De spraak van Kanaän (2)
In DWS van 8 mei schreef ik over dr. H.F. Kohlbrugge (1803-1875) die het boekje ‘De taal Kanaäns’ heeft geschreven. Dat was naar aanleiding van de tekst: Te dien dage zullen er vijf steden in Egypteland zijn, sprekende de spraak van Kanaän (Jes. 19:18).
Pinksterpreek
Dr. Kohlbrugge preekte op Pinkstermaandag 5 juni 1854 over dezelfde tekst.
Op het eerste gezicht lijkt het een vreemde tekst voor de Pinksterdagen te zijn, maar wie de tekst op zich laat inwerken zal begrijpen waarom dr. Kohlbrugge hiervoor gekozen heeft. Het Pinksterfeest staat immers bekend om het taalwonder: En zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en begonnen te spreken met andere talen, zoals de Geest hun gaf uit te spreken (Hand. 2:4).
Dr. Kohlbrugge begint na de voorzang (ps. 87:1-3) zijn preek als volgt: ‘Mijn geliefden! Omdat wij, voor zover wij de Heere toebehoren, als één familie bijeen zijn, zullen wij het genot hebben, ons in deze ure te onderhouden in een taal, die de wereld niet verstaat, die zij in hare hoogheid veracht, en die toch zo vertrouwelijk en gemoedelijk, zo welluidend en opwekkend is. De taal, die ik bedoel, heet bij de Profeet Jesaja de “spraak van Kanaän”. (Jesaja 19:18.)
Bij het vernemen hiervan beproeve zich een iegelijk, of zij hem klinkt als zijn eigen taal, of zij uit zijn hart gesproken is, dan wel of zij hem scherp, hard, ruw en bijgevolg vreemd voorkomt. Op de ganse aarde, zo ver zij zich uitstrekt, zijn er mensen die deze taal verstaan, die alleen dan gelukkig zijn, wanneer zij een landsman aantreffen, die met hen in deze hartetaal spreekt.
Wat men evenwel ook overal van haar moge zeggen, God noemt haar een reine spraak. Het onderwijs in deze taal ontvangen en geven wij evenwel zó, dat een ieder dadelijk daaraan weten kan, uit welk land hij is, en of hij Schibboleth of Sibboleth zegt (Richt. 12:6). Wij nemen hiertoe aanleiding uit het feest, dat wij vieren, dat is uit het Pinksterfeest, opdat een ieder wete, of hij de Geest van Christus deelachtig is, of niet.
Als wij zeggen, dat wij in deze spraak onderwijs ontvangen en geven, verstaan wij dat zó, dat wij mensen weliswaar het Woord prediken en horen, en het ook geloven, dat echter de eigenlijke Onder wijzer in deze taal de Heilige Geest is.’
Vraag en antwoord
Het is een preek met een bijzondere opzet. Dr. Kohlbrugge zegt daarvan: ‘Omdat de vorm van een catechismus de beste leerwijze voor het onderwijs is, willen ook wij ons onderricht in vragen en antwoorden geven’. Het blijkt dezelfde opzet te zijn als die te vinden is in het boekje ‘De taal Kanaäns’. We kunnen ons afvragen wat hierbij de volgorde was: heeft dr. Kohlbrugge eerst het boekje geschreven en de inhoud en opzet daarna gebruikt voor zijn preek, of heeft hij eerst de preek gehouden en later het boekje geschreven?, maar dat is niet relevant. Maar ik vermoed wel dat zijn luisteraars met grote aandacht hebben geluisterd naar zijn preek.
Levensgeschiedenis
Zoals ik in het eerste artikel toegezegd heb, volgt nu een gedeelte uit de eigen beschrijving van de levensgeschiedenis van dr. Kohlbrugge. Het eerste stukje komt uit de preek, het tweede uit het boekje.
Vraag. Kunt u mij iets van uw levensgeschiedenis meedelen?
Antwoord. Dat kan ik in weinige woorden doen: ik was dood in zonden, en ik werd levend gemaakt! Ik was blind en werd ziende gemaakt; lam was ik, doof, stom en melaats, en ik kreeg voeten, om te springen als een hert; oren, om te horen, wat zij, die om mij heen zaten niet vernamen; ik ontving een tong der geleerden, om het A.B.C. des geloofs te stamelen, en het “Onze Vader” uit te spreken, en de veelvuldige lof Gods te verkondigen, om Zijn gerechtigheid te boodschappen in de grote Gemeente. Ik was verloren, en zag mij meermalen volkomen gered; ik verdierf alles, en toch werd mij alles weer goed gemaakt; ik verkwistte alles, en kreeg toch alles terug.
Mijn levensgeschiedenis is die van de verloren zoon, van David met Bathséba en Uría, van Manasse, van Petrus in de zaal van Kájafas, van Paulus op de weg naar Damascus, van Maria Magdaléna. Zij staat beschreven in Psalm 32 en 51, Ezechiël 16 en Hoséa 2. Zij is in een hoofdsom: “Ik wist, dat gij een overtreder zoudt genoemd worden van de buik af.” En dit: “Dit is Mijn Verbond met u, dat gij vanwege uw schaamte en schande uw mond niet zult opendoen, als Ik het u alles zal vergeven hebben” (Jes. 48:8 – Ezech. 16:63).
Vraag-vrij. Was u nog jong, toen u uw Koning zag?
Recht-uit. Ja, dat was in mijn slaap; ik zag Hem als een Engel. Hij was zo groot, dat Hij de afgronden en de hemelen vervulde. Ik was ontegenzeggelijk klein, maar dicht bij Zijn hart; Zijn hand waarmee Hij mij hield, was wonder zacht. Hij ging met mij door een dikke duisternis en diepe wegen, maar ik was niet bang, maar heel gelukkig. Eindelijk ging Hij met mij een zo brede weg, dat ik er de zijden niet van zag. Toen ging het van licht tot licht, en op een afstand zag ik herders en schapen, allen in een wonderbaar licht. En zij blaatten niet, maar zongen en graasden. Ik had zo’n vertrouwen in de Engel alsof het mijn Vader was, en ik vroeg Hem om één van die schaapjes. Hij zei mij dat ik nog te jong was, maar als ik groot was, dan zou Hij mij er zeer veel geven. (…)
V: Verder weet u zeker niets uit die tijd?
R: Niet veel, dan dat ik soms midden in mijn dartelheid ineens diep treurig kon worden, en dan lang achter elkaar om uitkomst riep, en bij een rots bleef liggen waaruit honing en honingzeem vloeide, waarvan mijn ogen verlicht werden.
Ook was ik eens op een weide. Daar waren herders, die wisten waar het groene gras is. Toen omscheen mij ineens een licht van Boven, dat ging rechtdoor in mijn hart. Het was mij of mijn hoogste goed geheel in dat licht was. Maar dat was alles voorbijgaand, en ik …. de brede weg op! Hoewel, met iets dat diep in mijn hart zat, was ik uit op de eeuwige weg.’
Slot van de preek
Ik moet de verleiding weerstaan om meer te citeren. Het genoemde is onvolledig, maar geeft een beeld van Kohlbrugges originele taalgebruik. Toch wil ik u niet het slot van de preek onthouden, tot opscherping van ons allen:
‘Mijn geliefden! Dit is nu zo iets van de sprake Kanaäns. Die haar niet kan meespreken, ga als een kind in de leer bij de enige Profeet. Die haar veracht, weet toch dat de Vader, Die Zijn kinderen alzo leert spreken, hen zolang ook veracht.
Die haar geleerd heeft, bedenke van Wie hij haar geleerd heeft, opdat hij Hem vreze, en Hem eerbiedig aanbidde. Het spreken evenwel maakt niet zalig, zo het hart er niet bij is. Schibboleth alleen komt over de stroom. Daar heet het: Voorwaarts! haast u, behoud u om uws levens wil. Amen.’
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 2025
De Wachter Sions | 12 Pagina's