Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen van Lezers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen van Lezers

6 minuten leestijd

‘Volkomen in de delen, maar niet in de trappen’

In De Wachter Sions van 1 december 2022 komt in het artikel ‘Hopende en Uitziende’ van wijlen ds. F. Mallan de uitdrukking voor:

En de vernieuwing is ook volkomen in de delen, maar niet in de trappen”. Wat wordt met deze uitdrukking bedoeld?

Antwoord

Geachte vragensteller,

Om de bedoeling van deze vraag ook voor de anders lezers te verduidelijken, zal eerst dat gedeelte uit genoemd artikel hier worden herhaald.

Ds. F. Mallan schrijft het volgende:

Och vriend, de Schepper heeft ons toch zo goed uit Zijn handen doen voortkomen! Er was bij de mens in de staat der rechtheid een waar en volmaakte kennis van zijn Schepper te vinden. En als we nu weer naar dat beeld van de Schepper vernieuwd mogen worden, is dat een grote zaak. En die vernieuwing is ook volkomen in de delen, maar niet in de trappen. Vandaar moeten we zo gewaar worden dat er zo weinig rechte kennis van onze Schepper meer bij ons te vinden is.

De vraag betreft de schuingedrukte zin: En die vernieuwing is ook volkomen in de delen, maar niet in de trappen. Zoals ds. Mallan zelf al aangeeft is deze vernieuwing tweeledig. Allereerst vindt de herstelling of vernieuwing van Gods beeld in de wedergeboorte of levendmaking plaats. Vervolgens vloeit daaruit een dagelijkse vernieuwing of heiligmaking voort. Laten we er goed aan vasthouden dat zonder de inwendige vernieuwing van de mens er ook geen sprake kan zijn van een dagelijkse vernieuwing.

De inwendige vernieuwing is volmaakt in haar delen, namelijk de verlichting van het verduisterde verstand, de vernieuwing van het hart, de wil en de genegenheden. De dagelijkse vernieuwing vindt plaats in trappen, ofwel geleidelijk, in trap en mate. Dat blijkt onder andere uit 2 Korinthe 4:6, waar Paulus zegt dat hoewel onze uitwendige mens verdorven wordt, zo wordt nochtans de inwendige vernieuwd van dag tot dag. De kanttekenaar schrijft bij dit laatste gedeelte dat de ziel die door Gods Geest inwendig vernieuwd is, te midden van alle moeilijkheden die hij moet ondervinden meer en meer vernieuwd en gesterkt wordt. Er is dus duidelijk sprake van een doorgaande vernieuwing.

Zowel de inwendige vernieuwing als de dagelijkse vernieuwing is een gezegende vrucht van het verkiezend welbehagen van God de Vader, van het Borgtochtelijk lijden en sterven van God de Zoon, en de levendmakende en verlevendigende werking van God de Heilige Geest. O, wie zal het wonder ooit klein kunnen krijgen dat God naar Zijn soeverein welbehagen en eeuwige ontferming op goddelozen wil nederzien! Haters en verlaters van God worden daardoor liefhebbers en volgelingen van God. Het nieuwe leven strekt zich uit tot al Gods geboden en inzettingen en openbaart zich in de vruchten. Zo begeert het nieuwe leven niet gedeeltelijk maar geheel en al voor de Heere te leven. Zondag 44 van onze Heidelbergse Catechismus leert ons dat Gods kinderen met een ernstig voornemen niet alleen naar sommige, maar naar al de geboden Gods beginnen te leven. Met alles wat in hen is zouden ze de zonde met wortel en tak uit hun gedachten, woorden en werken voor goed willen uitroeien. Het is hun hartelijke en vurige begeerte om van nu voortaan heilig voor God te leven. Daaruit blijkt dat de vernieuwing naar Gods beeld volkomen is in haar delen.

Waaruit blijkt echter dat deze vernieuwing niet volkomen is in haar trappen zolang Gods kinderen op aarde zijn? Wel, laten we nogmaals naar Zondag 44 luisteren. De Onderwijzer stelt in vraag 114 de vraag: ‘Maar kunnen degenen die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomenlijk houden?’ En dan luidt het antwoord: ‘Neen zij; maar ook de allerheiligsten, zolang als zij in dit leven zijn, hebben maar een klein beginsel van deze gehoorzaamheid.’ Hoewel het hun hartelijk verlangen is om dagelijks naar al Gods geboden volmaakt te leven, toch komen zij er pijnlijk achter dat het vlees begeert tegen de geest en de geest tegen het vlees. Wat heeft Paulus die inwendige strijd levendig vertolkt in Romeinen 7! Hoor eens wat hij zegt: Ik weet dat in mij, dat is in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet. Want het goede, dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik (vs. 18 en 19). Even later horen we hem de verzuchting slaken om verlost te mogen worden van de oude mens der zonde: Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? (vs. 24).

In de dagelijkse vernieuwing naar Gods beeld is trap en mate. Er zijn tijden van achteruitgang en voortuitgang. In tijden van achteruitgang overheerst de oude mens. Dan bedenken zij meer de dingen die op de aarde zijn dan de dingen die boven zijn (Kol. 3:2). Hoe vaak horen we daarom de Heere Zijn volk oproepen om zich te bekeren van de afgoden en tot Hem weder te keren! Nee, de Heere werkt niet over de schuld van Zijn volk heen. Juist in de weg van oprecht berouw over hun af- en omzwervingen wil Hij opnieuw Zijn onveranderlijke verbondstrouw aan hen openbaren. O, dan roepen ze met Jeremia uit: Het zijn de goedertierenheden des Heeren, dat wij niet vernield zijn, dat Zijn barmhartigheden geen einde hebben. Zij zijn allen morgen nieuw, Uw trouw is groot (Klaagl. 3:22, 23). Wat kan er dan een sterk verlangen in de ziel zijn om niet meer te hoeven zondigen en volmaakt tot Gods eer te mogen leven. Dan stemmen zij in met de dichter:

Heilig mij, heilig mij, ik moet, Jesu, zijn als Gij.

Heilig mij, heilig mij: ik moet heilig zijn als Gij.

Tot slot, wat blijft er van Gods Kerk in de weg van heiligmaking over? Een arme, schuldige zondaar, een misdadiger en een booswicht, wiens gebed het is: ‘Wil ons, arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om des bloeds van Christus wil niet toerekenen’ (HC. antw. 126). Wat zal het daarom toch zijn als het ten dele eenmaal teniet gedaan zal worden en het volmaakte zal gekomen zijn. Dan zal zowel de afsterving van de oude mens als de opstanding van de nieuwe mens volkomen zijn, ook in de trappen. Dan zal Gods Kerk verzadigd zijn met Gods beeld. Wie van ons kan oprecht zeggen dat hij daarnaar verlangt?

Geachte vragensteller, we hopen dat op deze wijze de uitdrukking die ds. Mallan gebruikte voor u duidelijk is geworden. Bovenal wensen we u, alsook alle lezers, zowel de inwendige vernieuwing als de dagelijkse vernieuwing van harte toe!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's

Vragen van Lezers

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's