De Kerk Bij Kohlbrugge
IV. De namen van de gemeente
2. De gemeente als bruid van het lam
Ook dit is een bijbels beeld voor de Gemeente; het is ontleend aan het Hooglied van Salomo. We treffen hetzelfde beeld ook aan in Psalm 45 en in de Openbaring van Johannes. Juist Psalm 45 heeft bij Kohlbrugge diepe sporen nagelaten. Het was het onderwerp van zijn dissertatie in 1829. Hij legde deze psalm uit met het oog op Christus en Zijn Bruid. De grootmoeder van zijn verloofde had toen tot haar gezegd: "Wanneer hij Christus en Zijn Bruid aldus verdedigt en zich Zijner niet schaamt, dan schaam ik mij ook zijner niet; als hij als doctor terugkomt, dan kun je hem feliciteren en hem zeggen dat je mag trouwen". De eerste preek die Kohlbrugge in 1833 in het Wuppertal (in Gemarke) hield handelde ook over deze psalm.
Eén van de toelichtende vragen bij de Heidelbergse Catechismus luidt: "Waarmede wordt de Kerk in de Heilige Schrift vergeleken?" Het antwoord hierop bestaat uit twee gedeelten; eerst noemt Kohlbrugge een Bruid, maar daarna ook het tegenbeeld: een treurige, verlaten, onvruchtbare vrouw (ontleend aan Jesaja 54). Hiermee tekent Kohlbrugge de verschillende zieletoestanden van de Kerk. Maar, hoewel dit ook een aspect van de Gemeente is, mag men het niet los zien van het eerdergenoemde beeld: de Bruid, de Vrouw van het Lam is tevens het Lichaam van Christus.
Het beeld van het huwelijk ontleent Kohlbrugge aan Efeze 5 : 23-25. Vanuit de vrijwillige liefde van Christus tot Zijn Gemeente worden de mannen aangespoord hun eigen vrouw lief te hebben: "Deze vermaning dient daartoe, dat Christus en Zijn Gemeente gerepresenteerd blijven op aarde, dat Christus verheerlijkt en de Gemeente opgebouwd wordt naar de beloften van het genadeverbond". Kohlbrugge noemt het Bruid-zijn van de Kerk een beeld door de Heilige Geest ingegeven, waarin de vereniging van de verkorenen door de Geest des geloofs met en in Christus tot uitdrukking komt. Uitvoerig komt Kohlbrugge op dit beeld terug in een preek over Hosea 2:19, gehouden op 7 februari 1858 ter gelegenheid van de verloving van de latere Duitse keizer Frederik III met de oudste dochter van Koningin Victoria van Engeland. De verloving is de weg naar het huwelijk, het verloofd-zijn het nog onvolmaakt-zijn; hier klinken duidelijk ook eschatologische noties door. Het onderscheid tussen verloving en huwelijk brengt Kohlbrugge als volgt over: "Eerst wanneer dit sterfelijke, wanneer het verderfelijke afgelegd is, dan komt de huwelijksdag (...); het duurt niet lang meer, dan gaat het ter bruiloft, dan is alles vergeten, alle lijden, alle droefheid (...); dan is het een eeuwig samenzijn bij Hem".
Behalve onder het beeld van de Bruid komt in Psalm 45 de Gemeente ook als de dochter van een Koning naar voren; die Koning is Christus: "De Gemeente van Christus en iedere gelovige ziel in het bijzonder heten Christus' bruid, duive, zuster en dochter (...). O, de Heere weet het: zij was vroeger een dochter des duivels en een bruid der hel (...). Doch toen sloeg het uur der eeuwige liefde (...). En nadat deze uitverkorene alzo in het verbond der genade was opgenomen en door de Geest des geloofs met Christus verenigd, noemde de Geest haar 'de Bruid van Christus' en Christus haar Bruidegom, en begroette Hij haar als des Konings dochter". En even verder in 141 deze preek: "Hier hebben wij de kleding der Gemeente Gods; zij is wit en zwart. Zwart om des lijdens en der beproeving wil; wit omdat zij gewassen en gereinigd is in het bloed des Lams". Het g^at bij Kohlbrugge in de eerste plaats om het persoonlijk heil, om het behoud van de ziel. Niet dat hij daarbij de Gemeente uit het oog verliest. Maar in de verklaring van Psalm 45 zegt hij wel: "Wie is deze Bruid? Het is een arme ziel, en die koningsdochters, dat zijn ook arme zielen (...). In de 45ste Psalm wordt louter over hemelse zaken gezongen (...). Want de Heere Jezus en Zijn waarachtige Gemeente zijn één en niet twee. Wie is dan de Bruid, die hier bedoeld wordt? (...). Geef uw hart aan de Heere Jezus en zeg dan vrijmoedig: die Bruid ben ik!"
Zoals bij alle beelden het geval is, heeft ook dit beeld zijn beperking. Dat wordt door Kohlbrugge ook wel aangegeven. Maar dit beeld wordt gebruikt om duidelijk te maken dat het bestaan van de Gemeente geen vanzelfsprekende zaak is, dat het niet de natuur is die de Bruid verwerft, maar alleen het handelen van de Bruidegom, de genade. De leer van de vrije verkiezing Gods wordt in dit beeld duidelijk geleerd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 september 1990
Ecclesia | 8 Pagina's