Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (161)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (161)

Verlost van de vijanden, omringd van vrienden

6 minuten leestijd

Na veel strijd is de overwinning op reus Diábolus behaald. Nu spreekt Prins Immanuël de inwoners van Mensziel toe. In de vorige artikelen is stilgestaan bij de grond, de prijs en de weg tot de verlossing van Mensziel. Ook is het doel daarvan genoemd. God alleen komt alle eer toe, omdat alles alleen Zijn werk is. Ook is de Prins begonnen te vertellen wat het betekent om altijd bij Hem te zijn. Nu volgt het derde deel van Zijn toespraak.

Geen vijanden meer

‘Daar zult u, o Mijn Mensziel, niet meer vrezen voor moordenaars, voor Diábolonisten en hun dreigementen. Daar zullen geen samen zweringen meer zijn tegen u, geen complotten, geen plannen, o Mijn Mensziel. Daar zult u geen kwade geruchten meer horen, of het geluid van de trommel van de Diábolonisten. Daar zult u de vaandeldragers van de Diábolonisten niet zien en de banier van Diábolus niet aanschouwen. Daar zullen door Diábolus geen wallen tegen u worden opgeworpen en de banier van Diábolus zal niet worden opgesteld om u bevreesd te maken. Daar zult u geen kapiteins, wapentuig, soldaten of krijgslieden nodig hebben. Daar zult u geen verdriet en smart ontmoeten. Geen Diábolonist zal de mogelijkheid krijgen in uw nabijheid te komen, in uw woningen te verschuilen of aan de grenzen te verschijnen, al de dagen tot in eeuwigheid. Het leven zal daar langer duren dan u zich hier kunt voorstellen. Toch zal het altijd zoet en nieuw zijn, zonder dat er enige belemmering zal zijn.’

Ontmoetingen in de hemel

‘Daar zult u, o Mensziel, velen ontmoeten van degenen die hetzelfde als u hebben meegemaakt en die deel hebben gehad aan dezelfde smarten als u.

Zij zijn net als u uitverkoren, verlost en apart gezet om in het hof en de Koninklijke stad van Mijn Vader te wonen. Zij zullen zich in uw zaligheid verheugen en u zult zich, als u hen ziet, hartelijk in hun zaligheid verheugen.’

Geleid door de engelen

‘Er zijn dingen, o Mensziel, dingen die Mijn Vader en Ik hebben bereid, die nooit gezien zijn sinds het begin van de wereld. Ze zijn bij Mijn Vader weggelegd en samen met Zijn schatten verzegeld voor u, totdat u zult komen om ervan te genieten. Ik heb u al eerder verteld dat Ik Mijn Mensziel zal wegnemen en naar een andere plaats zal overbrengen. Waar ik Mensziel zal brengen, daar zullen zij zijn die u liefhebben en die zich in u verblijden, temeer als ze u verhoogd zullen zien tot heerlijkheid! Mijn Vader zal ze zenden om u te halen. Hun armen zullen tot wagens zijn om u in te dragen.

En u, o Mijn Mensziel, zult rijden op de vleugels van de wind. Ze zullen komen om u over te plaatsen, te geleiden en daar te brengen waar uw ogen nog meer zullen aanschouwen wat uw gewenste toevluchtsoord zal zijn. Zo heb Ik u, o Mijn Mensziel, getoond wat hierna aan u gedaan zal worden, als u in staat bent om het te horen en als u het kunt begrijpen.’

Zwijgende vijanden en in gemeenschap met vrienden

De gelukzaligheid is als een diamant met vele zijden. Die hebben allemaal hun eigen kleurenpracht, maar vormen samen een schitterend geheel. Zo beschrijft Bunyan ook verschillende zaken die gezamenlijk het hemelleven uitmaken. Het hemelleven is een gelukzalig leven, omdat daar geen vijanden meer zijn. Maar als dat alles was, dan zou er toch nog niet gesproken kunnen worden van een volkomen zaligheid. In de hemel is niet alleen sprake van de afwezigheid van vijan den, maar ook van de aanwezig heid van vrienden.

De drijver moet zwijgen

In dit leven hebben degenen die God liefhebben te maken met velen die hen haten. De satan staat aan het hoofd daarvan. Een beeld daarvan treffen we aan in de geschiedenis van het volk Israël, toen dat nog in het land Gosen woonde. Farao van Egypte zocht naar mogelijkheden om de Israëlieten te verzwakken. Hij maakte van hen slaven, die aangestuurd werden door aandrijvers (Éx. 5:6). De nood steeg hoog en bracht het volk ertoe de Heere aan te roepen. En Hij hoorde, zoals Mozes al eerder had beschreven: Ik heb zeer wel gezien de verdrukking Mijns volks, hetwelk in Egypte is, en heb hun geschrei gehoord vanwege hun drijvers; want Ik heb hun smarten bekend (Éx. 3:7). Het leidde uiteindelijk tot de verlossing uit het diensthuis.

De zeer rijke Job, die door Zijn Vader zeer beproefd werd met ontzaglijke slagen, kwam zover dat hij de dag van zijn geboorte vervloekte en wenste na zijn geboorte gestorven te zijn. Hoewel hij daarin te ver ging, heeft hij door Gods Geest toch ook op een bijzondere wijze mogen spreken over wat hem wachtte als hij zou sterven: Daar houden de bozen op van beroering, en daar rusten de vermoeiden van kracht; Daar zijn de gebondenen tezamen in rust; zij horen de stem des drijvers niet. De kleine en de grote is daar, en de knecht vrij van zijn heer (Job 3:17-19).

Hemelse ontmoetingen

Al Gods kinderen zijn het erover eens dat Jezus Christus, Gods Zoon, het Middelpunt zal zijn van het hemelleven. Zonder Hem zou de hemel geen hemel zijn. De zaligheid zal volkomen zijn door het eeuwig aanschouwen van de Zaligmaker. Daar wordt werkelijkheid, wat Petrus, Jakobus en Johannes mochten ervaren op de berg der verheerlijking: En hun ogen opheffende, zagen zij niemand dan Jezus alleen (Matth. 17:8).

De zaligheid zal echter vergroot worden doordat het zien van Jezus zal plaatsvinden in gemeenschap met al de heiligen en de engelen. Bunyan schrijft dat de gezaligden zich in elkaars zaligheid zullen verheugen. Die gezamenlijkheid wordt door de Heere Jezus Zelf genoemd: Doch Ik zeg u, dat velen zullen komen van oosten en westen, en zullen met Abraham en Izak en Jakob aanzitten in het Koninkrijk der hemelen (Matth. 8:11).1

Van de engelen gedragen

Om van de strijdende Kerk op aarde gebracht te worden tot de triomferende Kerk in de hemel gebruikt de Heere de engelen. Hoewel we gelijkenissen nooit geheel letterlijk mogen nemen, is het toch wel bijzonder dat Jezus Zelf het volgende zegt van het sterven van de arme Lazarus: En het geschiedde dat de bedelaar stierf en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham (Luk. 16:22). De engelen worden Gods wagens (ruiters, zie Ps. 68:18, kanttek. 37) genoemd. Ze staan ten dienste van Gods volk.

In de hemel zal het geloof veranderd worden in aanschouwen, in tegenstelling tot dit leven, waarvan geldt: Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen (2 Kor. 5:7).

Na alle strijd wordt dan waar: Dan zijn zij verblijd, omdat zij gestild zijn, en dat Hij hen tot de haven hunner begeerte geleid heeft (Ps. 107:33).

Waarnaar strekt zich onze begeerte uit?


Noot

1. In dit artikel ga ik niet in op de vraag of er herkenning zal zijn tussen Gods kinderen onderling. Daarover is al veel geschreven. Het raakt ook niet de kern van het hemelleven. Ook Bunyan zwijgt erover.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's

De heilige oorlog (161)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 april 2025

De Wachter Sions | 16 Pagina's