus over gaat en mijn werk niet zal zijn als hout, hooi en stoppelen, die door het vuur zullen verbranden.
Maar nu, die Goddelijke goedkeuring in Christus, mijn dierbare Borg en Zaligmaker. lk weet, zo spreekt de Heere, uw werken. En ik mocht geloven dat God er eeuwig in verheerlijkt zal worden. Bijna 40 jaren heeft Hij mij verdragen en dienstbaar gesteld, met vele verzuchtingen en betuigingen van mijn onwetendheid. O, wat zal Gods werk toch eeuwig strekken tot Zijn eer. Arme mensen, die niets hebben dan zichzelf. O, als toch Gods eer woog, hoe zou de strijd in Rijssen spoedig uit zijn. Want Esch en Wal moeten weg, en Baan moeten wij verliezen, opdat de Waarheid ons vrijmake.
Nu, geliefde familie, ik moet eindigen, want ik mocht eigenlijk niets doen, maar ik had begeerte u te schrijven. Deel het Ligtenberg (één arm) mee en al het oprechte volk. Als het kan, laat mij nog eens iets vernemen. En voorts, verblijdt u in den Heere. Betrouwt u met al uw zorgen Hem toe. Zijt met uw kinderen en kleinkinderen de Heere bevolen. Groet allen die Sion minnen. Ik heb enige hoop dat ik weer herstellen zal. Het kon de laatste maal zijn, dat wij hier iets van elkander vernemen.
De levende hoop sterke ons op de zaligheid, waartoe wij in de kracht Gods bewaard worden door het geloof en waarvan ik de zoete voorsmaken in mijn harte mocht hebben. Psalm 17:8. U allen hartelijk groetende, verblijf ik, uw heilbiddende
1. Deze brief werd eerder geplaatst in De Wachter Sions van 21 juni 2012.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's