Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (61)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (61)

8 minuten leestijd

Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Want indien degenen die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden en de beloftenis tenietgedaan. Romeinen 4:13 en 14

HOPENDE: De belofte en de wet worden hier nu door de apostel tegenover elkaar geplaatst. De wet heeft niets meer te beloven aan de gevallen mens. De rijke jongeling mocht wel in de verwachting leven dat de wet hem het eeuwige leven in het vooruitzicht kon stellen, maar hij wist niet, wat velen nog niet weten, dat het werkverbond verbroken is. In het werkverbond beloofde God op het doen van de wet het eeuwige leven. Maar nu kan er geen belofte meer aan de wet verbonden zijn. De apostel zal het enkele verzen verder zeggen dat de wet toorn werkt. Het Evangelie belooft, maar de wet niet.

Wat de belofte voor Abraham inhield, wordt hier gezegd. De belofte hield in dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn. Met die wereld wordt niet de wereld bedoeld waarin wij leven, want het Koninkrijk van Christus is niet van deze wereld. Het is waar, dat de Heere aan Abraham het land Kanaän beloofd heeft voor hem en zijn zaad tot een erfelijke bezitting, maar Kanaän was voor het gelovig zaad van Abraham een onderpand van het hemels Kanaän.

Als de Heere echter aan Abraham heeft beloofd dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, dan is met die wereld de wereld der heidenen bedoeld, want als hij zijn zoon Izak offeren moest, lezen we dat de Heere tot hem heeft gezegd: En in uw Zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde. En de apostel is nu juist ook bezig met aan te tonen dat de heidenen van de zaligheid niet uitgesloten waren omdat zij niet besneden waren. De voorhuid stond voor de Goddelijke belofte niet in de weg.

De Joden mochten er zich dus op beroemen dat zij Abrahams zaad waren, maar de heidenen mochten ook Abrahams zaad zijn. Van het natuurlijk zaad van Abraham zijn er heel wat verloren gegaan, terwijl er vele heidenen het hemels Kanaän hebben mogen beërven. Abrahams naamsverandering duidde daar ook op, want we lezen in Genesis 17, dat de Heere tot hem gezegd heeft: En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram, maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.

UITZIENDE: Die naamsverandering heeft ons dus ook wel wat te zeggen. Wij behoren ook niet tot het natuurlijk zaad van Abraham. Er mag echter door genade toch een band met Abraham zijn, al is dat dan ook geen vleselijke band. De geestelijke band is sterker dan de natuurlijke band.

De roeping van Abraham uit Ur der Chaldeeën heeft ons heel wat te zeggen. We gevoelen daarin een verbondenheid aan hem. Een verbondenheid waarop de apostel nu juist zo met nadruk wijst. Jozua heeft in zijn afscheidsrede het volk erop gewezen, dat Abraham in zijn eertijds ook geen godvruchtig mens geweest is, want we horen hem zeggen: Over gene zijde der rivier hebben uw vaders vanouds gewoond, namelijk Terah, de vader van Abraham en de vader van Nahor; en zij hebben andere goden gediend.

Abraham was dus in zijn eertijds ook een afgodendienaar geweest. En wij zijn ook van afgodendienaars afkomstig. De heidenen hebben zich, vervreemd van Gods Woord, in allerlei ongerechtigheden uitgeleefd. Maar God heeft als uit stenen Abraham kinderen willen verwekken. O, die vrije genade Gods toch! Het heeft me toch weleens wat te zeggen gehad, als de Heere in Ezechiël 16 zegt: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet, en uw moeder een Hethietische. Een bijzonder voorval mocht daartoe dienen. Maar het behaagde de Heere om de banden van mijn ziel te verbreken en ik mocht ineens toch zoveel ruimte en verlustiging vinden in dat vrije Godswerk. God wist wie ik was en wat mijn afkomst was. Maar niets van mij had Hem in de weg gestaan om naar mij om te zien. Ik had ook op het vlakke des velds gelegen, gans walgelijk.

Maar God was me voorbij gegaan en had tot mij gesproken: Leef. Ja, Hij zeide tot mij in mijn bloed: Leef. Och vriend, ik heb toen toch zo’n goede dag gehad.

HOPENDE: Dat wil ik wel geloven, vriend! Als van dat vrije werk ongedacht en onverwacht weer eens iets openvalt, dan verandert er van binnen toch zoveel. Die opzoekende liefde Gods wordt voor de ziel dan toch weer van zulk een betekenis. En God schenkt Zijn beloften ook niet aan zulke waardige mensen. De belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs. Hier komt geen doop of besnijdenis in aanmerking. Men moet mij daarin goed verstaan, want ik wens de betekenis van de doop niet te onderschatten. God wil in de geslachten werken en daarin Zijn verbond bevestigen.

Maar ik heb nu juist weer gelezen, dat men het natuurlijk met onze opvatting niet eens kan zijn, als we zeggen dat de verzegeling van Gods beloften alleen de uitverkorenen geldt. Neen, elk kind dat gedoopt wordt, wordt afzonderlijk aangesproken, zoals men beweert. De Heere zou zeggen tot elke gedoopte: ‘Jan, Piet, Klaas, je bent Mijn kind en Ik doe aan u de belofte dat Ik uw God wil zijn’. Maar elke gedoopte komt toch echt niet in de hemel. Hoeveel gedoopten zijn er niet, die de kerk voorgoed de rug toekeren en de wereld ingaan, om zo in een weg der goddeloosheid hun leven te beëindigen. Dan is Gods belofte toch wel krachteloos geweest. Maar God is geen mens, dat Hij liegen zou of een mensenkind, dat Hem iets berouwen zou. Zou Hij het zeggen en niet doen, spreken en niet bestendig maken?

Och, hoe worden de mensen toch met al die oppervlakkige leringen misleid voor zo’n grote eeuwigheid! Men weet van het vrije soevereine genadewerk Gods niets af. Zodra als men daarover gaat spreken, komt de vijandschap openbaar. Maar het ware zaad van Abraham mag elkaar daar toch wel in verstaan.

UITZIENDE: Daarom is het ook zo’n wonder geworden, als de Heere de ziel door de belofte is gaan toespreken. Dat was echt niet door de wet. Men heeft het overgenomen, dat men van de wet niets goeds had te verwachten. Men had het wel onder de wet gezocht, om nog een weg tot het leven te vinden. Maar als de wet niet anders dan vervloeking had, heeft de Heere door het Evangelie de ziel zo liefderijk willen toespreken. Het Evangelie eist niet, maar het Evangelie belooft. Het woord ‘erfgenaam’ wordt hier gebruikt. Dat heeft ook wel heel wat te zeggen. Een erfgenaam is men door de uiterste wil van de testamentmaker. Naar die wil is men als kind erfgenaam, maar naar die wil kan men ook naar een vrije verkiezing erfgenaam zijn. Zo was Abraham erfgenaam. En zo mag zijn ganse geestelijke zaad de erfenis deelachtig worden. Of men nu Jood of heiden is, maar daarin is men toch aan elkaar gelijk.

Men heeft er maar geen erg in, dat men met al dat zich beroemen op zijn doop zoals de Joden zich beroemden op de besnijdenis, de erfenis door de wet zoekt. Als men straks niet de erfenis deelachtig wordt, dan zal het blijken dat men de erfenis door de wet gezocht heeft. Wat? Moet ik als een gedoopte, die zich als bondeling gedragen heeft, verloren gaan? Dat zal men niet als rechtvaardig kunnen overnemen. Men is nooit een helwaardig mens geworden. En alleen helwaardige mensen verkrijgen maar de erfenis.

HOPENDE: De apostel verkondigt hier toch weer zo’n afsnijdende waarheid, want hij zegt: Want indien degenen die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden en de beloftenis tenietgedaan. Het is één van beide. De erfenis is door de wet of door de belofte ons deel. De apostel schippert niet. Het is werken of genade, één van beide.

Het ware geloof mag zich richten tot de zaligheid der ziel, niet op de wet, maar op het Evangelie. O, als er toch nog enig werk der wet in aanmerking moest komen, dan was toch werkelijk het geloof ijdel en de beloftenis tenietgedaan. Neen vriend, dan behoefden wij toch echt niet op de erfenis te rekenen. Ons geloof zou ijdel zijn, maar God zou ook geen Waarmaker van Zijn Woord zijn. Ja, de gerechtigheid van Christus, waarop het geloof zich richt, zou tekort schieten. Het was dan voor mij zeker een verloren zaak. Men kan zogenaamd zo ruim zijn in het Evangelie dat men voorstaat, als men maar wil, maar voor mij is zulk een Evangelie geen Evangelie.

Och vriend, het wil toch wat zeggen, dat we met een God van doen hebben Die geen wettisch werk in ons in aanmerking heeft genomen als Hij naar ons omzag en als Hij ons de belofte schonk. Maar daarom zullen we er ook alleen maar komen, omdat Hij de Getrouwe blijft. Als de erfenis van de eeuwige heerlijkheid niet uit genade ons deel zou worden, dan kon ik mijn hoop op de erfenis zeker wel laten varen. Maar hoe nauw de weg ook wordt, de zaligheid zal ook juist zo onuitsprekelijk groot zijn, omdat de erfenis uit genade ons deel wordt.

De buit van ’t overwonnen land

Viel zelfs de vrouwen in de hand,

Schoon niet mee uitgetogen.

Dat is mijn enige hoop en verwachting. Laten we het daar toch maar bij zien te houden. (wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (61)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 2025

De Wachter Sions | 12 Pagina's