Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus (41a)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus (41a)

4 minuten leestijd

Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn. Romeinen 3:9

HOPENDE: Het is altijd nodig, dat de Waarheid van alle zijden wordt toegelicht. Eenzijdigheid in de uitdraging van Gods Woord is te veroordelen, welke eenzijdigheid het dan ook is. Gods Woord is een tweesnijdend scherp zwaard. De apostel wachtte zich voor een verkeerde eenzijdigheid. Maar laat ons ook nooit vergeten dat Gods Woord door de inspiratie van Gods Geest beschreven is. De heilige Bijbelschrijvers hebben in hun schrijven dan ook niet kunnen dwalen. De apostel hield de ene richting die zich tegen de Waarheid stelde zowel in het oog als de andere richting. We zijn altijd geneigd, om als we de Waarheid tegen een bepaalde richting moeten verdedigen, op een zo’n scherp standpunt te gaan staan, dat we een andere richting die zich tegen de Waarheid stelt, uit het oog verliezen.

UITZIENDE: Daarom is de rechte prediking van Gods Woord nog niet zo’n eenvoudig werk. De apostelen zijn door Gods Geest geïnspireerd geworden, zoals u hebt opgemerkt, maar de dienaren des Woords moeten toch ook wel met hemels licht bedeeld worden en door Gods Geest in alle waarheid geleid, om de Waarheid recht te kunnen verkondigen. De mens van nature houdt zich nu eenmaal graag op zijpaden op. Hij is van God afgevallen. Wat is men dan toch een gevaarlijk schepsel geworden! En omdat men dat niet ziet, is men zoveel te gevaarlijker. Men is niet bang genoeg voor zichzelf. Alleen een mens die aan de arglistigheid van het hart ontdekt wordt, gaat bang voor zichzelf worden. Die wil dan ook graag eerlijk behandeld worden. Daarom wil hij ook maar graag dat de Waarheid zuiver en recht gesneden wordt.

HOPENDE: Dat heeft de apostel mogen doen. Hij is in de straat, genaamd de Rechte, gebracht: Daar brengt God al Zijn volk. God weet een mens wel klein te krijgen. Saulus is ook een Paulus, een kleine geworden. Toen heeft hij zeer nederig gevraagd: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? En hij heeft mogen ondervinden:

’s HEEREN goedheid kent geen palen;

God is recht, dus zal Hij door

Onderwijzing hen, die dwalen,

Brengen in het rechte spoor.

En:

Wie Hem need’rig valt te voet,

Zal van Hem Zijn wegen leren.

Zo kon hij ook nog wel wat tegenstand verdragen. Men denkt altijd maar dat men vanuit de hoogte uithaalt naar anderen, als men verkeerde opvattingen weerlegt. Maar dat ziet men toch verkeerd. De apostel heeft de dwaling van de antinomiaan moeten weerleggen. Hij heeft een hard oordeel over de antinomiaan geveld. Hij heeft gezegd dat zijn verdoemenis rechtvaardig is. Dat oordeel is echter niet te scherp of te hard. Antinomianen zijn goddeloze mensen. Zij zondigen op de genade. De genade blinkt volgens hen te heerlijker uit, als men zich in de zonden uitleeft. Maar zo maakt men een gruwelijk misbruik van de leer van vrije genade.

Als men zo de genade gebruikt als een dekmantel voor de zonde, zou dan zijn verdoemenis niet rechtvaardig zijn? Men betoont het dan duidelijk dat men zijn vermaak nog in de zonde heeft en Christus wordt dan als een zonde bok gebruikt, want Hij heeft voor onze zonden dan geleden en de straf gedragen.

Men heeft er echter geen indrukken van, met welk een dure prijs de Borg alzo voor de zonden heeft moeten betalen. Zou het niet goddeloos zijn, om op de dure prijs die Christus heeft moeten opbrengen, maar raak te zondigen? Zegt de apostel dan te veel van de antinomiaan, als hij zegt dat zijn verdoemenis rechtvaardig is?

Maar nu zal hij een andere tegenwerping weerleggen. Wat dan? Zijn wij uitnemender? Ganselijk niet; want wij hebben tevoren beschuldigd beide Joden en Grieken, dat zij allen onder de zonde zijn. De apostel heeft immers gewezen op het voordeel van de Jood boven degenen die van Gods Woord vervreemd zijn. De woorden Gods zijn de Joden toebetrouwd.

En nu waren velen van hen ongelovig geweest. Maar dat stond God ook nog niet in de weg. Hun ongelovigheid kon het geloof van God niet teniet doen. De Heere verheerlijkt Zich door de zonde heen, zoals de apostel heeft aangetoond. Dat geeft geen reden om te zeggen: Laat ons het kwade doen, opdat het goede daaruit kome.

Maar als de Joden toch nog zo bevoorrecht werden, dat hun ongelovigheid het geloof van God niet kon teniet doen, waren ze dan toch niet uitnemender dan de heidenen? Het antwoord op deze vraag is: Ganselijk niet.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus (41a)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 november 2023

De Wachter Sions | 12 Pagina's