Jezus’ ontferming
Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare. Matthéüs 15:32
Jezus heeft tijdens Zijn leven op aarde vele wonderen gedaan. Hij heeft zieken genezen, hongerigen te eten gegeven en doden opgewekt. In al die wonderen wordt de Godheid van Jezus onweerlegbaar geopenbaard. Hij is God en gebiedt met Goddelijke macht. Hij moest ook God zijn om de Zaligmaker van Adamskinderen te kunnen zijn. Wie, dan Hij alleen, zou de eeuwige dood kunnen sterven en leven? Wie zou in staat zijn om leven te kunnen verdienen voor anderen en leven te kunnen schenken aan anderen?
Als uw zielsogen geopend worden voor de bodemloze put van zonde en ellende, en voor de hemelhoge berg van schuld die u scheidt van God, en voor het feit dat al uw gerechtigheden op zijn best een vuil en gescheurd, wegwerpelijk kleed zijn, dan ontvalt u alle moed en hoop. Maar dan gaat u ook begrijpen dat alleen een Goddelijk wonder u zal kunnen behouden. En wie kan Goddelijke wonderen verrichten dan een Goddelijk Persoon?
Zult u dan niet gaan hongeren en dorsten naar zo’n Goddelijk Persoon, Die machtig is om te verlossen? Dan gaan de wonderen van de Zaligmaker ook spreken tot de ziel. Hij heeft melaatsen genezen, zou Hij mijn zielsmelaatsheid niet kunnen genezen? Hij heeft blinden de ogen geopend, zou Hij mijn zielsogen niet kunnen openen? Hij heeft de doden opgewekt, zou Hij niet in staat zijn om mij van de geestelijke en eeuwige dood te verlossen?
In Matthéüs 15 wordt ons zo’n wonder beschreven, een wonderbare spijziging. En Jezus Zijn discipelen tot Zich geroepen hebbende, zeide: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare, omdat zij nu drie dagen bij Mij gebleven zijn en hebben niet wat zij eten zouden; en Ik wil hen niet nuchter van Mij laten, opdat zij op den weg niet bezwijken (Matth. 15:32).
We lezen hier niet alleen dat Jezus een wonder deed, we lezen niet alleen welk wonder Hij verrichte, maar we lezen ook waar dit wonder uit voortkwam: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare. Het is de ontferming van Jezus over de schare, die Hem ertoe brengt de schare eten te geven. Valt het u op, dat we zo opmerkelijk lezen: Ik word bewogen? We lezen niet: Ik ben van eeuwigheid bewogen geweest, en daarom zal Ik de schare brood geven. Nee, Hij werd op dat moment bewogen. Iets dergelijks lezen we ook bij de opwekking van de jongeling van Naïn. En de Heere haar ziende, werd innerlijk met ontferming over haar bewogen, en zeide tot haar: Ween niet (vers 13). Eerst zag Jezus de weduwe, toen werd Hij met innerlijke ontferming over haar bewogen, en toen sprak Hij tot haar.
Wanneer we de verschillende wonderen die Jezus verrichtte nagaan, kunnen we niet veronderstellen dat Hij al die mensen heeft zalig gemaakt. Er zijn goede redenen om te geloven dat degenen die Jezus uit de dood heeft opgewekt, Zijn kinderen waren. Maar voor de negen van de tien melaatsen die niet tot Hem terugkeerden heeft dat niet gegolden. Net zo min is er reden om te geloven dat Jezus voor de gehele schare die Hij voedde met aards brood, ook het Brood des levens is geworden. Hoeveel wonderen heeft Hij niet verricht aan mensen die Hem nooit als Zaligmaker hebben nodig gekregen.
Onbekeerde lezer, hoeveel tijdelijke wonderen heeft de Heere al gedaan in uw leven? Bouw niet op die wonderen. Maar laat ze u uitdrijven om de Heere te smeken om grotere wonderen: wonderen voor de ziel. Het wonder van wedergeboorte en het wonder van waar geloof.
Maar waarom staat er nu zo nadrukkelijk: Ik word innerlijk met ontferming bewogen over de schare? Dat heeft voor de gehele schare gegolden. Dat is een wonderlijke verborgenheid. Was Hij innerlijk met ontferming bewogen over degenen die niet behoorden tot Zijn kudde? Was Hij innerlijk met ontferming bewogen over verworpenen?
Ja, dat was Hij! En juist daarin wordt Hij voor de Zijnen zo’n gepaste, dierbare Zaligmaker. Want ook die innerlijke ontferming is borgtochtelijk. Hoe dan? Ten goede van de gehele schare? Nee! Maar in Zijn ontferming over de gehele schare is Hij Borg voor de Zijnen. En wel hierom, omdat Christus niet alleen gekomen is om de dood te sterven voor de Zijnen door de straf te dragen. Hij is evenzeer gekomen om het leven te verdienen voor de Zijnen door de wet te gehoorzamen en te vervullen. Wij hebben daar vaak geen oog voor. Maar daar ligt nu zo’n wonderlijke troost in voor een ziel die niet alleen gebukt gaat onder de hemelhoge schuld van de zonden, en de rechtvaardigheid van de straffen, maar die net zozeer gebukt gaat onder de voortdurende onheiligheid en onreinheid van het Adamsbestaan. Dat vervloekte, maar schijnbaar zo onuitroeibare vlees. Vleselijk, verkocht onder zonden. Een bedoeler van eigen ik, een zoeker van eigen eer zelfs in datgene wat de meest heilige verrichtingen zouden moeten zijn. Moet u uzelf zo aanklagen? Gaat u hierom zo in duisternis over de aarde, zelfs als de Heere grote weldaden heeft geschonken? Is het hierom, dat er zoveel vrees in de ziel is? Bent u hierom zo bevreesd dat alles nog zal blijken bedrog geweest te zijn? Kunt u het zich niet indenken dat zoveel vleselijkheid met genade kan bestaan? Gaat u gebukt onder uw eigen hardheid en meedogenloosheid? Moet u bekennen dat u zich niet van harte ontfermt over uw naaste in nood? Moet u tot uw schaamte zeggen dat u geen barmhartige Samaritaan bent?
O, kind des Heeren, zie toch eens op die volkomen Middelaar. Hij is in uw plaats met innerlijke ontferming bewogen geweest. Hij heeft in uw plaats de wet vervuld. Hij heeft in uw plaats de naaste liefgehad als Zichzelf. Zijn aanbiddelijke gehoorzaamheid aan de gehele wet Gods is borgtochtelijke gehoorzaamheid. Ook daarin heeft Hij voldaan aan de eisen van Gods gerechtigheid. Ook daarin is Hij Sions betalende Borg en Middelaar. Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking en verlossing (1 Kor. 1:30). Hij is uw heiligmaking, vrezende gelovige! Wat moet het ons schuldig stellen dat we daar zo weinig oog voor hebben. Hoe zou dat komen? Zou dat komen omdat we meer ophebben met de vergeving van de schuld der zonden, dan de verlossing van het kwaad der zonden? Is het omdat we meer vrezen voor de straf van de zonden, dan voor de zonden zelf? Is het omdat we meer gebrand zijn op een zalig sterven dan op een heilig leven?
Kind des Heeren, opene de Heere uw ogen voor Christus’ plaatsbekledende gehoorzaamheid. Hij was met innerlijke ontferming bewogen. Laat Zijn innerlijke ontferming onze harten bewegen om Hem nog meer te benodigen. Laat onze harten bewogen zijn om daarin tot Hem uit te gaan. Tot Hem uit te gaan opdat het brandende vuur van Zijn innerlijke ontferming onze lichten zal doen schijnen voor de mensen, opdat zij onze goede werken mogen zien en de Vader in de hemelen verheerlijkt zal mogen worden. Want dat is de heiligmaking, zonder welke niemand Heere zien zal (Hebr. 12:14).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 januari 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's