Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. H.F. Kohlbrugge en dr. F.W. Krummacher: contact, contrast, conflict (I)

Bekijk het origineel

Dr. H.F. Kohlbrugge en dr. F.W. Krummacher: contact, contrast, conflict (I)

7 minuten leestijd

Tot de predikanten met wie Kohlbrugge tijdens zijn bezoek aan het Wuppertal, in 1833, kennismaakte, behoorde Friedrich Wilhelm Krummacher 1) te Barmen-Gemarke. Meteen na hun eerste ontmoeting stelde deze gevierde prediker zijn kansel voor de gast uit Holland beschikbaar. Kohlbrugge had hoge verwachtingen van hem, maar werd daarin spoedig teleurgesteld. Hij bespeurde bij de meeste predikanten in het Wuppertal, met uitzondering van Gottfried Daniël Krummacher 2) in Elberfeld, een ‘pelagiaanse’ geest. Na een verblijf van een halfjaar keerde Kohlbrugge naar Utrecht terug. Twaalf jaar later vestigde hij zich voorgoed in Elberfeld. Friedrich Wilhelm Krummacher ontving hem met open armen. Weldra gingen hun wegen echter definitief uiteen.

Wuppertal 1833

Enige jaren voordat dr. Hermann Friedrich Kohlbrugge in de zomer van 1833 voor het eerst Elberfeld bezocht, toonde hij al veel belangstelling voor de opwekkingsbeweging in het Wuppertal. Hij zond een brief (in het Latijn) aan de lutherse predikant in Elberfeld, Carl August Döring. Kohlbrugge schrijft onder meer, met een verwijzing naar Hooglied 2: 13, 14: ‘de winter is voorbijgegaan, de lente is gevolgd, de vruchten van de vijgenboom rijpen en in het dal van de Wupper wordt nu de stem van de Vriend vernomen’. Hij zegt verkwikt te zijn door de preken van Wichelhaus 3) over de zendbrieven aan de zeven gemeenten in Asia. Ook is hij ingenomen met de geschriften van de lutherse predikant Sander 4) . Daarna noemt hij de beide Krummachers (Gottfried Daniël en zijn neef Friedrich Wilhelm), ‘een Elia en Elisa in één persoon, een Apollo en Aquila tegelijk’. J.H. Albrecht heeft hun preken al in het Nederlands vertaald. In het boek van F.W. Krummacher over Elia de Tisbiet, vond Kohlbrugge de wegen waarin de Heer hem heeft geleid, op het nauwkeurigst afgeschilderd.

In juni 1833 aanschouwde Kohlbrugge het Wuppertal, door F.W. Krummacher ‘een bedevaartsoord voor talloze vrienden van het Rijk Gods’ genoemd, met eigen ogen. Na de dood van zijn vrouw Cato hadden zijn artsen hem verandering van lucht voorgeschreven en een reis langs de Rijn aangeraden. Met zijn driejarig zoontje Gerrit reisde Kohlbrugge naar Ruhrort. Daar ontmoette hij een lutheraan uit Elberfeld, Nettelbeck geheten, die hem uitnodigde een bezoek aan het Wuppertal te brengen. Op de 26ste juni kwam hij in Elberfeld aan. De volgende dag wandelde hij, met zijn zoontje aan de hand, naar Unterbarmen. In de ‘Farbemühle’ maakte hij kennis met verschillende predikanten, die daar op gezette tijden bijeenkwamen. Met grote hartelijkheid werd hij begroet, vooral door F.W. Krummacher. Diens voorkomendheid ging zo ver, dat hij Kohlbrugge reeds voor de eerstvolgende zondag zijn kansel ter beschikking stelde. Kohlbrugge, die destijds het Duits nog ‘radbraakte’, wees de uitnodiging aanvankelijk af, maar overwon zijn bezwaren toen Krummacher bleef aandringen.

Kohlbrugges verschijning op de kansel van Gemarke maakte grote indruk. Eerst hoorde de gemeente wel vreemd op van de mengeling van ‘verhollandst Duits en verduitst Hollands’. Na enkele minuten waren de kerkgangers echter zó geboeid, dat zij niet langer woorden, maar alleen gedachten hoorden. Het thema van de preek ontleende Kohlbrugge aan zijn lievelingspsalm. Hij sprak naar aanleiding van Psalm 45: 14-16 over de heerlijkheid van de gemeente van Christus. ‘Hoe wonderbaar is toch de getrouwe God in de leiding van Zijn heiligen! Hij maakt hen geheel te niet, opdat Hij alleen in hen groot zij. Hij laat ze alles verliezen, opdat Hij door hen in waarde wordt gehouden. Hij ontneemt hun alles, opdat Hij alles met Zichzelf vergoedt. Het doel kennen wij: het is de verheerlijking van Zijn Naam en onze bevestiging en ons duurzaam geluk in en bij Hem. Hij maakt ons geheel en al lege vaten, om ons alleen uit Zijn volheid geheel te vervullen. Het onze verderft ons en wij verderven onszelf dagelijks. Hij alleen heeft alles welgemaakt, en Hij alleen maakt Zijn volk zalig van hun zonden’.

F.W. Krummacher, die onder het gehoor van Kohlbrugge zat, was zeer onder de indruk van diens prediking. ‘Het was een lust’, schreef hij later, ‘te baden in de frisse golfslag van dit getuigenis van de almachtige genade en van de heerlijkheid van haar eeuwig geborgen kinderen’.

Zestien maal preekte Kohlbrugge, daartoe uitgenodigd door verschillende predikanten, in Barmen, Elberfeld en omstreken. Zijn bekendste preek is die over Rom. 7: 14, gehouden woensdagavond 31 juli 1833 op de kansel van Gottfried Daniël Krummacher in Elberfeld. Hij trok steeds een groot aantal hoorders, zoals blijkt uit een brief, gedateerd 18 augustus 1833, van Lily Pilgeram aan haar zuster Lotte, die met Friedrich Wilhelm Krummacher getrouwd was:

‘Kohlbrugge had altijd een geweldige toeloop, zodat de kerkbestuurders steeds vriendelijke gezichten zetten. Al zijn preken en zijn gehele prediking zijn niets anders dan een verkondiging van de vrije genade en volkomen rechtvaardiging in Jezus Christus. Ja, hij ging de laatste zondag zo ver, dat hij zei dat iedere andere leer, ze mocht met een nog zo dikke christelijke mantel omhangen zijn, een satansleer was, want ze versmalde de verdienste van Jezus Christus. Dit herhaalde hij meermalen. Hij wees onder andere ook op zijn dierbaar vaderland, waar ze de leer van de vrije genade niet wilden aannemen, en waar Gods wrekende hand opnieuw zo voelbaar was, dat in 30 dagen tijds 800 mensen aan de tering stierven. Hij maakte de Wuppertalers erop attent dat ze zich er niet op moesten beroemen dat Gods toorn hen had verschoond, want als de Heer hier al een groot volk heeft, ook de Antichrist sluipt hier rond, zoals hij met eigen ogen had gezien’.

Tussen de regels door is te lezen dat de briefschrijfster zich nogal geraakt voelde door Kohlbrugges vermanende woorden.

Ondanks de eerste diepe indruk die zijn preken maakten, gingen al spoedig stemmen op, dat de gastprediker ‘maar één snaar op zijn instrument’ had. Zijn prediking lokte steeds meer tegenspraak uit. Menigeen verweet hem dat hij niet de gehele Raad Gods tot zaligheid van zondaren verkondigde. Kohlbrugge reageerde hierop geprikkeld. Volgens F.W. Krummacher was deze reactie niet verstandig en had Kohlbrugge beter kunnen proberen, het misverstand over bepaalde uitdrukkingen in zijn preken uit de weg te ruimen. Maar in plaats daarvan ging hij met sommige uitspraken rakelings langs de grenzen van het antinomisme. Ook had hij een predikant, die zijns inziens teveel nadruk legde op het woord van Jacobus, dat geloof zonder werken een dood geloof is, een ‘dwaalleraar’ genoemd. Door zulke opmerkingen had Kohlbrugge het volgens Krummacher aan zichzelf te wijten dat het hem in 1834 van overheidswege werd verboden, in de Rijnprovincie te preken. Volgens Kohlbrugge was de werkelijke reden van het preekverbod, dat hij zich tegen de voorgenomen ‘Union” van gereformeerde en lutherse kerken had uitgesproken. Intussen was hij begin januari 1834 uit Elberfeld vertrokken en naar Utrecht teruggekeerd.


1) Friedrich Wilhelm Krummacher werd op 28 januari 1796 te Mörs aan de Rijn geboren. Hij bezocht het gymnasium te Duisburg, later in Bernburg, waar zijn vader, Friedrich Adolf Krummacher (1767-1845), inmiddels superintendent en hoofdpredikant geworden was. Na zijn studie theologie te Halle en te Jena werd F.W. Krummacher in 1819 hulpprediker van de Reformierte Gemeinde in Frankfurt a/d Main. In 1823 werd hij predikant in Ruhrort. Van 1825 tot 1834 stond hij in Barmen-Gemarke. In 1834 vertrok hij naar het naburige Elberfeld, waar hij één van de ambtgenoten van zijn oom Gottfried Daniël Krummacher werd. Daar bleef hij tot 1847, toen hij naar Berlijn vertrok. In 1853 werd hij benoemd tot hofprediker in Potsdam. Hier overleed hij op 10 december 1868.

2) Gottfried Daniël Krummacher (1774-1837) werd in 1798 predikant in Baerl, van 1801 tot 1816 stond hij in Wülfrath en van 1816 tot 1837 in Elberfeld.

3) Johannes Wichelhaus sr. (1794-1874), leerling van Gottfried Daniel Krummacher, was achtereenvolgens predikant te Mettmann (intrede 1816), Elberfeld (1823) en Bonn (1834).

4) Immanuel Friedrich Sander (1797-1859) stond als luthers predikant achtereenvolgens in Barmen-Wichlinghausen (1822-’38), Elberfeld (1838-’54) en Wittenberg (1854-’59). In 1817 publiceerde hij Jehova Tsidkenu, een geschrift over de geloofs- en strijdkracht der Kerkhervormers. Het boekje werd in 1832 door Kohlbrugge in het Nederlands vertaald en, van enige aantekeningen voorzien, uitgegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 2006

Ecclesia | 8 Pagina's

Dr. H.F. Kohlbrugge en dr. F.W. Krummacher: contact, contrast, conflict (I)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 januari 2006

Ecclesia | 8 Pagina's