Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (127)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (127)

Jarenlange strijd

7 minuten leestijd

Onder het geroep van ‘Hels vuur!’ zijn de soldaten van Diábolus de stad Mensziel binnengedrongen. Ze nemen intrek in de huizen, waar ze zich vreselijk misdragen. De kapiteins van de Prins hebben zich teruggetrokken in het kasteel, het centrum van de stad. Donkere wolken hangen boven Mensziel.

Op de pijnbank

Diábolus’ leger van Twijfelaars heeft de inwoners van Mensziel wakker geschud. Ze zijn gewond geraakt en verscheurd, ja van velen zijn de hersens ingeslagen. 1 Ook Geweten is gewond geraakt. Zijn wonden beginnen zo erg te etteren dat hij dag en nacht geen rust kent. Hij heeft het gevoel dat hij continu op een pijnbank ligt. Het is dat Koning El-Schaddaï hem bewaart, anders hadden ze hem zeker gedood. De burgemeester is erg mishandeld; ze hebben hem bijna zijn ogen uitgestoken. En als Vastewil niet het kasteel ingevlucht zou zijn, zouden ze hem in stukken gehakt hebben. Ze zien hem vanwege zijn gedrag als een van de grootste tegenstanders van Diábolus en zijn bende. En inderdaad, hij heeft zich als een man gedragen. Zijn dapperheid zal later nog meer openbaar komen.

Godslasterlijke taal

Het kan nu gebeuren dat men dagenlang door Mensziel wandelt en nauwelijks een godsdienstig persoon ontmoet. Mensziel bevindt zich nu toch wel in een bange toestand.

Op iedere straathoek wemelt het van de buitenlandse Twijfelaars. In groepen lopen ze in rode en zwarte jassen door de stad. Ze vullen de huizen met afgrijselijk lawaai, dwaze liederen, leugenachtige verhalen en er klinkt godslasterlijke taal als ze over Koning El-Schaddaï en Zijn Zoon spreken.

De Diábolonisten die zich overal in muren, holen en gaten schuilhielden, komen tevoorschijn en vertonen zich openlijk en eensgezind met de Twijfelaars op straat. Nu durven ze het wel aan om door de straten te lopen en in de huizen rond te spoken. Ze gedragen zich vrijer in het openbaar dan een van de inwoners van Mensziel zou durven.

Diábolus gedwarsboomd

Toch voelen Diábolus en zijn vreemde soldaten zich niet op hun gemak in Mensziel. Ze worden niet zo goed behandeld als eerder de kapiteins en legers van Immanuël. De burgers laten duidelijk merken dat ze hen verachten. De vijanden kunnen niets van wat ze tot hun levensonderhoud nodig hebben te pakken krijgen, tenzij ze het van de onwillige burgers in beslag nemen. De burgers verstoppen zoveel mogelijk, en wat ze niet kunnen verbergen, staan ze met tegenzin af. Ze blijven liever in hun woning dan dat ze moeten samenwerken met de vijanden, maar ze zijn hun gevangenen en worden als zodanig behandeld. Toch zitten de inwoners van Mensziel hun vijanden zoveel mogelijk dwars en laten ze duidelijk merken dat ze een hekel aan hen hebben. Ondertussen slingeren de kapiteins in het kasteel nog steeds stenen naar hun vijanden, die daardoor geïrriteerd raken.

Godsvreze bewaakt het kasteel

Diábolus onderneemt veel pogingen om de poorten van het kasteel open te breken. Hij treft daar Godsvreze aan als bewaker. Zolang deze zeer dappere man daar de leiding heeft, is er geen denken aan dat de reus de poort open zal kunnen breken en zijn alle pogingen daartoe vruchteloos. Bunyan schrijft dat hij soms gewenst heeft dat Godsvreze de gehele leiding over Mensziel zou hebben gehad.

Tweeëneenhalf jaar strijd in de stad

In deze toestand verkeert Mensziel gedurende ongeveer tweeëneenhalf jaar. Mensziel is het toneel van oorlog. De inwoners zijn in hun schuilplaatsen gedreven en de heerlijkheid van Mensziel is in het stof gelegd. Waar is nog rust, vrede of zonlicht in Mensziel te vinden? Als de vijand al die tijd buiten de stad gelegerd geweest zou zijn, dan zouden ze uitgehongerd zijn. Maar nu hebben ze de mogelijkheid de stad te gebruiken als legerplaats, voor hun loopgraven en tot versterking van hun posities in de strijd tegen het kasteel. Ze hebben de beschikking over het ene deel van de stad om het andere deel te bestrijden. Ze kunnen veilig hun aanvallen plegen op de kracht en het leven van Mensziel. Dat ze op deze wijze gebruik kunnen maken van de forten en versterkingen in de stad, totdat ze het kasteel kunnen innemen, plunderen en vernietigen – het is verschrikkelijk! En toch is dit de huidige toestand van de stad Mensziel.

Langdurige inwendige strijd

Bunyan beschrijft de verschrikkelijke gevolgen van het verlaten van de Heere. Het geweten en het verstand zijn er ellendig aan toe. Van het dienen van de Heere lijkt geen sprake meer te zijn en in het hart komen allerlei goddeloosheden naar boven. Toch is er geen sprake van een volledige onderwerping aan satan. Onder invloed van de ware Godsvreze worstelt de ziel tegen zijn kwellende macht. De strijd tussen de oude en de nieuwe mens woedt hevig en is langdurig. De ziel is daarmee in een verschrikkelijke toestand terechtgekomen. Het leven der genade is bijna niet meer zichtbaar.

Etterbuilen en blindheid

De zonde raakt het geweten en het verstand. Het geweten is zwaar gewond en de wonden gaan etteren. David klaagde in Psalm 38:6: Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid. Hij is ontdekt aan zijn dwaasheid, ‘zijn onbedachtzaamheid, onbezonnenheid, onvoorzichtigheid, waardoor hij zijn zonden en gebreken verstaat’ (kanttek. 8). Het verstand is bijna verblind. … zij zullen gaan als de blinden, want zij hebben tegen den HEERE gezondigd (Zef. 1:17). Het is Gods bewarende hand dat ze niet omkomen (2 Tim. 4:18).

Godslasterlijke taal

Terwijl het erop lijkt dat alle godsdienst is verdwenen, roert de satan zich meer en meer. Recht en gerechtigheid lijken niet meer te bestaan. De waarheid struikelt op de straat, en wat recht is, kan er niet ingaan (Jes. 59:14b). Gods Naam wordt gelasterd, en dat door eigen schuld! Want de Naam Gods wordt om uwentwil gelasterd onder de heidenen, gelijk geschreven is (Rom. 2:24).

Geestelijke strijd

De geestelijke strijd is diepgaander dan ooit. Hoewel er geen sprake is van de héérsende macht van de zonde zoals in de tijd voor de bekering, is er wel de strijd tegen de kwéllende macht van de zonde. Toen de ziel nog in de macht van satan was, werd satan gewillig in de zonde gediend. Er was liefde tot de zonde. Die liefde is na de levendmaking omgezet in een liefde tot het houden van Gods geboden. Al is er sprake van een vallen in de zonde, het nieuwe leven is onwillig om in de zonde te leven. Dat maakt de strijd uit waaronder Paulus gebukt ging en al Gods volk door genade onder gebukt gaat: Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik (Rom. 7:15 en verder). Maar als de Heere door Zijn Geest inzicht in deze strijd geeft, dan kan er ook getuigd worden: Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde die in mij woont (vs. 17; zie ook vs. 20).

Vreze Gods bewaart voor de ondergang

Satan wil het weer voor het zeggen krijgen in het hart. Maar zijn grote vijand is de vreze Gods. Het genadeleven zal daarom smeken: … verenig mijn hart tot de vreze Uws Naams (Ps. 86:11b). Dan zal het hart ‘zich vast verknocht en verenigd houden aan de godzaligheid, zonder enige afwijking of scheuring’ (kanttek. 10). Waar de vreze Gods levendig is, kan geen afwijken van de Heere zijn (Jer. 32:40b).

Verstopt in schuilplaatsen

In het boek Richteren is bij herhaling te lezen wat er gebeurde als het volk afweek van de Heere. De vijand kwam weer opzetten. Het volk werd verdrukt. Het kwam zelfs zover dat men zich verstopte in allerlei schuilplaatsen. Als nu der Midianieten hand sterk werd over Israël, maakten zich de kinderen Israëls vanwege de Midianieten de holen die in de bergen zijn, en de spelonken en de vestingen (Richt. 6:2). Het lijkt of de satan de overwinning gaat behalen. Dat is de verschrikkelijke toestand die Bunyan beschrijft. En dat kan jaren duren!

Maar satan zal niet kunnen overwinnen. De vreze Gods, voortspringend uit de Fontein des levens, is sterker dan de gehele hellemacht. De duisternis zal tóch verdreven worden. Ulieden daarentegen die Mijn Naam vreest, zal de Zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen (Mal. 4:2a).

Laten we smeken of de Heere die Godsvreze in de harten van ons en van onze kinderen uit genade schenkt en krachtig doet werken, Hem ter eer!


Noot

1. Bunyan voegt er in overdrijvende zin aan toe: ‘Ik zeg van velen, zo niet allemaal.’

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De heilige oorlog (127)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's