De ware geloofsverwachting
En men zal te dien dage zeggen: Zie, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht en Hij zal ons zalig maken … Jesaja 25:9
Geliefde lezer(s), de woorden van onze overdenking zijn van een zeer rijke inhoud. We vinden er een gepast woord in voor deze tijd van het kerkelijke jaar. De profetie van Jesaja ziet ook verder dan Christus’ komst in het vlees. Duidelijke heenwijzingen zijn er naar Zijn tweede komst, hetgeen nog te gebeuren staat, eenmaal op de wolken des hemels.
Dat komt ook uit in dit hoofdstuk. Te midden van de oordeelsaankondigingen over de verschillende wereldmachten, vinden we hier een duidelijke voorzegging van de val van de grote stad Babel. Zij zou vallen en verwoest worden. Het was hetzelfde oordeel wat Johannes zag op het eiland Patmos over het grote Babylon.
Wat zou daaraan voorafgaan? De volheid der heidenen zou eerst moeten ingaan. Dat wil zeggen dat geheel Israël, te weten de uitverkorenen daarvan ten eeuwigen leven, zalig moet worden. En dat uit alle natie, geslacht, taal en volk, zoals Johannes dat zo bijzonder heeft mogen getuigen. Zie het getuigenis daarvan ook in dit hoofdstuk vanaf vers 6: En de HEERE der heirscharen zal op dezen berg allen volken een vetten maaltijd maken, een maaltijd van reinen wijn, van vet vol merg, van reine wijnen die gezuiverd zijn. Van deze heidenen, die nu nog vervreemd waren van de verbonden der belofte, zou het bewindsel des aangezichts teniet gedaan worden. Dit zal de HEERE der heirscharen doen. Het zal Zijn werk zijn.
We zien er Christus’ werk in liggen om die maaltijd te bereiden van reinen wijn, van vet vol merg, van reine wijnen die gezuiverd zijn. Zijn borgtochtelijk werk als het ware Godslam, Wat geofferd moest worden tot uitdelging van de zonde en schuld van de gehele Kerk des Heeren. Hij kon getuigen: Mijn vlees is waarlijk spijs, en Mijn bloed is waarlijk drank. Ze zouden toevloeien. Jesaja hoort ze getuigen, stamelende en in verwondering sprekende, wat onze tekst weergeeft. Het is ener lei spraak en enerlei getuigenis, waaruit blijkt dat de Kerk des Heeren door één Geest geleid is.
Ze zullen komen van oosten en van westen, van noorden en van zuiden. Het wordt dan waar, wat een oud gedichtje zegt: ‘Al kwam ’t volk uit verre landen, ’t Harte smolt toch samen in’.
Het zal gaan zoals eens bij een neger en een blanke, die elkaar ontmoetten, maar helaas elkaar niet konden verstaan. Het was echter niet nodig, want de neger liep naar het vuur en nam er een stukje hout uit en wees toen naar zichzelf. Dat was genoeg. Beiden verstonden ze het om als een vuurbrand uit het vuur gerukt te zijn.
Dus, als het waar mag worden wat hier in onze tekst vermeld staat, het is zuiver een Goddelijk genadewerk. Hij is het Die genade verheerlijkt in de ziel, waardoor deze recht vernederd en schuldenaar voor God mag worden, een totaal verloren mens. Maar die op deze wijze ook een onderwerpje mag worden voor dat Gezegende Voorwerp: Jezus Christus en Die gekruist.
Er staat in de tekst: Men zal te dien dage zeggen … . Welke dag wordt er bedoeld? Wat zullen er voor dagen komen, dat het zal klinken: Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht? Het zal op die dag zijn, dat ‘de HEERE der heirscharen op deze berg een vette maaltijd zal maken’ (vers 6); dan zal dit woord in vervulling gaan. De HEERE zal komen. Het kan zien op de voltooiing van het werk dat Christus ten uitvoer zal brengen. Eens ten jongsten dage, wanneer de Kerk des HEEREN de volle genieting van het werk der zaligheid mag ontvangen.
Wie waren degenen waarvan de tekst spreekt: Men zal te dien dage zeggen…? Het is dat volk dat in vers 8 genoemd wordt. Het is Zijn volk, maar dan ook daaraan verbonden wat de komende Verlosser hun doen zou: Hij zou de smaadheid Zijns volks van de ganse aardbodem wegnemen. Welke versmaadheid wordt bedoeld? Die der Joden, die vanwege hun zonden weggevoerd waren naar Babel en het recht verbeurd hadden om Zijn volk genoemd te worden. Die geworden waren: Lo Ruchama en Lo Ammi. Zeker ligt dat er ook wel in. Het ziet echter meer op de versmaadheid die ligt op al degenen die soeverein verkoren zijn tot de zaligheid. Immers, die niet ontfermd was, moest de ontfermde worden; die niet Mijn volk was, moest weer tot Zijn volk aangenomen te worden.
O, in deze woorden wordt het leven der genade zo zuiver, maar ook zo teer weergegeven. Waar is het de ontdekte zondaar om te doen geworden? Wat ligt als een onbedrieglijk kenmerk op hun ziel? Het is hen om God te doen geworden en niet in de eerste plaats om van de straf ontheven te worden. Het zal te dien dage zijn… het is in die dag dat voor deze mens de mogelijkheid van zaligworden ontsloten mag worden. Er in dat donkere dal van Achor een deur der hope geopend mag worden.
Toch ligt er nog meer in dit getuigenis: Dit uitziende volk zal zeggen: Deze is onze God! Het spreekt van een zekerheid. Daar is dan geen twijfel. Hij is het. Hoe dit kan? Dat ligt in de eerste plaats in de openbaring van Christus in het hart. Zal daar ooit twijfel over mogelijk zijn? Het gaat gepaard met zo’n kracht, zo’n zekerheid. Men komt er door van de dood in het leven. Het is van dien aard dat daar niet een rechte omschrijving van gegeven kan worden. Als Christus Zich zo bekend maakt, dan geeft Hij die kennis op dat ogenblik. Hij doet Zich kennen als een Goddelijk Persoon, als de Schoonste aller mensenkinderen.
Zouden we dat alle lezers niet toewensen? Buiten deze weg komt niemand tot de zaligheid. Dat uit de monden van jong en oud ook dit getuigenis zou mogen opklinken: Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht … .
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 april 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's