Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (134)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (134)

Terugblik: Zie, hij bidt

7 minuten leestijd

Stad Mensziel is al lange tijd het middelpunt van strijd tussen de helse reus Diábolus en de Bouwer en Eigenaar van de stad, koning El-Schaddaï. Diábolus heeft een groot deel van Mensziel in handen. Hij moet alleen nog het ‘hart’ van de stad, het kasteel, zien in te nemen. In dit artikel wordt hoofdstuk 14 samengevat. Bunyan heeft dit hoofdstuk de titel ‘Zie, hij bidt’ gegeven.

Een waar gebed

In de tweeënhalf jaar dat Mensziel strijd voert tegen Diábolus zijn heel wat smeekschriften om hulp naar Prins Immanuël gestuurd. De Prins reageert op geen enkele manier, maar Mensziel gaat wel meer en meer haar ellendige toestand inzien. Toch wordt besloten weer een verzoekschrift naar de Prins te sturen. Volgens Godsvreze is het noodzakelijk dat de Opperste Geheimschrijver, de Secretaris van de Koning, daar Zijn handtekening onder plaatst. Dat is tot nu toe niet gebeurd. De Secretaris zal dat echter alleen doen als Hij het verzoekschrift ook Zelf opstelt. Hij stelt als voorwaarde dat de burgers van Mensziel zelf aanwezig moeten zijn bij het schrijven. Ze moeten vertellen wat ze willen vragen aan de Prins. Het moet hun eigen verzoekschrift zijn.

‘Hoe dierbaar is het als in het toneel van verwarring en verstrooiing, wanneer alles schipbreuk schijnt te lijden, de gezegende Geest inkomt om verlossing te brengen aan de verbijsterde heilige en hem onderwijst hoe te bidden en waarom te bidden. Er wordt dan ook van Hem gezegd, dat Hij onze zwakheden mede te hulp komt’. Deze woorden van ds. Philpot (1802-1869) laten zien wat er in de ziel plaatsvindt als de nood zo hoog is, dat de verslagen zondaar ten einde raad is. Hij legt ook uit waarom gesproken wordt over ‘zwakheden’. Het gaat niet om ‘tevoren overlegde zonden, maar ellendige zwakheden van het vlees’ 1 . Ook schrijft hij: ‘Wanneer de ziel zo verwaardigd wordt te bidden, dan zijn haar smekingen een geestelijke offerande, en haar geroep klimt op in de oren van de Heere Zebaoth. “En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes zij, omdat Hij overeenkomstig de wil van God voor de heiligen bidt” (Rom. 8:27) 2 .’

De inhoud van het verzoekschrift

In het verzoekschrift schrijven de inwoners van Mensziel dat de stad het niet meer waardig is om ‘het Mensziel van de Prins’ genoemd te worden. Ze smeken om onverdiende vergeving van hun zonden, pleitend op Zijn Naam en barmhartigheden. Ze erkennen dat ze de schuldigen zijn die ervoor gezorgd hebben dat de kapiteins verzwakt zijn, terwijl de vijandelijke Twijfelaars vol leven en kracht zijn. Ze sluiten de brief als volgt af: ‘Bij ons is niets anders te vinden dan zonden, schande en beschaamdheid van het aangezicht vanwege onze zonden. Heb medelijden met ons, o Heere, heb medelijden met ons, Uw ellendige Mensziel, en red ons uit de handen van onze vijanden. Amen.’

Bunyan beschrijft hiermee hoe de ontdekte zondaar Gods soevereiniteit en barmhartigheid gaat belijden, in het besef van eigen onwaardigheid. Dat besef van onwaardigheid zorgt er niet voor dat hij zich van God afwendt, maar het juist alleen van de Heere verwacht. Dat deed de Romeinse hoofdman over honderd uitroepen: Heere, ik ben niet waardig dat Gij onder mijn dak zoudt inkomen; maar spreek alleenlijk een woord, en mijn knecht zal genezen worden (Matth. 8:8).

Satans woede

Hoewel hij zichzelf een kreupele noemt, wil kapitein Geloof het verzoekschrift naar de Prins brengen. Hij verlaat de stad via de Mondpoort. Diábolus is bang, maar ook woedend als hij hoort dat er weer een verzoekschrift naar de Prins wordt gezonden. De reus roept zijn soldaten op om dit de bewoners van Mensziel op gruwelijke wijze betaald te zetten.

De geestelijke strijd komt tot een hoogtepunt. Tegenover de Goddelijke liefde ontbrandt satans haat nog heviger. Maar satan kan niets zonder Gods toestemming. En de HEERE zeide tot den satan: Zie, hij zij in uw hand, doch verschoon zijn leven (Job 2:6). Daarom is Job niet omgekomen te midden van alle ellende.

Diábolus’ list afgeslagen

De reus zegt dat hij de stad zal verlaten als kapitein Geloof hem in handen wordt gegeven. Misleidend klinkt het dat het immers beter is dat één mens sterft dan dat de hele stad omkomt. Diábolus bedriegt de stad bovendien door te zeggen dat zij vanwege haar goddeloosheid niet hoeft te hopen op hulp en verlossing. Maar de burgemeester van de stad weigert naar de tiran te luisteren en wijst op de getrouwheid van de Prins. Satan beseft dat het voor hem verloren is als het geloof regeert en de hoop op Gods getrouwheid levend is. Hij richt zijn pijlen dan ook op het geloof en de hoop. Hier tekent Bunyan weer de kern van de geestelijke strijd: waar het ongeloof is, regeert twijfel aan Gods Woord, maar waar geloof de overhand heeft, krijgt God de eer. En hij [Abraham] heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer (Rom. 4:20). Midden in de helse aanvechtingen mag het oog naar Boven geslagen worden: Hoop op God, want ik zal Hem nog loven; Hij is de menigvuldige Verlossing mijns aangezichts, en mijn God (Ps. 42:12).

Vertroostende brieven van de Prins

Kapitein Geloof komt terug van zijn reis naar de Prins. Hij heeft een pakket met vijf brieven bij zich. Die zijn voor de burgemeester, voor de heren Vastewil, Geweten en Godsvreze, en voor de stadsbewoners. In alle brieven staat te lezen dat de Prins precies weet wat iedereen heeft gedaan. Hij weet van de gevoerde strijd van de burgemeester tegen Diábolus en diens vrienden in de stad. Hij heeft de oproepen van Geweten om in gebed te gaan en de hulp aan Zijn kapiteins opgemerkt. Hij zag het werk van Godsvreze in het ontdekken van Vleselijke Gerustheid en het wijzen op wat nodig is bij het smeken om hulp. Hij heeft de verzoekschriften van Mensziel gelezen. Aan allen belooft de Prins dat ze niet lang meer zullen hoeven te wachten op hun loon. Hij raadt de stadsbewoners aan zich te onderwerpen aan de leiding van de Secretaris en kapitein Geloof. Op deze wijze troost Hij hen allen.

De strijd tegen de zonde, de satan en het eigen boze hart werpt de schaduwen van de dood over de ziel, maar op Zijn tijd toont de Heere dat Hij van Zijn strijdend erfdeel afweet. Dat heeft David mogen ervaren en verwonderd doen uitroepen: Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij (Ps. 23:4). Het is de boodschap die de profeten en al Gods knechten mogen verkondigen aan een ellendig volk: Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des HEEREN dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden (Jes. 40:1,2). De Heere laat door middel van Jesaja zeggen dat de straffen op de zonden voldoende zijn (dubbel ontvangen) en dat het nu tijd is om te troosten.

Bunyan laat de brieven afsluiten met de belofte van loon. De Heere ziet niet alleen de zonden, maar ook de goede daden van de Zijnen. Hij geeft loon naar werk, zoals de profeet Azária zei tegen koning Asa (2 Kron. 15:7). De kanttekenaren werpen daar het juiste licht over, om te voorkomen dat de mens op zichzelf gaat roemen: ‘Te weten niet uit waarde van hun werk, dat zij Gode schuldig waren, maar uit de genade en gunst Gods, Die de goede werken der Zijnen beloofd heeft, om Christus’ wil, loon te geven’ (kanttek. 21).

Het geloof breekt weer door

Bunyan schrijft over een hernieuwde nauwe omgang tussen kapitein Geloof en de Secretaris (de Heilige Geest). De kapitein krijgt weer een vooraanstaande plaats als hoofdofficier. Zijn invloed en macht worden erkend door de inwoners van Mensziel.

Zo mag het geloof weer doorbreken na de gevolgen van het afwijken van de Verlosser van de ziel te hebben moeten ervaren, maar ook nadat de Geest het gebed weer levend heeft doen worden. Het is de kern van Bunyans boodschap: het geloof in Christus is onmisbaar.

Zie, hij bidt. Dat werd gezegd van Saulus, nadat hij neergeveld was bij Damascus en naar een huis in de straat de Rechte werd gebracht. Hij heeft mogen ervaren wat Jezus Zelf eens sprak: Alle dingen die gij biddende begeert, gelooft dat gij ze ontvangen zult, en zij zullen u geworden (Mark. 11:24). ‘Zie, hij bidt’: kan dat ook van ons gezegd worden?


Noten

1. Ds. J.C. Philpot, Door Baca’s vallei’ (dagboek), in het dagboekstukje van 18 juli.

2. Dit is naar de vertaling van de Engelse King Jamesbijbel. De Statenvertaling luidt: En Die de harten doorzoekt, weet welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De heilige oorlog (134)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 januari 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's