Binnenring en buitenring?
De bijlage van het RD van 11 mei was gewijd aan het thema Kerkverlating. Waarschijnlijk herinneren de meeste lezers zich de weergave van het gesprek van ds. P. van Ruitenburg en Franca Treur. Franca Treur is een moderne schrijfster die afstand heeft genomen van de kerk, en later romans heeft geschreven, waarin het milieu van haar jeugdjaren wordt getekend. Ze behoorde in haar jeugd bij de Gereformeerde Gemeente van Meliskerke. Ds. Van Ruitenburg werd daar predikant toen Franca zes jaar was. Uit het gesprek blijkt dat beiden zich geen persoonlijk gesprek van vroeger herinneren. Nu werden ze gevraagd om met elkaar te spreken in het kader van kerkverlating. Ik wil drie lessen trekken uit dit opzienbarende gesprek.
1. Aarzeling
Zowel ds. Van Ruitenburg als Franca Treur aarzelen om een gesprek aan te gaan. Beiden hebben daar hun motieven voor. We kunnen ons dat goed voorstellen van ds. Van Ruitenburg of van welke andere ambtsdrager dan ook. Iemand kan zo ver van zijn wortels zijn weg gegroeid, dat een gesprek zinloos lijkt. Al lezende bekroop me eerlijk gezegd dan ook het gevoel dat er minder sprake was van een echt gesprek, maar dat beiden meestentijds vanuit eigen optiek spraken, zonder zich echt te verplaatsen in de ander of de ander hartgrondig tegen te spreken.
Uit de getoonde aarzeling ligt echter wel een les voor alle ambtsdragers. Laten we het gesprek met onze verloren zonen en dochters nooit uit de weg gaan. Hier ligt voor ons als ambtsdragers wel een verantwoordelijkheid. In onze gemeenten is aandacht voor evangelisatie. Dat is goed. Dat is noodzakelijk. Dat is geboden. Maar laten we, in het kader van evangelisatie, ook investeren in de jongeren die nú de neiging hebben om af te haken, of die in de laatste vijf of tien jaar de kerk vaarwel hebben gezegd. Er kan in zulke gevallen groot opzien zijn. Laat er echter nooit aarzeling zijn om het gesprek aan te gaan. Jezus Zelf heeft ooit gezegd: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls (Matth. 15:24). Laten we die uitspraak ernstig overwegen en ons afvragen of hier voor ons een roeping ligt. Een roeping, die zeker ook van betekenis is als we géén ambtsdrager zijn.
2. Het belang van netwerken
Franca Treur noemt enkele motieven die eraan hebben bijgedragen dat zij ‘richting úitgang’ is gegaan. We gaan niet alle argumenten benoemen en wegen.
Wat bij mij bleef haken was haar opmerking over het lidmaatschap van een studentenvereniging. Franca is afkomstig uit een geestelijk klimaat waar onderscheid wordt gemaakt tussen bekeerd en onbekeerd, en waarbij gewezen wordt op de noodzaak van wedergeboorte en levensvernieuwing.
Toen zij echter op de Leidse kring van de CSFR kwam, constateerde zij dat ze ongeveer de enige ‘onbekeerde’ student was. De anderen meenden allen het ware geloof deelachtig te zijn. Dat bracht haar aan het twijfelen over haar reformatorische identiteit. Het was mede een reden dat ze ‘richting uitgang’ ging.
Uit dit onderdeel van het gesprek blijkt (opnieuw) hoe belangrijk netwerken zijn voor opgroeiende jongeren. Laten ouders en ambtsdragers, en dat is de tweede les, er alles aan doen om te stimuleren dat onze jongeren opereren in netwerken van min of meer gelijkgezinden. De vriendengroep is sterk bepalend voor de keuzes in het verdere leven. We kunnen er menselijkerwijs gesproken niet genóeg in investeren, ook vanuit kerk en catechese.
We kunnen hierin ook niet te vróeg investeren. Reeds in de basisschoolleeftijd worden er vriendschappen gelegd die levenslang duren. Dan is het toch wel van groot belang dat we onze kinderen naar onze eigen scholen sturen, indien dit ook maar enigszins mogelijk is. Op zóveel scholen wordt een hele of halve remonstrantse leer gebracht. Op zóveel scholen worden de vreselijke gevolgen van onze zondenval en de daarmee verbonden noodzaak van waarachtige bekering min of meer ontkend. Op zoveel scholen wordt de kinderen voorgehouden dat ze een parel in Gods hand zijn, en soortgelijke uitspraken meer. Ouders, bij de doop hebt u beloofd uw kinderen niet alleen te onderwijzen, maar ook te dóen onderwijzen in de leer die naar de godzaligheid is. Neem dan niet de ruimte om uw kind naar een andere school te sturen, wanneer met enige moeite de eigen school bereikbaar is.
3. De halve waarheid
In het deel van het interview over de studentenvereniging gaat het onder andere over ‘binnenring en buitenring’. Dit gedeelte heeft het meest indruk op mij gemaakt. Niet omdat ik Franca’s visie deel, maar juist omdat er sprake is van een halve waarheid. Ik citeer: “Dat vind ik zelf het moeilijke aan de theologie van de Gereformeerde Gemeenten. Dat je een binnenring en een buitenring hebt: ware gelovigen en gewone gelovigen, die er eigenlijk niet echt bij horen. (…). Het moeilijke eraan vond ik dat ik als jongvolwassene mijn reformatorische identiteit graag wilde omarmen. Door het opgroeien in een gesloten zuil was dat ook het enige dat ik had. Maar volledig omarmen kon niet, want ik was wel refo, maar geen échte. Dat maakt het lastig om in de wereld je christenzijn van harte uit te dragen, wat dan wel weer van je wordt verwacht.”
Als ik objectief haar uitspraken lees, kan ik er begrip voor opbrengen. Er ligt een spanningsveld. In een totaal onchristelijke omgeving wordt verwacht dat je voor God en Zijn dienst uitkomt. Daar heeft je Schepper recht op! Tegelijk kan het zo zijn, dat je inwendig aanvoelt dat er sprake is van een ontzaglijk gemis. On bekeerd uit te moeten komen voor de Naam en de zaak van Christus is niet gering. Het bezwáár dat ik tegen haar redenering heb, is dat ze dit spanningsveld uit de weg gaat. Ze brengt een halve waarheid naar voren en hier wil ik me hartgrondig tegen verzetten, waarbij ik terugval op het doopformulier.
In het doopformulier wordt er een beschrijving gegeven van de staat van onze kinderen. Dat begint al direct bij het eerste onderwijzende gedeelte. Onze kinderen zijn in zonde ontvangen en geboren. Onze kinderen kunnen het rijk van God niet ingaan, tenzij zij ‘van nieuws geboren worden’. Tot zover zal Franca met ons instemmen.
Maar we zeggen te weinig, als dit het enige is wat van onze kinderen gezegd wordt. Immers, van onze kinderen wordt ook gezegd dat zij ‘in Christus geheiligd zijn, en daarom als lidmaten Zijner gemeente behoren gedoopt te wezen.’ In Gods onbegrijpelijke goedheid zijn onze kinde-ren afgezonderd, ‘geheiligd’, van de grote massa. Door geboorte uit gelovige ouders zijn onze kinderen lidmaat van Christus’ gemeente. Afgezonderd van de grote massa hebben onze kinderen een plaats gekregen op het erf van het verbond der genade. 1 Dit is een zaak, die niet moet worden óverschat, maar ook beslist niet moet worden ónderschat. Het zijn immers Gods eigen woorden. Ik noem drie Bijbelse voorbeelden.
1. Als in Genesis 6 gesproken wordt over het nageslacht van Enos dat zich vermengt met het nageslacht van Kaïn, gebruikt de Heilige Schrift de aanduiding: Gods zonen. De kanttekening legt het uit: “Dat is, de nakomelingen der gelovige voorvaderen die de ware religie beleden, en met hun huisgezinnen (als zijnde Gods kerk) van het ongelovig en vleselijk geslacht der Kaïnieten waren afgescheiden.”
2. Als Ezechiël in later eeuwen het volk Israël aanspreekt op hun afgoderij, gebruikt hij de indringende woorden: Verder hebt gij uw zonen en uw dochteren, die gij Mij gebaard hadt, genomen en hebt hen denzelven geofferd om te verteren; is het wat kleins van uw hoererijen, dat gij Mijn kinderen geslacht hebt, en hebt hen overgegeven, als gij dezelve voor hen door het vuur hebt doen gaan? (Ezech. 16:20,21). Bij Mij gebaard zeggen de kanttekenaren: “Te weten die Mij toekwamen uit kracht van het verbond dat Ik met u en uw zaad gemaakt heb. Want hoewel het Joodse volk God verlaten had en waardig was van God verlaten te worden, nochtans dewijl dit nog niet geschied was, genereerde het kinderen, die Hij ook door de besnijdenis voor de Zijnen nog waardig achtte te kennen, niet willende de kinderen om de misdaad der ouders straffen.”
3. Als de apostel Johannes in Johannes 1:11 schrijft: Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen, dan zeggen de kanttekenaren bij ‘de Zijnen’: “Dat is, het meeste deel derzelver Israëlieten, die tot het uitwendig verbond behoorden en daarom de Zijnen hier genaamd worden.”
In deze drie Bijbelse voorbeelden wordt de grote waarde van doop en verbond getekend. Er wordt niet gesproken over binnenring en buitenring. Er wordt daartegenover wel gesproken over Gods zonen en over Mijn kinderen. Wie deze dingen níet voldoende honoreert, onderschat de betekenis van Gods verbond en van de Heilige Doop. Het spanningsveld tussen overschatting en onderschatting van de Heilige Doop moeten we ten allen tijde wél laten functioneren. Zo ben ik persoonlijk altijd erg beducht voor uitdrukkingen als ‘we zijn maar gedoopte heidenen’. Ik begrijp de uitdrukking wel, maar tegelijk zet zo’n uitdrukking de deur open naar onderschatting van de doop, zoals deze bij Franca Treur te zien is als ze het beeld gebruikt van binnenring en buitenring, waarbij het lijkt alsof de buitenring er maar een beetje bij hangt. Nee, zo is het niet. Het is niet níets dat de eeuwige Verbonds-God onze kinderen deed geboren worden binnen Zijn kerk. Dat het door Hem ingestelde verbondsteken aan de hoofden van ál onze kinderen is aangebracht, een teken, dat onze belijdenis duidt met ‘Christus’ merk en veldteken’ 2 .
Laten we als ouders en ambtsdragers, en dat is de derde les, in de richting van onze kinderen en catechisanten niet alleen de realiteit van onze rampzalige val en onze geestelijke doodstaat benoemen, maar óók de ontzaglijke waarde van doop en verbond. Laten we ons de woorden van de apostel ter harte nemen: Welk is dan het voordeel van den Jood? Of welke is de nuttigheid der besnijdenis? Veel in alle manier. Want dit is wel het eerste, dat hun de woorden Gods zijn toebetrouwd (Rom. 3:1,2). Als Franca Treur dit werkelijk ter harte zou nemen, zou ze zich ook nooit kunnen verontschuldigen met woorden als dat ze er niet echt bij hoorde.
Afronding
Ik wil afronden met één opmerking richting onze (doop-)leden. Hierboven heb je gelezen wat God in Zijn Woord over gedoopte jongeren zegt. Gods zonen. Mijn kinderen. Je bent bevoorrecht boven de meeste van je leeftijdgenoten. Maar weet, dat dit ook een dure verantwoordelijkheid met zich meebrengt. De verantwoordelijkheid om in handel en wandel aan deze hoge maat te beantwoorden. Het belangrijkste voorrecht dat je hebt, is dat jou Gods Woorden zijn toebetrouwd. Lees de Bijbel (inclusief goede boeken die daarop gegrond zijn). Onderzoek het. Biddend. Worstelend. Niet één keer. Maar aanhoudend. Zonder ophouden. En weet: Ik heb tot het zaad Jacobs niet gezegd: Zoek Mij tevergeefs (Jesaja 45:19).
Noten
1. Over deze afzondering lezen we duidelijk in 1 Korinthe 7, waarin gesproken wordt over het huwelijk tussen een gelovige en een ongelovige. Wat zegt de apostel? De apostel zegt dat een óngelovige man geheiligd is door het huwelijk met een gelovige vrouw.
2. Nederlandse Geloofsbelijdenis, artikel 34.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's