Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (149)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (149)

Genade en recht voor vijanden

7 minuten leestijd

Diábolus, de vijand van Prins Immanuël, belegert al enige tijd de stad Mensziel met zijn Twijfelaars en Bloedwrekers. Mensziel heeft de Prins te hulp geroepen. De Prins heeft de jonge en sterke Zelfverloochening aangesteld als een van Zijn kapiteins. Die doodt vele vijanden, maar houdt ook littekens over aan de gevechten. Prins Immanuël heeft Zijn leger in twee helften verdeeld. De ene helft trekt tegen de Twijfelaars op, die er direct vandoor gaan. Velen worden op bevel van de Prins gedood. De overigen zullen de stad niet echt meer lastig vallen, hoewel er zo nu en dan een groepje Twijfelaars in de buurt van de stad te zien is. De andere helft zal de Bloedwrekers aanvallen. Die moeten levend gegrepen worden.

Een korte strijd

De soldaten die onder leiding staan van de kapiteins Geloof, Geduld en Zelfverloochening, vallen de Bloedwrekers aan. Zoals de Prins hen heeft bevolen, besluiten ze hen levend te grijpen. Ze proberen de Bloedwrekers te omsingelen. Maar de Bloedwrekers zien Prins Immanuël nergens op het slagveld. Bovendien denken ze dat Hij ook niet in Mensziel is. Als ze merken wat de kapiteins doen, denken de Bloedwrekers dat dat een gevolg is van het overdrijven van hun wilde en dwaze fantasieën. Daarom is er meer verachting dan angst in hun hart.

De kapiteins, die gehoorzaam zijn aan het gegeven bevel, weten de Bloedwrekers uiteindelijk te omsingelen. Ze krijgen ook hulp van degenen voor wie de Twijfelaars op de vlucht zijn geslagen. De Bloedwrekers zijn echter te laat om te vluchten. En al zijn het kwaadaardige en wrede mannen als ze een overwinning behaald hebben, nu ze zien dat ze met een gelijkwaardige tegenstander hebben te maken, blijken de Bloedwrekers lafaards te zijn 1 . Na een korte worsteling grijpen de kapiteins de Bloedwrekers en brengen hen naar de Prins.

Genade en oordeel

Als ze voor de Prins staan en worden onderzocht, komt Hij erachter dat ze uit drie verschillende landstreken komen. Wel komen ze uit hetzelfde land. De eerste soort Bloedwrekers komt uit Blinde-Manstreek; zij zijn als degenen die niet weten wat ze doen. De tweede soort komt uit de Blinde-IJverstreek; zij zijn erg bijgelovig. De derde soort komt uit de stad Kwaadwilligheid, gelegen in de landstreek Afgunst; alles wat zij doen, doen ze uit wraak en onverzoenlijkheid.

Als de eerste soort Bloedwrekers, degenen die uit Blinde-Manstreek komen, zien waar ze zijn en tegen wie ze moesten vechten, beven ze en schreeuwen ze het uit als hun vijanden voor hen staan. De Prins raakt bij al degenen die om genade roepen de lippen aan met Zijn gouden scepter. De Bloedwrekers uit Blinde-IJverstreek smeken niet om genade. Zij wijzen erop dat zij in hun recht staan, omdat Mensziel een stad is waarvan de wetten en gewoontes verschillen van alle andere steden. Maar weinigen van hen kunnen ertoe gebracht worden hun kwaad te erkennen, maar degenen die wel hun kwaad erkennen en om genade vragen, worden in gunst aangezien.

De Bloedwrekers uit Kwaadwilligheid, de stad in Afgunst, kennen geen tranen, verzetten zich niet en bekeren zich niet. Zij kauwen echter op hun tongen vanwege de kwellende gedachte en hun razernij dat ze niet hun wil aan Mensziel hebben kunnen opleggen. Zij en de andere Bloedwrekers die het weigeren ongeveinsd vergeving te vragen voor hun zonden worden door de Prins gegrepen en stevig gebonden. Zij moeten tijdens het grote oordeel verantwoorden wat ze gedaan hebben tegen Mensziel en haar Koning. Dat oordeel zal gehouden worden voor het aangezicht van de Heere, de Koning, als Hij verheerlijkt zal worden als Heerser van het Koninkrijk der hemelen. De gebondenen moeten dan ieder verschijnen als ze opgeroepen worden, om zichzelf te verantwoorden voor de Heere, de Koning, voor alles wat ze gedaan hebben en hiervoor beschreven is. Tot zover wat betreft dit tweede leger dat door Diábolus is gestuurd om Mensziel te vernietigen.

Een korte strijd en een eerlijk oordeel

Bunyan laat in dit laatste stuk van hoofdstuk 17 (Het leger van de Bloedwrekers) zien dat om genade smekende vijanden met God verzoend kunnen worden. Maar hij laat ook zien dat verharde vijanden het oordeel hebben te verwachten, waarvan ze in dit leven al de voorsmaken moeten ondervinden. Daar gaat een korte strijd aan vooraf, omdat de mannen des bloeds uiteindelijk lafaards blijken te zijn. Deze honden blaffen luid, maar bijten niet.

Vergissingen

Voortdurend vergist de satan zich. Het ene moment denkt hij dat Christus niet ziet in welke omstandigheden Zijn volk zich bevindt, het andere moment vergist hij zich in de weerbaarheid van in zichzelf zwakke kinderen van God, en ook vergist hij zich in de moed van zijn dienaren. Als die dienaren erachter komen met welke vijanden ze te maken hebben, komt hun laffe aard naar boven. Het is als met de Syrische koning Benhadad, die zich vergiste in de soldaten van Samaría. Hij dacht dat hij de strijd al gewonnen had (1 Kon. 20:10). Maar zijn leger vluchtte toen enkele ongeoefende jongens de stad uittrokken en ieder een vijand doodden.

Verschil in vijanden

Niet iedere vijand van God en Zijn volk is hetzelfde. Dat laat Bunyan op meesterlijke wijze zien als hij de vijanden verdeelt in drie groepen. De eerste groep bestaat uit vijanden die niet weten wat ze doen. Hun haat komt voort uit onwetendheid, die hen verblindt. Bijbelse voorbeelden zijn de soldaten die aan het kruis stonden, en Saulus die in zijn eertijds de volgelingen van Jezus vervolgde. De tweede groep wordt gevormd door verblinde vijanden die handelen vanuit bijgeloof. Ze zijn ijverige vijanden van Christus en Zijn volk, maar gebruiken hun verstand niet. Misschien dacht Bunyan aan de bijgelovige afgodendienaars (Jes. 44), waarvan geschreven staat: Zij weten niet en verstaan niet, want het heeft hun ogen bestreken, dat zij niet zien, en hun harten, dat zij niet verstaan (vs. 18). De vijanden die handelen uit kwaadwilligheid en afgunst vormen de derde groep. Zij worden gedreven door wraakzucht en onverzoenlijkheid. Bij deze groep zou bijvoorbeeld gedacht kunnen worden aan de Farizeeën en Schriftgeleerden.

Verschil in oordeel

Opmerkelijk is dat Bunyan niet alle Bloedwrekers veroordeeld laat worden tot de eeuwige straf, maar in zijn verhaal ook vertelt dat er Bloedwrekers zijn die in genade aangenomen worden. Aan degenen die in onwetendheid gehandeld hebben en die bevend en smekend tot Christus komen, biedt Hij Zijn scepter van genade aan (vergelijk Esther 5:2). Voor diegenen krijgt het eerste kruiswoord waarde: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen (Luk. 23:34), zoals ook de Romeinse hoofdman over honderd op Golgotha heeft ervaren. Ook Paulus mag daarvan getuigen als hij terugziet op de tijd dat hij een vervolgende Saulus was. Dat geeft hem reden aan zondaren te prediken dat ook zij zalig kunnen worden: Die tevoren een godslasteraar was en een vervolger en een verdrukker; maar mij is barmhartigheid geschied, dewijl ik het onwetend gedaan heb in mijn ongelovigheid; Doch de genade onzes Heeren is zeer overvloedig geweest, met geloof en liefde, die er is in Christus Jezus. Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben (1 Tim. 1:13-15). Ook degenen die hun zonde erkennen en om genade smeken, worden in gunst aangezien. Onwetendheid en blinde ijver zijn als het ware uitwendige oorzaken die tot zonde en afval leiden. Die blinde vijanden zijn gespaard gebleven om tot bekering te komen en een verlicht verstand te ontvangen. Maar daartegenover zullen de in kwaadwilligheid en afgunst levende vijanden het oordeel van de eeuwige verdoemenis niet ontkomen. Zij willen immers niet oprecht om vergeving van zonden smeken. Zij menen in hun recht te staan en zijn vervuld van razernij dat ze de overwinning niet hebben kunnen behalen. Door hun woede en wanhoop hebben ze al een voorsmaak van wat hen eeuwig wacht: het kauwen van hun tongen van pijn (Openb. 16:10) en gebonden te moeten wachten op de komst van Jezus Christus op de jongste dag.

Dan moeten ze zich verantwoorden. Hoe anders is het verlopen dan ze dachten! Ze hebben zich een rijk zonder einde ingebeeld en hebben nu spijt en verdriet. Te laat, voor eeuwig te laat!

Zo weet de Heere de godzaligen uit de verzoeking te verlossen, en de onrechtvaardigen te bewaren tot den dag des oordeels, om gestraft te worden (2 Petr. 2:9). Aan welke zijde zullen wij staan?


Noot

1. Bunyan noemt hen mannen met kippenharten.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De heilige oorlog (149)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 september 2024

De Wachter Sions | 12 Pagina's