Jozua, de knecht des Heeren
17. De verovering van zuid en noord
Na de extra lange en vermoeiende dag, veroorzaakt door het grote wonder van de stilstaande zon, kon Jozua de vijanden vernietigend verslaan. Bijna alle belangrijke steden in het zuiden werden veroverd. Het was een geweldige strijd waarin een belangrijk deel van het centrale bergland en het zuiden van Kanaän in handen van Israël kwamen. We lezen in Jozua 10:42: En Jozua nam al deze koningen en hun land op eenmaal; want de HEERE, de God Israëls, streed voor Israël.
Na de grote slag keerde het leger van Israël zegevierend naar het legerkamp in Gilgal terug. Maar de vijf koningen waren nog altijd springlevend. Zij waren tijdens de grote achtervolging van Jozua gevlucht en hadden zich verborgen in de spelonk bij Makkéda. Enige Israëlieten hadden het gezien en vertelden het aan Jozua en hij sprak: ‘We hebben nu geen tijd te verliezen en zetten de achtervolging voort. Werp zolang grote stenen voor de opening van de grot en dan hopen we straks met hen af te rekenen.’ Zo gebeurde het.
Toen Jozua met zijn volk na een zeer grote slag (Joz. 10:20) naar Gilgal wilde terugkeren, werden de vijf koningen uit de grot gehaald en voor Jozua geleid. Hij riep enige bevelhebbers uit het leger en gaf hun opdracht de voeten op de nek van de overwonnen koningen te plaatsen.
De mannen gehoorzaamden het bevel van Jozua, want we lezen in vers 24: En zij traden toe en zetten hun voeten op hun halzen. Verder sprak Jozua: ‘Wat met deze koningen gebeurt, zal de Heere met al Zijn en onze vijanden doen. Zij zullen eens allemaal het onderspit moeten delven’.
We hopen in een volgend artikel nog nader in te gaan op de wijze waarom met deze vijf koningen op een dergelijke manier gehandeld werd.
Nadat de koningen vernederd waren, doodde Jozua hen en hing hun dode lichamen tot de avond aan een hout. Daarna werden hun lichamen in de spelonk geworpen waarin zij zich verborgen hadden gehouden en werd ter herinnering een grote hoop stenen voor de ingang gelegd. Hun toevluchtsplaats was eerst hun gevangenis en werd daarna hun graf. Dat was het einde van de vijf koningen alsook van veel steden in het zuiden van Kanaän. De inwoners van de veroverde steden werden gedood en veel steden werden vernietigd. Alleen het vee werd gespaard, want dat mochten de Israëlieten voor zichzelf behouden. Ook de steden die ommuurd waren door wallen werden intact gehouden, zodat de Israëlieten daarin later zouden kunnen wonen.
Terwijl de vijf koningen van het zuiden werden verslagen, verzamelden zich inmiddels de koningen van het noorden onder leiding van Jabin, de koning van Hazor, bij de wateren van Merom. Het was een enorm leger met heel veel paarden en strijdwagens en veel volks, als het zand dat aan de oever van de zee is in veelheid (Joz. 11:4). Maar de HEERE bemoedigde Jozua en beloofde hem de overwinning te geven en Hij gaf hem tevens de opdracht dat hij hun paarden moest verlammen en hun strijdwagens verbranden. Israël mocht in geen geval de kans krijgen de strijdwagens en paarden te gebruiken voor hun eigen sterkte, want zij moesten uitsluitend hun sterkte in de hulp van de Heere zoeken. Het moest met hen zijn als met de dichter van Psalm 20:8: Dezen (de volkeren rondom Israël) vermelden van wagens en die van paarden, maar wij (het volk van Israël) zullen vermelden van de Naam des HEEREN onzes Gods.
Na Jozua’s aankomst in het noorden werden de vijanden onverwachts door hem overvallen en reeds de volgende dag behaalde hij de overwinning, want de HEERE gaf hen in de hand van Israël (vers 8). Daarna werden de steden veroverd en verbannen. We lezen in Jozua 11:14: En al den roof dezer steden en het vee roofden de kinderen Israëls voor zich; alleen sloegen zij al de mensen met de scherpte des zwaards, totdat zij hen verdelgden, zij lieten niet overblijven wat adem had. Gelijk als de HEERE Mozes Zijn knecht geboden had, alzo gebood Mozes aan Jozua; en alzo deed Jozua; hij deed er niet één woord af van alles wat de HEERE Mozes geboden had.
Ten slotte werden als laatste groep de machtige reuzen aangepakt, de Enakieten. We weten hoe de verspieders zo bevreesd voor hen waren geweest. Maar onder Jozua werden ze grotendeels uitgeroeid, hoewel hij ze niet uit Gaza, Gath en Asdod kon verdrijven. We weten hoe David later de strijd aanbond tegen kampvechter Goliath uit de plaats Gath. Al die vreselijke gebeurtenissen deed Jozua niet op eigen houtje, maar in opdracht van de Heere en van Mozes. Zo volbracht hij de wil van God Wiens vernietigend oordeel om hun zware zonden op de Kanaänieten rustte.
In Jozua 12 wordt tot slot een opsomming gegeven van de in totaal 31 koningen die door Jozua verslagen werden. Het waren kleine koningen die in hun stad en omgeving regeerden. Helaas werden niet alle Kanaänieten uit het land Kanaän verdreven. Hier en daar bleven er nog behoorlijke groepen over en in later tijd moesten de Israëlieten meer dan eens de strijd met die overgebleven heidense volkeren aanbinden. In Richteren 1 kunnen we lezen hoe na de dood van Jozua de stam van Juda de strijd reeds aanbond met de overgebleven Kanaänieten. Volgens kanttekening 43 (op Jozua 10:43) heeft Jozua met de hulp van de Heere al de vermelde veroveringen uitgevoerd in een tijdsbestek van ongeveer zeven jaar.
(Volgende keer D.V. 18. Wat kunnen we leren van de Kanaänieten?)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's