Jozua, de knecht des Heeren
24. Een gedenksteen ter herinnering aan Gods grote daden
We weten dat de Heere door middel van de verbondsark in de tabernakel bij Zijn volk wilde wonen. Toen het land Kanaän grotendeels op de oorspronkelijke Kanaänieten was veroverd en de twaalf stammen hun woongebieden hadden gekregen, werd er ook een plaats voor de dienst des Heeren aangewezen. De tabernakel kreeg een vaste plaats in Silo. Silo betekent ‘rust’ en na een zevenjarige strijd tegen de Kanaänieten was er een zekere rust ingetreden.
Silo lag in de stam van Efraïm, tussen de plaatsen Sichem en Jericho. In deze plaats zou de tabernakel drie eeuwen blijven, het grootste deel van de tijd van de richters. Later werd Silo verwoest en kwam de tabernakel via Gibeon (in de stam Benjamin) naar Jeruzalem (in de stam Juda), waar de ark een plaats kreeg in de tempel van Salomo. We lezen in Psalm 78:60 en 68: Dies verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent die Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. Maar Hij verkoos de stam van Juda, den berg Sion, dien Hij liefhad. De berijmde psalm zegt: ‘God is bekend bij Juda’s stam, waar Hij Zijn hogen zetel nam’ (Ps. 76:1).
Toen Israël Kanaän had veroverd, was de tijd gekomen dat de twee stammen Ruben en Gad en de halve stam van Manasse, weer konden terugkeren naar hun eigen woongebieden in het Overjordaanse. We weten dat de stammen van Ruben, Gad en half-Manasse als eerste Israëlieten een vaste woonplaats hadden gekregen ten oosten van de Jordaan, maar dat zij wel verplicht werden om de andere Israëlieten bij te staan in de verdere verovering van het eigenlijke Kanaän. Alleen hun vrouwen en kinderen met enige mannen mochten in hun woonplaatsen achterblijven. Gewillig hadden zij Jozua toen geantwoord: Gelijk als wij in alles naar Mozes hebben gehoord, alzo zullen wij naar u horen; alleenlijk dat de HEERE uw God met u zij, gelijk als Hij met Mozes geweest is (Joz. 1:16 en 17).
Pas toen de volkomen overwinning op de Kanaänieten werd behaald, mochten de strijdbare mannen van de tweeënhalve stammen weer naar hun gebied in het Overjordaanse terugkeren. Jozua bedankte hen voor hun inzet en trouwe hulp. Zeven jaren hadden de mannen uit het Overjordaanse de overige Israëlieten geholpen in de strijd tegen de Kanaänieten en zeven jaar waren er gemoeid geweest met de verdeling van de stammen. Bij elkaar waren de mannen uit het Overjordaanse zo’n veertien jaar van huis geweest en we kunnen begrijpen dat ze naar hun vrouwen en kinderen uitzagen. Jozua sprak tot hen: ‘U hebt naar Mozes geluisterd, maar u hebt ook naar mij geluisterd en ons trouw geholpen. Nu mogen wij een betrekkelijke rust genieten en daarom kunt u terugkeren naar uw woningen. Wandelt steeds in de geboden van de HEERE en hangt Hem aan met uw ganse hart en met uw ganse ziel. Alzo zegende hen Jozua; en hij liet hen gaan, en zij gingen naar hun tenten (Joz. 22:6).
Na deze toespraak en zegen keerden zij terug naar hun bezittingen in het Overjordaanse, vergezeld met veel rijkdom en met zeer veel vee, met zilver en met goud, en met koper en met ijzer, en met zeer vele klederen (Joz. 22:8). Het waren allemaal goederen veroverd op de Kanaänieten die ze bij hun thuiskomst eerlijk met de anderen moesten verdelen. Nadrukkelijk werd hun meegedeeld: Deelt den roof uwer vijanden met uw broederen (vers 8).
Bij de Jordaan aangekomen, trokken zij de rivier over en met een zekere weemoed werd de scheiding met hun achtergebleven broeders gevoeld. Daarom spraken sommigen: ‘Nu is er voor altijd een scheiding gekomen met de stammen uit het eigenlijke Kanaän. Weet je wat we zouden moeten doen? We behoorden hier bij de Jordaan een gedenksteen, een monument, op te richten. Als dan later onze kinderen zouden vragen: “Wat is dat voor een monument?”, dan kunnen we hen herinneren aan het feit dat de twaalf stammen van Israël samen de strijd tegen de oude Kanaänieten hadden aangebonden en dat de HEERE, Die wij als volk dienen, ons in alles heeft bijgestaan. Laten we nooit vergeten dat ook wij – al wonen we in het Overjordaanse – de nakomelingen van vader Abraham zijn en eveneens naar Gods geboden willen leven. Daarom wensen ook onze stammen op de feestdagen de tabernakel in Silo trouw te blijven bezoeken. Wat zou het erg zijn als onze kinderen op den duur van ons eigen volk zouden vervreemden en de ware godsdienst zouden gaan verlaten. We wonen immers in het afgezonderde gebied van het Overjordaanse en zijn daar omringd door volkeren die andere goden dienen. De gevaren voor onze stammen uit het Overjordaanse om af te wijken van de ware dienst van de Heere zijn dus heel groot. Daarom doen we er goed aan om ter herinnering aan het feit dat we één volk zijn en één Heere dienen een monument op te richten. Zo’n gedenksteen moet een blijvend getuigenis zijn van onze gezamenlijke strijd tegen de vroegere Kanaänieten én tevens een blijvend getuigenis van Gods grote daden, van Hem Die Zijn tabernakel in Silo heeft.’
Dat werd een uitstekend plan gevonden. Alle Israëlieten waren het roerend met elkaar eens dat er zo’n gedenksteen of monument moest komen en na niet al te lange tijd werd er bij de Jordaan een groot monument opgericht, dat de naam kreeg: Dat het een getuige zij tussen ons, dat de HEERE God is (Joz. 22:34).
(Volgende keer D.V. 25. Een groot misverstand opgelost)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's