Onderwijzen en doen onderwijzen
Nog een enkele dag of een enkele week, en de schooldeuren in Nederland gaan weer open. Een periode van rust voor leerlingen en leerkrachten is weer voorbij. Het onderwijs aan de jeugd vraagt weer alle aandacht en inspanning!
Dat onderwijs kwam recent ook aan de orde tijdens een vergadering van onze twee Goudse kerkenraden Het ging daarbij in het bijzonder om enkele woorden uit de derde vraag van ons doopformulier: “Onderwijzen en doen onderwijzen.” Mij werd gevraagd om daar in deze kolommen ook aandacht aan te geven.
De derde doopvraag luidt als volgt: “Ten derde, of gij niet belooft en voor u neemt, dit kind, als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, waarvan gij vader en moeder (of: getuige) zijt, in de voorzeide leer naar uw vermogen te onderwijzen, te doen en te helpen onderwijzen?”
Een Bijbels fundament
In de derde doopvraag wordt allereerst nadrukkelijk gewezen op de roeping van de óuders om hun kinderen zélf te onderwijzen. De noodzaak van het onderwijzen van onze kinderen is Schriftuurlijk. De heilige Schrift is het fundament van ons leven en dus ook van de opvoeding van onze kinderen. Twee zeer bekende Bijbelplaatsen zijn hier van betekenis.
In Deuteronomium 6 wordt een korte samenvatting van de wet des Heeren gegeven. Het volk krijgt de opdracht tot het dubbele liefdesgebod. Het volk dient deze woorden in het eigen hart mee te dragen. Het volk krijgt echter ook de taak om de woorden van Gods wet voortdurend over te dragen aan de kinderen: En gij zult ze uw kinderen inscherpen en daarvan spreken, als gij in uw huis zit en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt en als gij opstaat (Deut. 6:7).
Het is opmerkelijk dat de Heere een opdracht geeft die het héle leven omvat. In huis. Op de weg. Bij het nederliggen. Bij het opstaan. Altijd, bij elke gelegenheid, ligt er deze verantwoordelijkheid. Om het even wat eigentijds te zeggen: je moet niet denken dat als je er ’s zondags twee zinnen aan wijdt, je er voor de rest van de week klaar mee bent. Nee, het is veel meer. Je moet deze woorden bij je kinderen inscherpen. De kanttekening schrijft bij dit woord: ‘scherpen, wetten, slijpen, dat is, alzo voordragen dat zij in hun hart mogen doordringen; gelijk wapenen gescherpt worden om naar het voornemen desgenen die ze gebruikt, door te dringen.’ Dít is de dure plicht die ouders hebben. U, vader! U, moeder!
In het kader van het verbond der genade
De tweede tekst van betekenis is uit Psalm 78. De opdracht van Deuteronomium 6 wordt in Psalm 78 in een breder kader gezet. Want Hij heeft een getuigenis opgericht in Jakob, en een wet gesteld in Israël, die Hij onzen vaderen geboden heeft, dat zij ze hun kinderen zouden bekendmaken, opdat het navolgende geslacht die weten zou, de kinderen die geboren zouden worden; en zouden opstaan en vertellen ze hun kinderen; en dat zij hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren (Ps. 78:5-7).
Het is opmerkelijk hoe Psalm 78 over de opvoeding spreekt. Het gaat niet over een vader of een moeder op zichzelf. Nee, het gaat om de op elkaar volgende generaties. Hierin zien we iets van de betekenis van het verbond der genade. Het verbond der genade openbaart zich in de loop der tijden. In de huidige tijd openbaart het verbond der genade zich in de gezinnen, met ouders en kinderen, en in de kerk, in de gemeente, zoals deze ’s zondags samenkomt. Het behaagt God om vooral in de lijn der geslachten, der opeenvolgende generaties, te werken. Dat is een door en door Bijbelse notie, die ook vandaag de dag, het volle pond mag en moet hebben.
Er is een schril contrast tussen deze samenkomende gemeente op zondag en de hedendaagse samenleving waarin we met elkaar verkeren. Een schril contrast. De Bijbelse opvoeding en het Bijbelse onderwijs is vooral in de twintigste eeuw verwaarloosd en in onbruik geraakt. De zure vruchten van de nalatig-heid hierin zien we in de 21 e -eeuwse samenleving van West-Europa. De bevolking van ons land en van de landen van West-Europa weten nauwelijks meer van God, van Zijn Woord, van Zijn dienst. Als de generaties van nu op het Woord van God worden aangesproken, is er hooguit een verwijzing naar een oude moeder of grootmoeder, die ook zo dacht.
Als gevolg daarvan zien we ons land in de laatste decennia al meer en meer wegzinken en wegdrijven van God en Zijn Woord en Zijn dienst. Nee, dat is geen cliché. Het is een ontroerende waarneming van de samenleving waarin we leven. De samenleving waarin ook onze kinderen en kleinkinderen leven en opgroeien!
In het kader van de derde doopvraag is dit ook van grote betekenis. Meer dan ooit moeten we onze kinderen onderwijzen als toekomstige leden van een samenleving zonder God en Zijn Woord. Dat vraagt andere vaardigheden van onze kinderen (en catechisanten). Dat vraagt een vorm van toerusting, waarmee we op eenvoudige wijze aan buitenstaanders kunnen vertellen wat het betekent dat je in God gelooft, dat je de Bijbel leest, waarom je ’s zondags naar de kerk gaat, waarom je voor het huwelijk en tegen alternatieve samenlevingsvormen bent, en zo zouden we nog wel even door kunnen gaan…
Taak van de ouders
Wat is het van ontzettend groot belang om onze opvoedingstaak zeer serieus te nemen. Dat geldt dus allereerst het “onderwijzen” uit de derde doopvraag. Bij de doop van onze kinderen hebben we een dure eed afgelegd. Onze kinderen zijn het kostbaarste dat we op aarde hebben. Onze kinderen hebben een ziel voor de eeuwigheid. Zullen we met de opvoeding van die kinderen dan lichtzinnig omgaan? Zullen we hen niet onvermoeibaar wijzen op God, op Zijn Woord en op Zijn dienst?
En ja, soms kan er een moment komen dat je meent dat het gesprek geen zin meer heeft, omdat kinderen keuzes maken waarvan je weet dat het on-Bijbelse keuzes zijn. Toch moeten we ook hierin elkaar opscherpen. Ook als onze kinderen de deur uit zijn en op eigen benen staan.
In dit kader is het van betekenis om altijd te blijven overdenken dat Jezus ook een eed heeft afgelegd: Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien (Joh. 3:3). Lees Jezus’ eigen uitleg in de verzen die erop volgen. Zijn uitleg over twee soorten mensen. Enerzijds zijn er mensen die uit het vlees zijn, en naar het vlees denken en wandelen. Anderzijds zijn er mensen die uit de Geest zijn, en geestelijk denken en wandelen. Ouders, die scherpe scheidslijn hebben we onze kinderen in te scherpen. Een scheidslijn die onszelf en onze kinderen raakt! Of ze nu thuis zijn, of dat ze de deur uit zijn. En natuurlijk. De wijze zal tijd en wijze weten. En natuurlijk. Altijd vanuit oprechte bewogenheid. Maar toch!
Schoolkeuze
Op de schouders van ouders ligt een zware verantwoordelijkheid. Maar deze verantwoordelijkheid is er niet alleen ten aanzien van opvoeding en onderwijs bínnen het huisgezin. Die verantwoordelijkheid geldt ook de personen aan wie we onze kinderen toevertrouwen, het zij in de school, hetzij in de kerk. Daarop wijst die derde doopvraag. De derde doopvraag spreekt niet alleen over “onderwijzen”, maar ook over “doen onderwijzen”.
Ik wil het toespitsen op de schoolkeuze voor onze kinderen. Naar welke school sturen we onze kinderen? We hebben er scherp op toe te zien dat het onderwijs op onze scholen in lijn is met het onderwijs thuis. Het is de verdienste van de eerste directeur van De Driestar, de heer P. Kuijt (1910-1987), geweest, dat hij een aantal generaties heeft doordrongen van de noodzaak van de eenheid van gezin, school en kerk. Tussen deze levenskringen, waarin het kind zich beweegt, dient zoveel als mogelijk eenheid te bestaan.
Dat betekent in de praktijk dat we onze kinderen, als het maar enigszins mogelijk is, naar onze eigen scholen hebben te sturen, dan wel naar een reformatorische school waarin onze kerken op een verantwoorde wijze samenwerken met anderen.
Om de noodzaak daarvan te onderstrepen, neem ik enkele citaten over uit de catechismusverklaring van ds F. Mallan (1925-2010) 1 . Hij schrijft in Zondag 37 (over Het godzalig eedzweren) over het jawoord dat uitgesproken wordt bij de bediening van de Heilige Doop: “Zouden we voornamelijk in deze tijd van zoveel oppervlakkigheid niet alle mogelijke moeite ons moeten getroosten om onze kinderen op een eigen school te doen onderwijzen, opdat ze in hun prille jeugd niet door die verderfelijke leringen die doorspekt zijn van een algemene verzoening, beïnvloed worden? Dat we als ouders onze plicht hierin nog eens verstonden! We zullen voor God met allerlei voorwendsels tot onze verschoning, niet vrijuit kunnen gaan. Het is niet tegen te spreken dat aan al ons werk gebrek kleeft. Reeds wezen we op het gebrek dat ons aankleeft in het opvoeden van onze kinderen als we ze zelf moeten onderwijzen in de zuivere leer. Daarom staan we hierin ook zo schuldig aan dit derde gebod. (…) Het werk dat verricht wordt op eigen scholen is ook niet volmaakt. Wat dat betreft staan we ook schuldig aan het derde gebod. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om voor goed Christelijk onderwijs voor onze kinderen te zorgen.”
Mij dunkt, over de noodzaak van goed onderwijs hoef ik verder niets toe te voegen.
Een zaak van de gehele gemeente
Waar ik nog kort op in wil gaan zijn de offers die we moeten brengen, de moeite die we moeten doen, om dit in de praktijk te realiseren. Inderdaad. Om dit te bereiken moeten soms offers worden gebracht. Ik denk aan die moeder die elke dag vier keer 10 kilometer moet rijden om de kinderen naar school te brengen en ook weer op te halen. Dat kost tijd. Dat kost geld. Zo zullen er vele ouders zijn. Ik denk ook aan de kinderen die door weer en wind, niet alleen in natte zomers, maar ook in koude winters, op de fiets naar de eigen school komen. Dat is allemaal niet niks.
Tegelijk realiseer ik me dat niet ieder in de omstandigheden verkeert dat dit allemaal kan. Toch mag dit niet leiden tot de beslissing om onze kinderen níet naar de eigen scholen te sturen. Daarom wil ik de verantwoordelijkheid die de ouders allereerst hebben, toch breder trekken. De verantwoordelijkheid lígt niet alleen op de schouders van onze ouders. Is het niet mede de verantwoordelijkheid van de gehele gemeente, onder leiding van de kerkenraad? Laat dit een punt van bespreking zijn op de agenda’s van onze kerkenraadsvergaderingen. Als ouders hierin nalatig zijn, laten kerkenraden dan op liefdevolle wijze het gesprek aangaan. Maar laten kerkenraden (of een commissie, die door de kerkenraad wordt benoemd) ook initiatieven onderzoeken om het goede doel wél te kunnen bereiken, bijvoorbeeld door vervoer voor onze doopleden te regelen. Laten we gezámenlijk álles doen wat in ons vermogen ligt, dat de jeugd van onze gemeenten onderwijs ontvangt op de grondslag van Jezus’ eigen woorden!
1 F. Mallan, Het troostboek voor de christen, 1973, deel 2, p. 205.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 augustus 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's