26. Amnons zonde en dood
David, de man naar Gods hart
Koning David had zijn zonde bekend en de Heere had hem die vergeven. Maar de gevolgen van zijn zonden zou hij spoedig ondervinden. De profeet Nathan had gezegd: Het zwaard zal van uw huis niet afwijken tot in eeuwigheid (‘zolang u leeft,’ zegt kanttek. 15 op 2 Sam. 12:10). Het jonge kind van Bathséba werd al gauw ziek en toen David dat vernam, smeekte hij dag en nacht om de behoudenis van het kind. Zelfs zijn eten en drinken liet hij staan. Toen het kind zeven dagen oud was, stierf het en niemand durfde de onheilstijding aan de koning te vertellen. Maar aan het gedrag van zijn knechten merkte de koning dat het kind overleden was en toen hij dat hoorde, knapte hij zich op en bad in het huis des HEEREN tot de Heere.
Verwonderd vroegen zijn knechten: ‘Koning, toen het kind ziek was, hebt u gevast en geweend en nu het gestorven is, eet en drinkt u. Wij vinden dat vreemd!’ Hierop antwoordde David: ‘Nu het gestorven is, hoef ik niet meer om zijn beterschap te bidden. Het kind zal niet tot mij terugkeren, maar ik zal tot het kind gaan’. Met die laatste woorden bedoelde David dat hij het kind eenmaal in de hemel terug zou zien.
Enige tijd later kreeg Bathséba opnieuw een zoon en dat werd de later zo bekend geworden koning Salomo. Maar het zwaard zou van Davids huis niet afwijken, had Nathan geprofeteerd en opnieuw kwamen er grote verdrietelijkheden in het leven van David. Zijn oudste zoon Amnon kreeg zijn halfzus Thamar lief en wilde met haar op een verkeerde manier omgaan. Maar zij weigerde op zijn voorstel in te gaan en sprak: ‘Zo’n dwaasheid heeft de Heere verboden en doet men niet in Israël.’ Maar Amnon zette zijn zin door en met geweld ging hij op een zondige manier met zijn halfzus om. Daarna moest hij ineens helemaal niets meer van haar hebben en radeloos vluchtte zij naar haar broer Absalom. Die probeerde zijn zus wat te kalmeren en sprak kleinerend: ‘Trek je van ‘die Aminon’ (dat mannetje Amnon) maar niets aan.’
Intussen was hij heel boos op Amnon en haatte hem. Ook koning David vond het erg toen hij hoorde wat er gebeurd was, maar hij verzuimde zijn zoon volgens Gods gebod te straffen.
Twee jaren verliepen er en toen nam Absalom, die maar niet vergeten kon wat Amnon zijn zus had aangedaan, wraak. Hij had een schaapscheerdersfeest op touw gezet en nodigde zijn vader en al de zonen van koning David op het feest uit. De koning zelf zag er van af, maar zijn zoons gaf hij toestemming het feest bij te wonen. Midden in het feest sloeg Absalom zijn slag! Hij had zijn knechten de opdracht gegeven om tijdens het gezellig samenzijn zijn halfbroer Amnon te vermoorden. Bemoedigend had hij tot hen gesproken: Vreest niet; is het niet omdat ik het u geboden heb? Zijt sterk en weest dapper (2 Sam. 13:28). Tijdens het feest sloegen zijn knechten plotseling toe en onverwachts werd Amnon gedood. In paniek vluchtten alle zonen van David Absaloms woning uit. Koning David vernam kort hierna tot zijn ontzetting dat al zijn kinderen gedood waren. Hij en zijn knechten scheurden hun klederen en de koning zelf lag van bittere smart op de grond. Gelukkig vernam hij even later dat niet al zijn zonen omgekomen waren, maar dat alleen Amnon dood was. Spoedig zag hij hen terug en samen schreeuwden ze het uit van verdriet.
Intussen vluchtte Absalom naar zijn opa, de vader van zijn moeder, in het verre Gesur. Daar bleef hij drie jaar en toen ging koning David weer verlangen naar zijn zoon. Maar niet alleen de koning, ook het volk en vooral bevelhebber Joab gingen uitzien naar de terugkeer van kroonprins Absalom, die als de mogelijke opvolger van koning David werd gezien. Vooral bevelhebber Joab wilde in het gevlij van de kroonprins komen om straks weer zijn voorname dienaar te kunnen zijn. Door zijn toedoen kreeg hij het voor elkaar Absalom op zekere dag weer naar Jeruzalem te laten komen. Maar koning David wenste hem niet te zien, aangezien hij zijn zoon Amnon vermoord had. Ook Joab vermeed verder alle contact met hem, hoewel Absalom hem graag wilde spreken.
Omdat Joab alle contact met Absalom bleef vermijden, dwong hij op een keer de bevelhebber te spreken. Hij gaf zijn knechten de opdracht het koren land van Joab, dat aan Absaloms land grensde, in brand te steken. Toen moest Joab wel komen en kreeg Absalom de gelegenheid om met hem te spreken. Hij gebood hem: ‘Ga naar vader David en vraag hem of hij zich weer met mij verzoenen wil.’ Dat beloofde Joab te doen en de koning gaf inderdaad toestemming zijn zoon weer te willen ontmoeten.
Meteen maakte Joab er werk van en toen David zijn zoon na vijf jaar weer terugzag, kuste hij hem ‘als teken van volkomen genade en verzoening’ (kanttek. 71). Eenmaal in genade door zijn vader aangenomen, maakte Absalom er steeds meer werk van om op een slimme manier de harten van het volk voor hem te winnen. In zijn hart leefde de begeerte zo spoedig mogelijk koning te worden. Zo gauw de gelegenheid zich voordeed, zou hij naar de macht grijpen. Opnieuw zou koning David in grote moeilijkheden komen en zou de waarheid van de profeet Nathan opnieuw in vervulling gaan: Het zwaard zal van uw huis niet afwijken… (2 Sam. 12:10).
Gij, Die geducht zijt in vermogen,
Verdraagt de goddeloosheid niet;
Gij zult, o God, Die ’t al doorziet,
De boze, voor Uw heilig’ ogen,
Geenszins gedogen (Ps. 5:4).
(Volgende keer D.V. 27. De opstand van Absalom-1)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's