Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Verval Van Een Kerk (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Verval Van Een Kerk (III)

8 minuten leestijd

Uit de voorafgaande artikelen heeft de lezer van Ecclesia kunnen opmaken hoezeer het boek Zoeken en Vinden van de emeritus-hoogleraar Berkouwer mij heeft geboeid; ja, meer dan dat: het heeft emotionele herinneringen aan een stuk verleden in mij opgeroepen. Berkouwer schrijft over personen, over ontwikkelingen, over gebeurtenissen, die het leven van mijn ouders, van mijn familie, en (zij het indirect en zijdelings) ook van mij hebben bepaald. Onuitwisbaar zijn voor mij de herinneringen aan de gereformeerde pastorie in Beetgumermolen, in Bunschoten; de herinneringen aan de gereformeerde Kwitang-kerk in Batavia en aan het gereformeerd kerkelijk leven in Schoonhoven en Willige Langerak. Toen kwam de fatale synodale leeruitspraak van Assen. Als kinderen beleefden wij het als een blikseminslag, als een catastrofe, die heel ons leven onzeker maakte. Een breuk in familiale verhoudingen en van oude vriendschapsbanden. Achteraf eraan terugdenkend wordt mijn hart nog altijd vervuld van diep respect voor mijn ouders, speciaal voor mijn moeder die er persoonlijk het meest onder geleden heeft, vanwege de heroïek, de heldhaftigheid, waarmee zij dit kerkelijk leed gedragen en verwerkt hebben Voor het gezin was alles wat zich afspeelde, onbegrijpelijk: Assen, de paradijsslang, het schriftgezag, dominee Geelkerken, broeder Marinus, het waren onheilspellende klanken, waarvan wij de portee met begrepen. Toen ontstond als kerkelijk nooddak het Hersteld Verband, een samenraapsel van kerkelijk ontheemden, van displaced persons, het best te vergelijken met emigranten naar een ander werelddeel. Wie zo iets met meegemaakt heeft, weet met wat het is om zijn kerkelijk dak te verhezen.

Naderhand ben ik gaan inzien, dat wat ik in de jaren van mijn puberteit heb meegemaakt, iets is wat in de geschiedenis zich telkens voordoet. Ik heb er onlangs nog over geschreven naar aanleiding van Kohlbrugge's geschrift: Het lidmaatschap bij de Hervormde Gemeente hier te lande mij willekeurig belet Ook hij heeft het kruis gekend van kerkelijk uitgestoten te zijn. En hetzelfde geldt van de Afgescheidenen. Er ligt iets in van buiten de poort en buiten de legerplaats gezet te zijn (Hebreeen 13).

En nog weer later is heel het kerkelijk vraagstuk met al zijn donkere facetten voor mij tot een bang raadsel geworden, toen ik na de tweede wereldoorlog alle kerkelijke fundamenten en muren in verval zag raken en ineenstorten, zodat eigenlijk nergens meer van een kerkelijk dak gesproken kon worden. Wat is er nog over van het eertijds zo hechte bolwerk van de Gereformeerde Kerken? Wat van het njke Roomse leven? Nog met zo heel lang geleden heb ik in ons blad Ecclesia een boek besproken, dat handelt over de uitholling van de Rooms-Kathoheke Kerk. De titel ervan luidt: Het verraad der clercen. Ik heb er als lector aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen de gevolgen van nabij van gezien De aggiornamento, de aanpassing aan de tijd. Berkouwer weet daar blijkens zijn boek veel van af. Hij heeft als waarnemer het Tweede Vaticaans Concilie meegemaakt. Hij kent Schillebeeckx, kardinaal Alfrink, bisschop Bekkers, de rooms-katholieke dichter Gabriel Smit (zie blz. 165- 167 en 367-417). Maar opnieuw staat Berkouwer daar aan de kant van de triomferende meerderheid waar hij ook altijd gestaan heeft in de Gereformeerde Kerken. Heel opmerkelijk vond ik de uitspraak: "Ik zie Mgr. Bekkers nog voor me in een niet te doven opgewektheid tijdens de samenkomst in het Hollandse gebouw van de bisschoppen en van kardinaal Alfrink. Het was een vrolijke avond, ontspannen en openhartig, zonder al te veel "theologie", en het was de volgende morgen tijdens de concilie-zittingen niet zo gemakkelijk om in de daar weer duidelijke aanwezigheid van de ernst dezelfde mensen te herkennen ". Maar was er besef bij deze prelaten en intellectuelen in hun onstuimige vernieuwingsdrang en met hun anti-autoritaire instelling dat zij bezig waren een Kerk te transformeren tot een denominatie, waarin het eenvoudige, vrome volk niets meer herkent en terugvindt van wat een Kerk kan zijn: "een Gezag van 's Heren wege boven mij" (J.H. Gunning)? En is dat besef er bij Berkouwer ten aanzien van de ontmanteling van de Gereformeerde Kerken sinds ook daar de vernieuwingsdrift en de anti-autoritaire instelling de overhand hebben gekregen? Heeft hij er weet van wat het is om zonder kerkelijk dak te leven? Want zó is toch na de tweede wereldoorlog de situatie geworden: de gelovigen, of het nu Gereformeerden, Rooms-Katholieken of Hervormden zijn, — zij zijn allemaal kerkelijk daklozen geworden. En dat is geen geringe zaak. Wie daar in progressieve geestdrift en anti-autoritaire vrijheidsdrift niet zwaar aan tilt, weet niet wat hij mist. Hij is een moedwillige vagebond geworden, een individualist, die geestelijke wildgroei verkiest boven de inlijving als rank in de wijnstok Christus (Johannes 15).

Nog eens, van enig besef van het kerkelijk vraagstuk met al zijn donkere, verdrietige en ontwrichtende gevolgen merk ik in het boek van Berkouwer zo goed als niets. Waar wel veel nadruk op valt, is de nood der wereld. Een heel hoofdstuk is daaraan gewijd (blz. 150-184). Het is een beklemmend hoofdstuk. Hier merkt men wat Berkouwer het diepst bezighoudt. Uitvoerig komt daar ter sprake het werk van de schrijver Maarten 't Hart, waarin zo navrant, zo schrijnend gesteld wordt dat de taal der feiten niet klopt met het geloof. Uiteraard wordt ook gesproken over Dachau, Bergen-Belsen, Treblinka, aangeduid als de Shoah, de Grote Dood. Hoe staat het dan met God, die de wereld regeert in zijn voorzienigheid? Het verschijnsel van Gods afwezigheid: opmerkelijk dat bijna overal en voor iedereen God afwezig is, op de bergen en in de dalen, in wetenschap en kunst, opvoeding en politiek. Moeten wij niet spreken van godsverduistering? Leven wij niet in een post-theistisch tijdperk?

Inderdaad, in deze beangstigende vragen klopt het hart van Berkouwer's boek: Zoeken en Vinden. Vandaar een uitvoerige bespreking van Barth's leer over de zonde als "das Nichtige; het Nietswaardige". Een uitvoerige bespreking ook van het Waaroml-boek van de Leidse hoogleraar Van de Beek, van Beerling's geruchtmakende geschrift: Niet te geloven. Wijsgerig 116 schaatsen op godgeleerd ijs, waarin de vraag gesteld wordt: "Waarom laat de theologische inlichtingendienst, die toch over veel geheimzinnige gegevens beschikt, op beslissende punten verstek gaan?" Aan het slot van dit lange hoofdstuk over de vragen, waar wij in deze tijd mee geconfronteerd worden; een tijd waarin een afkeer gegroeid is tegen alle autoritaire druk om te geloven, een afkeer om te blijven in de vertrouwde sfeer der traditie zonder innerlijke en existentiële overtuiging, — tot welke slotsom komt Berkouwer? Hij schrijft: "Wij leven in een tijd, waarin we vooral geroepen worden tot eerlijkheid en waarachtigheid in het geloven, zonder oogkleppen die ons tegen de werkelijkheid beschermen De meest indringende vragen die uit onze tijd op ons afkomen, als in menig opzicht onbeantwoorde vragen, herinneren ons eraan dat de Schrift er vol van is, maar dat ze dan tegelijkertijd aan het licht brengt, dat we niet met rust gelaten worden in het zoeken naar het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid, omdat we erin betrokken worden in een altijd weer vernieuwde opdracht om te blijven zoeken, met de belofte van het vinden" (blz. 184). Een soortgelijke uitspraak komen wij tegen aan het slot van het boek: "Ik denk tenslotte aan het veelbesproken woord van Lessing over de voorrang van het zoeken boven het vinden Het is een suggestief woord gebleken in het licht van onze beperktheid, waaraan we — naar Paulus — ook in het geloven niet ontheven zijn. Maar de voorrang van het zoeken wordt ons niet toegestaan, omdat de zin van het zoeken alleen in de gerichtheid op het vinden valt te verstaan Op de weg waarop we zoeken, ook om barrières en misverstanden weg te nemen voor onszelf en voor anderen, is er een vinden van geheel eigen aard: "Aan alles, hoe volkomen ook, heb ik een einde gezien, maar Uw gebod is zeer wijd'' (Psalm 119 : 96)".

De beklemmende vraag van de nood der wereld is de horizon waarbinnen Berkouwer theologiseert. De wijze waarop hij er in dit boek over schrijft laat overduidelijk zien, hoezeer hij zich bij die vraag "betrokken" voelt en er een "altijd weer vernieuwde opdracht" in ervaart. Is het omdat hij de eeuw, waarin hij geboren is en geleefd en gewerkt heeft, als een uitzonderlijk duistere en schrikwekkende eeuw ervaart? Er was immers een overvloed van tranen en bitterheid. Stellig, maar was niet elke eeuw voor wie er zich bij "betrokken" wist, een eeuw van godsverduistering? Weliswaar niet zo massaal en niet in een dergelijke schaalvergroting, maar wezenlijk anders? Ik geloof het niet.

Wat echter wel waar is, is dat er in vroeger eeuwen niet zo over gejammerd en gefilosofeerd werd. De vraag naar de rechtvaardiging van het godsbestuur leefde veel minder. Waaruit is dat te verklaren? Waaruit anders dan dat de gelovige toen minder "in de wereld' leefde en meer "in de kerk". Minder betrokken was bij de vragen van de wereld en meer bij de antwoorden van de kerk. Men denke aan de inzet van de Heidelberger Catechismus: "Wat is uw enige troost in leven en sterven? Dat ik met lichaam en ziel niet mijns, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben ". De hedendaagse mens leeft niet meer in de kerk. Hij is een geestelijk daklo-ze, een vagebond, een avonturier geworden in de huidige wereld. Het is daarom dat de vragen van de wereld hem als direct betrokkene zo aanvliegen. Hij is vervreemd van de kerkelijke geborgenheid, vervreemd van het geloofsbezit der eeuwen, vervreemd van de Confessie. Waaruit blijkt, dat men niet zonder grote geestelijke schade de kerk prijsgeeft aan de vernieuwingsdrift en het schriftgezag aan de anti-autoritaire vrijheidsdrang. Het boek van prof. Berkouwer is er het bewijs van! ,»-^,.,-.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Ecclesia | 8 Pagina's

Het Verval Van Een Kerk (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juli 1990

Ecclesia | 8 Pagina's