Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jozua, de knecht des Heeren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jozua, de knecht des Heeren

9. Het gedrag van Jericho en de Kanaänieten (2)

5 minuten leestijd

Ook de ‘onheilige Ezau’ (zo genoemd in Hebr. 12:16) trok zich niets van de dienst des Heeren aan en hij was zelfs van plan zijn godvrezende broer Jakob te vermoorden. Later trouwde Ezau met twee Hethitische vrouwen. De Hethieten waren de nakomelingen van Heth, een zoon van Kanaän en een kleinzoon van Cham (Gen. 10:15). Ook zij bevolkten het oude Kanaän en hielden er ongeveer duizend goden op na. Van Ezau’s vrouwen lezen we: En dezen waren voor Izak en Rebekka een bitterheid des geestes (Gen. 26:35). Rebekka sprak tot Izak: Ik heb verdriet aan mijn leven vanwege de dochteren Heths; indien Jakob een vrouw neemt van de dochteren Heths, gelijk dezen zijn, van de dochteren dezes lands, waartoe zal mij het leven zijn? (Gen. 27:46).

In Leviticus 18 worden de verschrikkelijke zonden genoemd waaraan de Kanaänieten zich schuldig maakten en de Heere gebood Zijn volk om zich niet aan dergelijke gruwelijke en hemeltergende zonden schuldig te maken. De Heere had gesproken: Verontreinigt u niet met enige van deze; want de heidenen die Ik van uw aangezicht uitwerp, zijn met al deze verontreinigd. Zodat het land onrein is en Ik over hetzelve zijn ongerechtigheid bezoeke, en het land zijn inwoners uitspuwt (Lev.18:24 en 25). Volgens de kanttekening betekent het Hebreeuwse woord ’uitspuwen’ eigenlijk ‘door walging overgeven, wat de maag niet kan verdragen; hetwelk bij gelijkenis gezegd wordt van een land, hetwelk met kwade inwoners bezwaard is’ (kanttek. 35).

Vanwege de vermelde walgelijke en liederlijke zonden moesten de Kanaänieten overeenkomstig Gods oordeel door de Israëlieten uit hun land worden uitgeroeid. Aan het einde van de woestijnreis en aan de grenzen van Kanaän gekomen, sprak Mozes tot het volk van Israël: Niet om uw gerechtigheid, noch om de oprechtheid uws harten komt gij henen in om hun land te erven; maar om de goddeloosheid dezer volken verdrijft hen de HEERE uw God voor uw aangezicht uit de bezitting, en om het woord te bevestigen, dat de HEERE uw God uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft (Deut. 9:5). Vanzelfsprekend wisten de Kanaänitische volkeren heel goed dat de Israëlieten hen uit hun land kwamen verdrijven. Zij hadden ook van de buitengewone wonderen gehoord die de Heere aan Zijn volk bewezen had. Toen het volk van Israël droogvoets door de Jordaan was geleid versmolt het hart (van de Kanaänieten) en er was geen moed meer in hen voor het aangezicht van de kinderen Israëls (Jozua 5:1).

Ondanks al die wonderlijke gebeurtenissen lezen we: Jericho nu sloot de poorten toe en was gesloten voor het aangezicht van de kinderen Israëls; er ging niemand uit en er ging niemand in (Joz. 6:1). De Kanaänitische stad kon heel goed weten dat hun ondergang nabij was en ondanks die wetenschap heeft Jericho de minste moeite niet ondernomen om onderhandelingen met de Israëlieten aan te knopen of over vredesvoorwaarden te praten. Kort en bondig lezen we: Jericho sloot de poorten toe.

Waarschijnlijk hebben de bewoners van die stad in het begin vreemd opgekeken toen de Israëlieten de eerste dag hun stille rondgang om hun stad maakten, terwijl de zeven priesters die voor de ark liepen op de bazuinen bliezen. En dat gebeurde de tweede dag en de dagen daarop ook. Toen er niets gebeurde, ging al gauw het gewone dagelijkse leven van Jericho binnen de sterke vesting gewoon door.

In heel Jericho was er maar één mens die geloofde dat de ondergang van Jericho nabij was en dat was Rachab. De verwoesting van de stad was haar bekendgemaakt en zij geloofde dat de sterke stad met alle inwoners zou worden vernietigd. Zij alleen geloofde de onherroepelijke ondergang. Daarom is zij met de ongehoorzamen (of ongelovigen) niet omgekomen (Hebr. 11:31).

Matthew Henry zegt: ‘Jericho was gesloten door de hardnekkigheid der inwoners, die overeengekomen waren zich nooit over te geven, ja niet eens een onderhandeling daarover wilde openen. Niemand ging tot de stad om over de vrede te onderhandelen en er werd ook niemand toegelaten om over de vrede te komen spreken.’ Tenslotte maakt Matthew Henry de zeer behartigenswaardige opmerking als hij zegt: ‘Hun harten waren verhard tot hun eigen verderf. Het is de treurige toestand en aard van allen die tegen God hun handen uitstrekken en zich geweldig aanstellen tegen de Almachtige (Job 15:25).’

In het ongehoorzame Jericho moeten we het beeld van de wereld in het algemeen en van ieder mens in het bijzonder zien. Ondanks dat de bazuin van Gods Woord over bijna de hele wereld klinkt en in het bijzonder wordt aangehoord door kerkmensen, leven we rustig in ongeloof verder en bekommeren we ons niet om het naderend eindgericht.

De Heere Jezus verwees vanwege die dodelijke gerustheid naar de dagen van Noach. We lezen in Matth. 24:37-39: En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Want gelijk zij waren voor den zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot den dag toe in welken Noach in de ark ging; En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam en hen allen wegnam: alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen.

Zo’n zorgeloosheid was er in de dagen van Noach en in de dagen dat Jericho belegerd werd: Jericho nu sloot de poorten toe en was gesloten. Zo is het met de mens in het algemeen en met de kerkmens in het bijzonder. Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn (Éf. 5:14 en 16).

Zo gij Zijn stem dan heden hoort,

Gelooft Zijn heil- en troostrijk woord,

Verhardt u niet, maar laat u leiden (Ps. 95:4).

(Volgende keer D.V. 10. De banvloek over Jericho)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 mei 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Jozua, de knecht des Heeren

Bekijk de hele uitgave van woensdag 8 mei 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's