Jozua, de knecht des Heeren
11. Israël verslagen bij Ai
Jericho was gevallen en vol goede moed zond Jozua verspieders naar het plaatsje Ai om het als tweede plaats te veroveren. Ai lag zo’n vijftien kilometer ten westen van Jericho en in de buurt van Bethel. Toen de verspieders terugkwamen, spraken zij: ‘Wij hoeven niet met het hele leger naar Ai te gaan, want het is een kleine stad. Met twee- of drieduizend man kunnen we het plaatsje wel veroveren.’ Toen zond Jozua drieduizend mannen erheen om de kleine stad in bezit te nemen. Maar wat liep het anders dan de Israëlieten hadden verwacht. We lezen in Jozua 7:5: En de mannen van Ai sloegen van dezelve omtrent zes en dertig man (…) in een afgang.
Ai lag in een bergachtige omgeving en tijdens het korte treffen tussen de mannen van Ai en de Israëlieten vluchtten de verslagen Israëlieten in de richting van een steengroeve. En daar, bij een helling, werden er zes en dertig mannen van hen gedood.
Diep teleurgesteld kwamen de verslagen Israëlieten bij Jozua aan. Hij en het volk waren radeloos van angst. In de Bijbel staat: Toen versmolt het hart des volks en het werd tot water (vers 5). De Israëlieten hadden vast en zeker gerekend op een overwinning en nu hadden zij verloren! Vooral Jozua verkeerde in zak en as. Hij schreeuwde het van ontzetting uit en liep in zijn grote nood met de leidinggevenden naar de ark des HEEREN en daar wierpen zij zich radeloos op hun aangezichten neer, terwijl ze als teken van diepe droefheid stof op hun hoofden wierpen.
Totaal ontredderd en ontgoocheld door de nederlaag van Ai riep Jozua uit: ‘Ach Heere HEERE, waarom is ons deze nederlaag overkomen? Waren we maar nooit over de Jordaan getrokken en tevreden blijven wonen in het Overjordaanse. De Kanaänieten, die na onze wonderlijke doortocht door de Jordaan en de wonderlijke val van Jericho zo bang voor ons geworden zijn, zullen ongetwijfeld moed scheppen uit onze nederlaag. Zij zullen vandaag of morgen met z’n allen op ons aanvallen om onze naam uit te roeien van de aarde. Wat zult Gij dan Uw groten Naam doen? (vers 9).’
Na deze ontboezeming naar de hemel antwoordde de HEERE hem van boven het verzoendeksel. Hij ging Jozua en het volk ontdekken wat de oorzaak van de nederlaag was.
Laten we ook letten op het verschil bij de verovering van Jericho. Vóór de verovering van Jericho had de Heere met Jozua tot zijn bemoediging gesproken en hem de toezegging gedaan: Zie, Ik heb Jericho met haar koning en strijdbare helden in uw hand gegeven. Jozua en zijn volk wisten dat de Heere hen de overwinning zou geven. Maar toen de verkenners naar Ai werden uitgezonden, was er geen gesprek geweest tussen de Heere en Jozua. De aanvoerder had de verkenners zonder meer uitgezonden en toen zij boodschapten dat het maar een geringe plaats was, moesten drieduizend soldaten het plaatsje maar gauw even veroveren.
We zouden haast denken dat Jozua en zijn mannen in hun overmoed de hulp van de Heere niet nodig achtten en dat zij meenden de kleine plaats gemakkelijk in handen te krijgen. Vandaar de zware ontgoocheling toen ze door de inwoners van Ai verslagen werden! Wat ze nóóit hadden kunnen vermoeden, was gebeurd. Daarom waren Jozua en het hele Israël zo radeloos.
Toen ging de HEERE spreken. Hij vertelde de oorzaak waarom de Israëlieten bij Ai waren verslagen. Er was iets ontzettends gebeurd. Iets, wat niemand wist dan de Heere alleen. Er was een grote zonde begaan. Terwijl de Heere geboden had dat alles van Jericho moest worden vernietigd en dat het goud, zilver en koper moest worden bestemd voor de dienst des Heeren, had iemand van het volk het aangedurfd toch bepaalde kostbare dingen zichzelf onrechtmatig toe te eigenen. De overtreder had gestolen en genomen wat alleen de Heere toebehoorde. Daarom rustte Jericho’s ban op het hele volk van Israël. De HEERE sprak: Er is een ban in het midden van u, Israël; gij zult niet kunnen bestaan voor het aangezicht uwer vijanden, totdat gij den ban wegdoet uit het midden van u (Joz. 7:13).
Daarna kreeg Jozua de opdracht het volk bijeen te roepen en dan zou de HEERE door middel van het lot de schuldige aanwijzen. De schuldige zou evenals Jericho verbrand moeten worden! Toen het volk was samengeroepen, werd het lot geworpen. Eerst werd de stam van Juda door het lot aangewezen, daarna werd het geslacht van Zarchi geraakt en vervolgens het huisgezin van Zabdi. Ten slotte viel het lot op de kleinzoon van Zabdi, namelijk op Achan. De Heere wees de dader aan! Jozua vroeg Achan eerlijk te bekennen wat hij gedaan had. De schuldige man vertelde toen hoe hij een mooie mantel uit Babylonië had gezien en daarna ruim 2 kilo zilver en ook nog een gouden voorwerp in de vorm van een tong! Afgedwongen eerlijk gemaakt, sprak hij: ‘Ik zag al die mooie dingen en ik kreeg lust daartoe en ik nam ze (vers 21).’ Achan bekende vervolgens dat hij de kostbare mantel en al het geld had verborgen in de grond van zijn tent. Voorwaar, sprak hij, ik heb tegen den HEERE, den God Israëls, gezondigd en heb alzo en alzo gedaan (vers 20).
(Volgende keer D.V. 12. De ban wordt opgeheven)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's