Samenspraak over de brief van Paulus aan de Romeinen (67)
Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus. Romeinen 5:1
HOPENDE: De apostel komt nu tot een korte samenvatting van wat hij in het vierde hoofdstuk ons zo duidelijk heeft voorgehouden. We hebben de vorige keer gezegd dat we nog even terug zullen moeten grijpen naar het laatste gedeelte van het vorige hoofdstuk. De apostel heeft gewezen op wat ons van Abraham beschreven staat. Maar dan heeft hij dat hoofdstuk besloten met ons te doen weten: Nu is het niet alleen om zijnentwil geschreven, dat het hem toegerekend is, maar ook om onzentwil, welken het zal toegerekend worden, namelijk dengenen die geloven in Hem Die Jezus, onzen Heere, uit de doden opgewekt heeft. Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
We hebben er iets van gezegd, wat het is om te geloven in God de Vader Die Christus uit de doden opgewekt heeft. God de Vader heeft Christus uit de doden opgewekt en daarin getoond dat Hij door het werk van Zijn Zoon volkomen bevredigd was. Zijn gerechtigheid heeft Hij dus ten volle gehandhaafd in de dood Zijns Zoons, maar Zijn uitnemende liefde tot Zijn Kerk heeft Hij daarin toch ook wel op een bijzondere wijze geopenbaard. De apostel zegt daarom: Welke overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking.
God de Vader heeft Hem dus overgeleverd. Dat wil toch wel heel wat zeggen. De Vader heeft Hem, Die Zijn kostelijkste Schat en Zijn dierbaarste Juweel was, afgestaan, vrijwillig, ongedwongen, zonder door de mens daartoe aangezocht te zijn. Zonder ook enige verdiensten of waardigheid van de mens daartoe in aanmerking te hebben genomen, want de mens had zich alleen maar de eeuwige verdoemenis waardig gemaakt. En de Vader heeft Hem Die Zijn Voedsterling was en dagelijks Zijn vermaking, overgegeven aan de smadelijkste en smartelijkste kruisdood. En de Zoon heeft ook Zichzelf overgegeven.
Hij is ook overgeleverd van de mensen. Judas is tot de overpriesters gegaan en heeft tot hen gezegd: Wat wilt gij mij geven, en ik zal Hem u overleveren? De Joden hebben Hem ook overgeleverd, want Pilatus heeft moeten zeggen: Uw volk en de overpriesters hebben U aan mij overgeleverd. Maar eindelijk heeft Pilatus zelf Hem overgeleverd, want Hem gegeseld hebbende, gaf Hij Hem hun over om gekruisigd te worden.
Zoals echter de apostel Petrus op de Pinksterdag gepredikt heeft, is Hij door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgegeven. En zo is Hij overgeleverd om onze zonden. Het woord zonde heeft eigenlijk de betekenis van een afvallen, een uitvallen, een misvallen. De mens is gevallen uit de staat der rechtheid, een staat waarin hij met zijn Schepper gemeenzaam mocht verkeren. Nu ligt hij geheel en al onder de macht van de vorst der duisternis, die hij toegevallen is. Waar hij die helse slang is toegevallen, daar moet hij nu ook met hem stof eten en kan hij zijn hoofd in eigen kracht niet meer opheffen en zonder schaamte voor Gods aangezicht bestaan. Zo kan hij niet meer bedenken de dingen die boven zijn, maar alleen die van beneden zijn. En dit vallen uit Gods gunst in de zonden, betekent ook een vallen onder de straf der zonden. De erfzonde brengt het bedrijven van zoveel dadelijke zonden met zich mee. Zo wordt de schuld steeds meer en de straf steeds zwaarder. God moet eeuwig op hem toornen. Er is geen vrede meer tussen God en de mens.
UITZIENDE: Ik voel al wel aan hoe u ineens op uw doel afgaat. Er wordt immers in de tekst die we nu willen bespreken, over een vrede bij God gesproken. Hoe zullen we nu die vrede bij God kunnen vinden? Dan moest Christus overgeleverd worden om onze zonden. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Maar zo is Hij dan ook opgewekt om onze rechtvaardigmaking. De Vader heeft Hem gerechtvaardigd in Zijn opstanding. Hij is opgestaan door Zijn eigen Goddelijke kracht, maar Hij is ook opgewekt door de Vader als de Rechter. De Vader heeft daarin betoond, dat Hij door het werk van Zijn Zoon volkomen bevredigd was.
Maar nu wordt er over onze rechtvaardigmaking gesproken. Och vriend, hier staan we toch voor een onbevattelijk wonder. Om Zijn eigen zonden behoefde Christus niet te lijden en te sterven. Hij is overgeleverd om onze zonden. En zo ook is Hij opgewekt om onze rechtvaardigmaking. Was Hij in de dood gebleven, hoe zou ooit iemand het getuigenis ervan kunnen ontvangen dat Zijn sterven voor de schuldige mens de Vader behaaglijk en voldoende was geweest.
Maar nu is er een levende Jezus voor de Kerk. Een levende Jezus, Die de door Hem verworven zaligheid de Zijnen ook kan toepassen. Om den arbeid Zijner ziel zal Hij het zien en verzadigd worden; door Zijn kennis zal Mijn Knecht, de Rechtvaardige, velen rechtvaardig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. Maar van welke grote betekenis is het toch ook wel in het bijzonder, dat de Vader Christus heeft opgewekt uit de dood tot onze rechtvaardigmaking. Dat heeft de apostel Petrus doen zeggen: Die door Hem gelooft in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou.
HOPENDE: Zo komen we nu als vanzelf tot het begin van het vijfde hoofdstuk, waar we de apostel horen zeggen: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.
Er is gesproken over een geloven in Hem, Die Jezus onze Heere uit de doden opgewekt heeft. En de vorige keer hebben we al met elkaar besproken wat dat geloven in de eerste Persoon in het Goddelijk Wezen ons heeft te zeggen. We moeten in Hem geloven tot onze rechtvaardigmaking. Maar we kunnen zo nooit recht in Hem geloven, als Hij ons als Rechter niet met Hem in het gericht betrokken heeft. We moeten weten dat Hij onze Rechter is en onze zonden rechtvaardig straffen moet. Maar dan moet Hij ons Zelf ook doen weten dat Hij onze zonden aan Zijn Zoon gestraft heeft. Dan zullen we zien, hoe de Vader uit eeuwige liefde Zijn Zoon voor ons en om onze zonden heeft overgeleverd. Maar dan zullen we ook mogen weten, dat Hij Hem opgewekt heeft uit de dood tot onze rechtvaardigmaking.
De verzoening is van de Vader uitgegaan. Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende, en heeft het woord der verzoening in ons gelegd. Zo mogen we nu vrede bij God vinden.
O, welk een zoete vrucht is dit, die de Boom des levens voor ons voortbrengt! De schuld is uitgewist. Niemand kan er meer beschuldiging tegen ons inbrengen. God de Vader Zelf als Rechter brengt geen beschuldiging meer tegen ons in. Maar opdat Hij geen beschuldiging meer tegen ons in zou kunnen brengen, heeft Hij Zijn eigen Zoon niet gespaard. O eeuwige liefde des Vaders toch! Johannes zag een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit de troon Gods en des Lams. Dat is een zuivere rivier, waarin geen modder van ons eigen werk te vinden is. Maar die rivier is ook een zuivere rivier, daar al Gods deugden in het werk der zaligheid zo op het allerheerlijkst uitblinken. De Kerk wordt eerlijk zalig. Dat alleen kan waarlijk vrede doen vinden. Het recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verblijven. En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid.
UITZIENDE: Het houdt dus wel wat in, om gerechtvaardigd te mogen zijn uit het geloof. Om zo te geloven, moeten we aan het einde der wet komen. Dan valt al ons werk als waardeloos weg. Maar dan doet God ons geloven wat Hij Abraham heeft doen geloven, namelijk dat uit een verstorven baarmoeder in Sara toch het beloofde kind zal voortkomen. Zo richt dan het geloof zich op de vrije genade Gods. En in deze weg gaat Gods Geest met onze geest getuigen, dat wij kinderen Gods zijn. Zo brengt die Geest de Goddelijke vrijspraak tot onze ziel. Dan ontvangen we een witte keursteen, met daarop een nieuwe naam, welke niemand kent, dan die hem ontvangt. Geen wet kan ons dan meer vervloeken, geen satan ons meer beschuldigen, geen veroordelende consciëntie ons meer aanklagen. De vijandschap is verbroken. We hebben vrede bij God. Er is dan alleen maar liefde van de zijde Gods meer voor ons. O, wat is dat een zalige vrede! De engelen hebben ervan gezongen: Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.
HOPENDE: Hier raken we zomaar niet over uitgepraat, want die fontein Gods is vol water. Maar we hopen er de volgende keer nog iets van te mogen zeggen, als we onze stof nog weer vervolgen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's